ECLI:NL:RBMNE:2021:1992

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
12 mei 2021
Publicatiedatum
12 mei 2021
Zaaknummer
16.010132.20 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het (mede)plegen van meerdere bedreigingen en (poging) brandstichtingen met toepassing van schakelbewijs

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 12 mei 2021 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van meerdere bedreigingen en brandstichtingen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op verschillende data, te weten 9, 11, 13 en 20 december 2019, samen met anderen betrokken was bij het bedreigen van slachtoffers en het opzettelijk in brand steken van eigendommen. De bedreigingen werden gedaan via dreigbrieven, waarin werd gewaarschuwd dat er 'ergere consequenties' zouden volgen als niet aan bepaalde verplichtingen werd voldaan. De rechtbank heeft de feiten bewezen verklaard op basis van schakelbewijs, waarbij de betrokkenheid van de verdachte bij de brandstichtingen werd aangetoond door zijn aanwezigheid op de plaats delict en het gebruik van zijn bankpas voor het tanken van brandstof kort voor de branden. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf jaar, met aftrek van voorarrest. De rechtbank heeft ook de vorderingen van benadeelde partijen toegewezen, die schadevergoeding eisten voor de geleden schade door de brandstichtingen en bedreigingen. De rechtbank heeft de ernst van de feiten benadrukt, vooral gezien het gevaar dat de brandstichtingen voor de slachtoffers en hun omgeving met zich meebrachten.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16.010132.20 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 12 mei 2021
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1991] te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de Basisregistratie personen op het adres
[adres] te [woonplaats] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 9 april 2020, 10 juni 2020, 27 augustus 2020 en 13 april 2021 (inhoudelijke behandeling) en 29 april 2021 (sluiting van het onderzoek).
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. J.R.F. Esbir Wildeman en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. J.P.W. Nijboer, advocaat te Utrecht, alsmede de benadeelde partijen [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] en hun raadsvrouw mr. F.A. ten Berge, advocaat te Utrecht en benadeelde partij [benadeelde 1] , naar voren hebben gebracht. De rechtbank heeft tevens kennisgenomen van hetgeen namens benadeelde partij [slachtoffer 4] naar voren is gebracht door mr. F.A. ten Berge.
Ook heeft de rechtbank kennisgenomen van hetgeen namens benadeelde partijen [slachtoffer 5] en [slachtoffer 6] naar voren is gebracht door mr. R. Spoelstra, advocaat te Leeuwarden en A. Oosterhof, casemanager.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
1
op 9 december 2019 te [woonplaats] , samen met anderen, [slachtoffer 1] heeft bedreigd door middel van een dreigbrief;
2
op 9 december 2019 te [woonplaats] , samen met anderen, brand heeft gesticht aan de carport bij de woning aan de [adres] en/of aan de daar geparkeerde auto’s, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten was;
3
Op 11 december 2019 te [woonplaats] , samen met anderen, brand heeft gesticht bij de [adres] , terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de aanwezige bewoner en aanwezige bewoners van naastgelegen woningen te duchten was;
4
op 13 december 2019 te [woonplaats] , samen met anderen, een poging heeft gedaan tot brandstichting in de woning [adres] , terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de aanwezige bewoners te duchten was;
5
op 20 december 2019 te [woonplaats] , samen met anderen, [slachtoffer 5] en [slachtoffer 6] heeft bedreigd door middel van een dreigbrief waarbij een kogel was gevoegd;
6
op 20 december 2019 te [woonplaats] , samen met anderen, brand heeft gesticht aan de heg en/of schutting behorende bij de woningen aan de [adres] , terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten was.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging. Dat betekent dat de rechtbank deze strafzaak inhoudelijk kan beoordelen.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht alle tenlastegelegde feiten wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van alle tenlastegelegde feiten.
