ECLI:NL:RBMNE:2021:2029
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het beroep wegens ontbreken van beroepsgronden
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland op 11 mei 2021, hebben eisers op 11 september 2020 beroep ingesteld tegen een besluit van een onbekende verweerder. De rechtbank heeft besloten om partijen niet uit te nodigen voor een zitting, omdat dit in deze specifieke zaak niet noodzakelijk werd geacht. De rechtbank heeft vastgesteld dat het beroepschrift niet voldeed aan de wettelijke eisen, waardoor een inhoudelijke behandeling van de zaak niet mogelijk was. Volgens artikel 6:5 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) dient een appellant duidelijk te maken waarom hij het niet eens is met het besluit en dit te onderbouwen met beroepsgronden. Het niet voldoen aan deze eis leidt tot niet-ontvankelijkheid van het beroep, tenzij er geldige redenen zijn voor het ontbreken van beroepsgronden.
De rechtbank heeft op 12 januari 2021 een aangetekende brief naar eisers gestuurd, waarin hen werd verzocht binnen vier weken hun beroepsgronden aan te geven. Aangezien eisers niet op deze brief hebben gereageerd, heeft de rechtbank geconcludeerd dat het beroep niet inhoudelijk kan worden behandeld. De rechtbank heeft daarom het beroep kennelijk niet-ontvankelijk verklaard op basis van artikel 8:54 Awb. Tevens is er geen recht op vergoeding van proceskosten toegekend aan eisers.
De uitspraak is gedaan door rechter mr. R.C. Stijnen, in aanwezigheid van griffier O. Asafiati, en is openbaar uitgesproken op 11 mei 2021. De beslissing zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.