ECLI:NL:RBMNE:2021:1997

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
10 mei 2021
Publicatiedatum
12 mei 2021
Zaaknummer
UTR 21/1290
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening inzake omgevingsvergunning voor het kappen van bomen

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 10 mei 2021 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoekers hebben bezwaar gemaakt tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrechtse Heuvelrug, dat op 2 maart 2021 een omgevingsvergunning heeft verleend voor het kappen van bomen op een perceel in [plaats]. De verzoekers vroegen de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening, omdat zij van mening waren dat het besluit onrechtmatig was en dat er sprake was van spoedeisend belang.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek afgewezen. Hij oordeelde dat er geen spoedeisend belang was, omdat vergunninghoudster had verklaard dat er geen kapwerkzaamheden zouden plaatsvinden totdat er een beslissing op het bezwaarschrift was genomen. Daarnaast was er geen sprake van evident onrechtmatigheid van het bestreden besluit. De voorzieningenrechter concludeerde dat zonder diepgaand onderzoek niet kon worden vastgesteld dat het standpunt van verweerder onjuist was en dat het besluit in stand zou blijven.

De voorzieningenrechter merkte op dat verzoekers opnieuw een verzoek om voorlopige voorziening konden indienen als vergunninghoudster toch zou overgaan tot kappen voordat er een beslissing op het bezwaarschrift was genomen. De uitspraak werd gedaan door mr. K. de Meulder, in aanwezigheid van griffier S.C.J. van der Hoorn, en is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21/1290

uitspraak van de voorzieningenrechter van 10 mei 2021 in de zaak tussen

[verzoekers] , te [plaats] , verzoekers

en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrechtse Heuvelrug, verweerder
Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen:
[derde belanghebbende] ,te [plaats] , vergunninghoudster.

Inleiding

Met het besluit van 2 maart 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan vergunninghoudster een omgevingsvergunning verleend voor het kappen van bomen op het perceel [adres] in [plaats] . Verzoekers hebben tegen dit besluit bezwaar gemaakt en de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.

Overwegingen

1. De voorzieningenrechter doet op grond van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.
2. De voorzieningenrechter zal het verzoek afwijzen, omdat het kennelijk ongegrond is. Hieronder zal hij uitleggen waarom
3. Op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Awb treft de voorzieningenrechter alleen een voorlopige voorziening als ‘onverwijlde spoed’ dat vereist. Het verzoek om voorlopige voorziening is ingediend hangende de bezwaarprocedure. Vergunninghoudster heeft schriftelijk verklaard dat geen kapwerkzaamheden zullen worden verricht totdat verweerder op het bezwaarschrift heeft beslist. Gelet hierop is de voorzieningenrechter van oordeel dat verzoekers geen spoedeisend belang hebben bij de beoordeling van hun verzoek.
4. Bij het ontbreken van spoedeisend belang, kan alleen een voorlopige voorziening worden getroffen als het bestreden besluit evident onrechtmatig is. Met evident onrechtmatig wordt bedoeld dat zonder diepgaand onderzoek naar de relevante feiten en/of het recht zeer ernstig moet worden betwijfeld of het door verweerder ingenomen standpunt juist is en of het besluit uiteindelijk in stand zal blijven. De voorzieningenrechter ziet op basis van de stukken geen aanleiding om te oordelen dat het bestreden besluit evident onrechtmatig is.
5. Uit het voorgaande volgt dat geen sprake is van een spoedeisend belang en ook niet dat het bestreden besluit evident onrechtmatig is. Gelet hierop ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding de belangenafweging in het voordeel van verzoekers te laten uitvallen.
6. De voorzieningenrechter wijst het verzoek dus af. Voor een proceskostenveroordeling bestaat daarom geen aanleiding.
7. Tot slot merkt de voorzieningenrechter op dat verzoekers opnieuw een verzoek om voorlopige voorziening kunnen indienen, als vergunninghoudster ondanks de toezegging toch vergunningplichtige bomen op het perceel gaat kappen voordat een beslissing op het bezwaarschrift is genomen. Dit geldt ook als verzoekers het niet eens zijn met de uitkomst van de bezwaarprocedure en tegen de beslissing op bezwaar beroep in stellen.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K. de Meulder, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van S.C.J. van der Hoorn, griffier
.De beslissing is uitgesproken op 10 mei 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl
de griffier is verhinderd om
de uitspraak te ondertekenen
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.