In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 10 mei 2021 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoekers hebben bezwaar gemaakt tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrechtse Heuvelrug, dat op 2 maart 2021 een omgevingsvergunning heeft verleend voor het kappen van bomen op een perceel in [plaats]. De verzoekers vroegen de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening, omdat zij van mening waren dat het besluit onrechtmatig was en dat er sprake was van spoedeisend belang.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek afgewezen. Hij oordeelde dat er geen spoedeisend belang was, omdat vergunninghoudster had verklaard dat er geen kapwerkzaamheden zouden plaatsvinden totdat er een beslissing op het bezwaarschrift was genomen. Daarnaast was er geen sprake van evident onrechtmatigheid van het bestreden besluit. De voorzieningenrechter concludeerde dat zonder diepgaand onderzoek niet kon worden vastgesteld dat het standpunt van verweerder onjuist was en dat het besluit in stand zou blijven.
De voorzieningenrechter merkte op dat verzoekers opnieuw een verzoek om voorlopige voorziening konden indienen als vergunninghoudster toch zou overgaan tot kappen voordat er een beslissing op het bezwaarschrift was genomen. De uitspraak werd gedaan door mr. K. de Meulder, in aanwezigheid van griffier S.C.J. van der Hoorn, en is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.