Ten aanzien van het onder 1 en 2 tenlastegelegde is aangevoerd dat verdachte geen opzet had. Subsidiair is aangevoerd dat verdachte zich door het typen van de brief in opdracht van medeverdachte [medeverdachte 1] hooguit schuldig heeft gemaakt aan medeplichtigheid bij bedreiging, hetgeen niet ten laste is gelegd. Verder moet de brief los van de onder 2 tenlastegelegde brandstichting worden gezien. Er kan niet zonder meer van worden uitgegaan dat de bezorger van de brief ook verantwoordelijk is voor de brand. Dat de brief voorafgaand aan de brand is bezorgd staat niet vast en in de brief wordt niet verwezen naar de brand. Uit het technisch onderzoek blijkt bovendien niet dat brand is gesticht. Er zijn geen sporen van brandbaar materiaal aangetroffen en een technische oorzaak van de brand kan niet worden uitgesloten. Dat met de bankpas van verdachte kort voor de brandstichting een kleine hoeveelheid brandstof is getankt is onvoldoende bewijs voor zijn betrokkenheid bij de brandstichting.
Ook ten aanzien van het onder 3 tenlastegelegde is aangevoerd dat er onvoldoende bewijs is voor betrokkenheid van verdachte. Zo is op de fakkel die op de plaats delict is aangetroffen geen DNA-spoor achtergebleven en is niet gebleken dat de fakkel identiek is aan de fakkels die verdachte bij de Action heeft gekocht. Dat met de bankpas van verdachte benzine is getankt langs de A6 bij Lelystad betekent niet dat verdachte betrokken is geweest bij de brandstichting in [woonplaats] .
Ten aanzien van het onder 4 tenlastegelegde is aangevoerd dat verdachte niet in [woonplaats] is geweest en dat er op de plaats delict geen sporen zijn aangetroffen die wijzen op zijn aanwezigheid. Verdachte is na het tanken van benzine thuis afgezet en heeft zijn auto uitgeleend. Ook hierbij is weer niet gebleken dat de fakkel die op de plaats delict is achtergebleven identiek is aan de fakkels die verdachte bij Action heeft gekocht. Daarnaast volgt uit de bevindingen van het NFI niet dat vast staat dat de brandstof die op de plaats delict is achtergebleven dezelfde herkomst heeft als de dampdruppels uit de jerrycan met benzine die bij verdachte thuis is aangetroffen. Verder is nog door de verdediging de vraag opgeworpen of er wel sprake is geweest van een poging tot brandstichting omdat de fakkel nog buiten lag.
Ten aanzien van het onder 5 tenlastegelegde is aangevoerd dat verdachte zich door het typen van de brief in opdracht van medeverdachte [medeverdachte 1] hooguit schuldig heeft gemaakt aan medeplichtigheid bij bedreiging, hetgeen niet ten laste is gelegd. Niet is gebleken dat verdachte ervan op de hoogte was dat de brief, vergezeld van een kogel, in [woonplaats] zou worden bezorgd.
Met betrekking tot feit 6 is aangevoerd dat de herkenningen op basis van de camerabeelden onbetrouwbaar zijn.
Meer in het algemeen is ten aanzien van alle feiten betoogd dat [slachtoffer 5] vele vijanden heeft en dat daarom anderen dan verdachte en medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] verantwoordelijk kunnen zijn voor de gepleegde feiten.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen [1]
Op grond van onderstaande bewijsmiddelen komt de rechtbank tot een bewezenverklaring van de feiten 1 tot en met 6. De rechtbank heeft voor de overzichtelijkheid van het vonnis de bewijsmiddelen per feit opgenomen. Onderdelen van de bewijsmiddelen zijn in de vorm van schakelbewijs gebruikt als bewijsmiddel voor de andere feiten. In de bewijsoverwegingen zal hier nader op in worden gegaan. Allereerst wordt aangevangen met een (algemene) uiteenzetting van de aanleiding van de feiten en de contacten die onderling tussen de medeverdachten hebben plaatsgevonden. Deze uiteenzetting is relevant voor alle ten laste gelegde feiten.
