ECLI:NL:RBMNE:2021:203

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
26 januari 2021
Publicatiedatum
26 januari 2021
Zaaknummer
16/057551-19(P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in hennepteeltzaak wegens onvoldoende bewijs voor opzet en medeplichtigheid

Op 26 januari 2021 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van het opzettelijk telen, bereiden, bewerken, verwerken of aanwezig hebben van hennep. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs was om de verdachte schuldig te verklaren. De rechtbank concludeerde dat er geen bewijs was voor opzet bij de teelt van hennepplanten, noch voor medeplichtigheid aan de teelt door het ter beschikking stellen van een pand aan een medeverdachte. De verdachte werd vrijgesproken van zowel het primair als het subsidiair ten laste gelegde feit. De zaak werd behandeld in een meervoudige kamer, waarbij de rechtbank kennisnam van de vordering van de officier van justitie en de verdediging van de verdachte. De rechtbank heeft de zittingen gehouden op verschillende data, waarbij de laatste zitting op 12 januari 2021 plaatsvond. De uitspraak werd gedaan in het openbaar, waarbij de rechters en de griffier aanwezig waren. De rechtbank heeft de tenlastelegging als bijlage aan het vonnis gehecht, waarin de details van de beschuldigingen zijn opgenomen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/057551-19(P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 26 januari 2021
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1984] te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] te [woonplaats] ,
hierna: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 3 september 2019, 20 november 2019, 19 maart 2020, 23 juni 2020, 22 september 2020 en 12 januari 2021.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van de officier van justitie mr. W.B. Gaasbeek en van hetgeen mr. M.G.M. Frerix, advocaat te Ede, namens verdachte, naar voren heeft gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is op de zitting van 12 januari 2021 gewijzigd. De gewijzigde tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt erop neer dat verdachte:
Feit 1 primair :
in de periode van 19 januari 2018 tot en met 30 maart 2018 te Veenendaal in een pand aan de [adres] samen met anderen of alleen opzettelijk 261 hennepplanten heeft geteeld, bewerkt, verwerkt en/of bereid, of in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad;
Feit 1 subsidiair:
in de periode van 19 januari 2018 tot en met 30 maart 2018 medeplichtig is geweest aan het opzettelijk telen, bewerken, verwerken en/of bereiden of in elk geval het opzettelijk aanwezig hebben van 261 hennepplanten in een pand aan de [adres] te Veenendaal, door dat pand ter beschikking te stellen aan [medevedachte] voor de teelt van hennepplanten.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.VRIJSPRAAK

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte vrij te spreken van het onder primair ten laste gelegde medeplegen van het telen van hennepplanten. Het onder primair ten laste gelegde medeplegen van het aanwezig hebben van hennepplanten acht de officier van justitie wel wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft integrale vrijspraak bepleit.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte opzettelijk hennep heeft geteeld, bereid, bewerkt, verwerkt of aanwezig heeft gehad. Daarvoor is onvoldoende bewijs in het dossier. De rechtbank overweegt dat ook het medeplegen niet bewezen kan worden omdat het dossier onvoldoende bewijs bevat voor een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en [medevedachte] . De rechtbank zal verdachte daarom van het primair ten laste gelegde feit vrijspreken.
Voorts is de rechtbank van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte medeplichtig is geweest aan het telen, bereiden, bewerken, verwerken of aanwezig hebben van hennep, omdat niet is gebleken dat verdachte aan [medevedachte] het pand aan de [adres] te Veenendaal ter beschikking heeft gesteld voor de teelt van hennep. De rechtbank zal verdachte daarom ook van het subsidiair ten laste gelegde feit vrijspreken.

5.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het primair en subsidiair ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door mr. D. Riani el Achhab, voorzitter, mrs. E.W.A. Vonk en N.P.J. Janssens, rechters, in tegenwoordigheid van mr. V. Soeteman, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 26 januari 2021.
Mr. Riani el Achhab en mr Janssens zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
zij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 19 januari 2018 tot en met 30
maart 2018 te Veenendaal tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
(telkens) opzettelijk heeft geteeld, bereid, bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk
aanwezig heeft gehad (
in een pand aan de [adres]) een hoeveelheid van (in
totaal) ongeveer 261, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
(Artikel art 3 ahf/ond C Opiumwet, art 11 lid 2 Opiumwet, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht, art 3 ahf/ond B Opiumwet)
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen
leiden:
[medevedachte] op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 19 januari 2018 tot en met 30 maart 2018 te Veenendaal (telkens) opzettelijk heeft geteeld, bereid, bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft/hebben gehad (
in een pand aan de [adres]) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 261, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, tot en/of bij het plegen van welk(e) misdrijf/misdrijven verdachte in of omstreeks 19 januari 2018 tot en met 30 maart 2018 te Veenendaal, meermalen, althans eenmaal (telkens) opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest, door aan die [medevedachte] voornoemd pand voor de teelt/het kweken van hennepplanten ter beschikking te stellen;
(Artikel art 3 ahf/ond C Opiumwet, art 11 lid 2 Opiumwet, art 48 ahf/sub 1 Wetboek van
Strafrecht, art 48 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht, art 3 ahf/ond B Opiumwet)