Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 26 april 2021 in de zaak tussen
[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
.
Rechtbank Midden-Nederland
In deze zaak heeft eiseres beroep ingesteld tegen een besluit van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) waarin haar WIA-uitkering werd vastgesteld op basis van een arbeidsongeschiktheidspercentage van 43,27%. Eiseres was van mening dat haar beperkingen niet correct waren vastgesteld en dat haar klachten, waaronder fibromyalgie en andere medische aandoeningen, onvoldoende waren meegenomen in de beoordeling. De rechtbank heeft op 26 april 2021 uitspraak gedaan in deze zaak, waarbij het beroep van eiseres ongegrond werd verklaard.
De rechtbank overwoog dat het UWV op zorgvuldige wijze tot zijn besluit was gekomen, gebaseerd op rapportages van verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen. Eiseres had onvoldoende bewijs geleverd dat de vastgestelde beperkingen onjuist waren. De rechtbank benadrukte dat het aan eiseres was om aan te tonen dat de rapportages niet op zorgvuldige wijze tot stand waren gekomen of dat er tegenstrijdigheden in zaten. De rechtbank concludeerde dat de medische beoordeling van het UWV niet onjuist was en dat de aangenomen beperkingen adequaat waren vastgesteld.
De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en gaf aan dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gemaakt en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Centrale Raad van Beroep.