Ten aanzien van feiten 1 tot en met 6
De aanleiding: conflict tussen medeverdachte [medeverdachte 2] en [slachtoffer 5]
Uit het dossier komt naar voren dat medeverdachte [medeverdachte 2] (hierna: [medeverdachte 2] ) een zakelijk conflict heeft met [slachtoffer 5] .
In 2012 heeft [medeverdachte 2] een lening aangevraagd bij het bedrijf [bedrijf 1] van [slachtoffer 5] . Getuige [getuige 1] , eigenaar van een incassobureau, heeft verklaard dat [medeverdachte 2] via een ingewikkelde en ongebruikelijke constructie met een Zwitsers bedrijf van [slachtoffer 5] aan waardepapieren kon komen waarmee hij een lening van 3 tot 5 miljoen zou kunnen afsluiten. [medeverdachte 2] heeft een bedrag van ruim € 150.000 betaald om deze financiering te kunnen krijgen maar er zijn geen waardepapieren gekocht en geleverd. Het bedrag dat [medeverdachte 2] aan [slachtoffer 5] heeft betaald, heeft hij nooit terug gekregen. [2]
Op 25 februari 2020 is op de achterbank van het voertuig van [medeverdachte 2] onder meer een dossier aangetroffen met de tekst “ [bedrijf 2] ”. Dit is het bedrijf van [slachtoffer 5] . Het dossier is voorzien van een handgeschreven gele post-it sticker waarop staat vermeld:
Inleg 2012 € 195.550,-
Rente, kosten, ellende etc 2018 € 500.000,-
De totale vordering op [bedrijf 2] bedraagt volgens dit dossier € 695.550,-.In het dossier worden de personalia van de heer [slachtoffer 5] en zijn echtgenote mevrouw [slachtoffer 6] vermeld. Tevens worden hun telefoonnummers en woonadres in [woonplaats] vermeld. Verder zijn personalia en adresgegevens van de dochter van de heer [slachtoffer 5] , [slachtoffer 1] , in [woonplaats] vermeld. [3]
In april 2019 heeft [medeverdachte 2] zich gewend tot getuige [getuige 2] , eigenaar van incassobureau [incassobureau] BV, voor een incasso op [slachtoffer 5] . [4] Er is door [incassobureau] een brief gestuurd aan [slachtoffer 5] met daarin een aanmaning tot het betalen van een bedrag van € 703.286,17. [5] [getuige 2] heeft [medeverdachte 2] ermee geconfronteerd dat het incassodossier niet haalbaar was. [medeverdachte 2] heeft toen aangegeven dat hij wilde dat er heel veel druk op gelegd werd. Het ging specifiek om het onder druk zetten van de dochter van [slachtoffer 5] , [slachtoffer 1] . Er is tussen hen gesproken over ontvoering van [slachtoffer 1] . Op 6 november 2019 heeft [getuige 2] aan [medeverdachte 2] laten weten dat hij zaken die ‘meer dan maatschappelijk acceptabele druk’ nodig hebben’ niet zal uitvoeren en hij heeft toen het contact met [medeverdachte 2] beëindigd. [6]
Uit chatgesprekken tussen [getuige 2] en [medeverdachte 2] volgt het volgende:
[medeverdachte 2] , 7-6-2019: “Hij heeft van 4 man geld gepakt en voor niemand iets geregeld. En het is nu tijd om af te rekenen.” “Kan je zo meerdere referentie adressen geven om te checke wie [slachtoffer 5] is.” “De enigste gevoelige snaar is, [woonplaats] !!” “Hij heeft geld gepakt, en nu moet het terug. Its pay time.” “… ga geen jaren procederen.”
[medeverdachte 2] , 29-6-2019: “… die auwe gaat liever dood dan van zijn poen af.”
[getuige 2] , 29-6-2019: “Ja dat geloof ik best maar ik vertrouw op een zwakke plek.” (…)
[medeverdachte 2] , 29-6-2019: “Ik denk dat meenemen het beste is”. “Dan weet hij meteen dat het serieus is.” (…)
[getuige 2] , 17-7-2019: “Volgende week woensdag mag dochterlief mee.”
[medeverdachte 2] , 17-7-2019: “Dat is goed nieuws. ”
[getuige 2] , 6-11-2019: “De zaken die meer dan maatschappelijk acceptabele druk nodig hebben om tot betaling te bewegen zullen wij niet uitvoeren.” [7]
Getuige [getuige 2] heeft tegenover de rechter-commissaris onder meer het volgende verklaard:
“Ik ben bij [medeverdachte 2] thuis geweest. Hij had een vordering die wilde hij geïncasseerd hebben. Ik heb een heel pakket gekregen. Veel stukken op basis waarvan het bedrag is opgebouwd. [8] Er zaten allerlei foto’s tussen van [slachtoffer 5] . Dat is niet gebruikelijk. Hij had al een heel dossier klaar gemaakt en dat heeft hij in zijn geheel aan mij overhandigd. [9] Een legale incasso was zeker de insteek in eerste instantie. Je moet een partij hebben op wie je kunt verhalen. Dat was een probleem en dat is met [medeverdachte 2] besproken. [10] Hij heeft gezegd dat ze meer onder druk gezet moesten worden. Er is wel wat besproken over ontvoering, dat dat mogelijk de enige optie was om druk te zetten. Dat zou gaan om zijn dochter. Er zijn wel dingen besproken om zoiets te gaan doen. Ik heb hem gebeld dat ik hier niet meer aan mee wilde werken en dat dit mijn grens was. [11] Hij wilde dat er heel veel druk gelegd werd. Het ging specifiek om zijn dochter onder druk te zetten. Als je überhaupt al dat soort dingen bespreekt is het voor mij illegaal terrein. [12]
Contacten tussen medeverdachten [medeverdachte 2] , [medeverdachte 1] en verdachte
Uit onderzoek van de telefoon van verdachte blijkt dat op 1 december 2019 het nummer van medeverdachte [medeverdachte 1] (“ [medeverdachte 1] ”) is opgeslagen. [13] Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft op 26 november 2020 tegenover de rechter-commissaris verklaard dat hij verdachte vier weken voor hij werd opgepakt (op 24 december 2019, toevoeging door de rechtbank) heeft leren kennen. [14] Volgens medeverdachte [medeverdachte 1] heeft hij sinds anderhalve week voor kerst bij [verdachte] (verdachte) verbleven. [15]
Uit onderzoek van de telefoon van medeverdachte [medeverdachte 2] blijkt onder meer de volgende berichtenwisseling op 29 november 2019 en 30 november 2019 tussen medeverdachte [medeverdachte 2] en medeverdachte [medeverdachte 1] :
[medeverdachte 1] : Ik weet wel iemand
Alleen beloning als die met geld terugkomt
[medeverdachte 2] : Jij snapt hem
[medeverdachte 2] : Regel maar een afspraak, dan gaan we in gesprek,
Moeten wel mensen zijn die echt tot gaatje gaan
Hebben er al meer aan gewerkt maar haakte af
Als je mij appt zal ik je vast een document doorsturen
Krijg je een idee van de omvang. [16]
Morgen gas d’r op pik, dat we iets verdienen !!!
[medeverdachte 1] : Ja heb ze al gesproken wij komen sws langs bij jou
We zorgen dat we rond drie uur bij jou zijn.
Ok moet je adres ff geven.
[medeverdachte 2] : [adres] (..) [woonplaats] .
[medeverdachte 1] : Ok ok
Je ziet me morgen. [17]
Uit onderzoek van de telefoon van medeverdachte [medeverdachte 1] blijkt dat het nummer [telefoonnummer] bij hem in gebruik is. Uit de historische verkeersgegevens van dit nummer is gebleken dat op 01-12-2019 om 15.28/15.29 uur de mastlocatie T Mobile- [nummer] locatie [adres] in [woonplaats] aanstraalde. Deze mastlocatie staat in de directe nabijheid van het adres van de medeverdachte [medeverdachte 2] . [18]
Uit onderzoek van de telefoon van medeverdachte [medeverdachte 1] blijkt eveneens de volgende berichtenwisseling op 1 december 2019 tussen 14:07 uur en 14:29 uur tussen verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] :
[medeverdachte 1] : Rij ff langs hem dan [19]
[verdachte] : Ja goed pik [naam] eerst op dan rijden we ff langs hem, hoor je ons zo [20]
staan bij hem voor
[medeverdachte 1] : OK [21]
Uit de verklaringen van verdachte [22] en van medeverdachte [medeverdachte 1] [23] blijkt dat zij samen op 8, 12 en 21 december 2019 in [woonplaats] zijn geweest. Dit wordt bevestigd door onderzoek van (de historische verkeersgegevens van) de telefoon van medeverdachte [medeverdachte 1] . [24]
Ten aanzien van de onder 1 tenlastegelegde bedreiging op 9 december 2019 te [woonplaats]
In de aangifte van [slachtoffer 1] wordt het volgende vermeld, zakelijk weergegeven:
Ik woon in [woonplaats] . Vanmiddag (
de rechtbank begrijpt gelet op de datum van de aangifte: 9 december 2019)zat er in mijn brievenbus één envelop zonder adressering. [25] Ik zag dat in de brief de volgende tekst stond:
"Dit is de eerste en laatste waarschuwing je pa moet aan zijn verplichtingen voldoen. zo niet volgen er ergere consequenties. Dit is pas het begin! Met vriendelijke groet, kusjes. [26]
Verdachte heeft ter zitting onder meer de volgende verklaring afgelegd:
“U houdt mij de aangifte voor. Ik heb die tekst getypt.” [27]
Ten aanzien van de onder 2 tenlastegelegde brandstichting op 9 december 2019 te [woonplaats]
In de aangifte van [slachtoffer 1] wordt het volgende vermeld, zakelijk weergegeven:
Ik woon op de [adres] te [woonplaats] . Vannacht, 9 december 2019, omstreeks 01.30 uur, werd ik gewekt met "Brand". Ik zag dat de carport in brand stond. Ik zag hele hoge vlammen bij de carport en de carportdeur die toegang geeft naar de achtertuin. Ik zag dat mijn auto en ook de auto van mijn man in brand stonden. [28]
Uit onderzoek naar de bankrekening van verdachte blijkt onder meer het volgende:
“Na analyse van de transactiegegevens van bankrekeningnummer [rekeningnummer] op naam van [verdachte] bleek dat op:
- 9 december 2019 te 00.35 uur voor 4.09 euro een geringe hoeveelheid brandstof afgenomen en afgerekend werd met de bankpas van [verdachte] bij de betaalautomaat in Tiel;
(Op 9 december 2019 te 01.23 uur werd brand gemeld in de carport/auto's aan de [adres] in [woonplaats] . De reis met een personenauto van het tankstation Shell Express in Tiel naar [adres] te [woonplaats] is 52.5 kilometer lang en duurt tussen 35 en 45 minuten.) [29]
Uit forensisch onderzoek op [adres] blijkt onder meer het volgende:
“Ik zag dat het een carport betrof geplaatst tussen woning nummer [nummer] en [nummer] . Ik zag dat er twee voertuigen onder het ingestorte dak stonden. Ik zag dat de
dakconstructie van de carport van perceel [nummer] meer verbrand was dan van het
carportdak van perceel [nummer] . [30]
Er zijn twee scenario’s mogelijk.
1: Brandstichting door het bijbrengen van open vuur waardoor de voertuigen zijn gaan branden en de carportconstructie heeft aangetast met vuur.
2: Een technische oorzaak van één van de twee voertuigen waarbij de brand is ontstaan en carport heeft aangetast middels vuur.
Beide scenario’s zijn niet te onderbouwen door aangetroffen sporen, dit mede doordat de brand erg hard heeft gewoed en beide voertuigen totaal uitgebrand waren. Echter heeft gelet op het brandbeeld er zeer waarschijnlijk een hogere vuurbelasting gezeten onder de carport van perceel [nummer] ..
Aanvulling: door de bewoners van perceel [nummer] werd een briefje in de brievenbus aangetroffen met de tekst: “Dit is de eerste en
laatste waarschuwing Je pa moet aan zijn verplichtingen voldoen, zo niet volgen er ergere consequenties. Dit is pas het begin! Met vriendelijke groet, kusjes.” Dit gegeven maakt scenario 1 meer aannemelijk. [31]
Ten aanzien van de onder 3 tenlastegelegde brandstichting op 11 december 2019 te [woonplaats]
In de aangifte wordt onder meer het volgende vermeld:
“Ik woon aan de [adres] te [woonplaats] . Ik werd omstreeks 01.45 uur wakker van een hard geluid beneden. De politie stond aan de deur te bonken. Ik keek uit mijn raam en zag dat het huis nummer 41 in de brand stond. Ik zag dat de voordeur en de pui aan de rechterkant in de brand stond. Deze woning verhuren wij aan vier (4) personen. [32]
In een proces-verbaal van de politie wordt onder meer vermeld:
“Op woensdag 11 december 2019 kreeg ik de melding om te gaan naar de [adres] te [woonplaats] in verband met een woningbrand. In eerste instantie werd op bonken en bellen en dergelijke op nummer [nummer] niet gereageerd. Nadat de brandweer was gearriveerd ging de voordeur ineens open en zag ik door de rook heen een manspersoon komen lopen, hij gaf aan dat hij in orde was. [33]
In een proces-verbaal van de politie wordt onder meer vermeld:
“ Ik vroeg de bewoner van nummer [nummer] naar zijn identiteit en hij gaf op te zijn: [getuige 3] . De man zei dat hij lag te slapen en wakker werd van geluid en rook. [34]
Een verbalisant die de camerabeelden van [adres] te [woonplaats] heeft bekeken heeft onder meer het volgende gerelateerd:
“Ik zag dat op 11 december 2019 om 01:26:15 uur twee manspersonen
aan komen lopen. [35] Persoon B heeft een plastic fles bij zich. Persoon A heeft in zijn linkerhand een fles. Hij begint de flesdop open te draaien. Persoon B heeft een fles en iets wits in zijn handen. [36] Persoon B begint ook de flesdop open te draaien. Persoon A leegt de fles op de grond terwijl persoon B de fles leegt tegen de gevel en voordeur van het pand. Dan loopt persoon B weg waarbij het witte wat hij in zijn handen heeft los rolt, dit lijkt wc-papier of keukenpapier te zijn, hij gooit zijn fles weg. [37] Persoon A steekt iets aan. [38] Binnen een seconde vat het vlam en persoon A rent weg. Om 01:27:13 uur staat de voorgevel van de woning in brand. [39]
Uit forensisch onderzoek op [adres] blijkt onder meer het volgende:

Omschrijving onderzoekslocatie
Ik zag dat rechts naast de voordeur de beplating van de gevel was verwijderd en dat de isolatie erachter zichtbaar was. Ik zag dat de brand de beplating en de aanwezige struiken had beroerd. Ik zag dat links naast de voordeur tegen het grote raam ook een beroeting zichtbaar was, dit was de tweede brandhaard. [40]
Bevindingen
Ik zag onder het woonkamerraam een gedeeltelijk versmolten colafles liggen. Ik zag op het toegangspad onder de bosschages een fakkel liggen. Ik zag dat de voorgevel en bestrating onder het woonkamerraam beroet waren en herkende hierin een zogeheten vloeistofbrandpatroon. Ik zag dat rechts naast de voordeur een brandhaard had gewoed welke een inbranding in de gevel en daarachter gelegen constructie had veroorzaakt. Ik zag dat de bosschages gedeeltelijk verbrand waren. Ik zag dat in de toilet gelegen op de begane grond de brand door was geslagen door het bediening mechanisme. Middels een gasconcentratiemeter werd door mij vastgesteld dat er een brandversnellende vloeistof werd gebruikt, ik rook een benzine geur.
Samenvatting
Gelet op de aangetroffen situatie is brandstichting meest aannemelijk, met gevaar voor personen en goederen. Ten tijde van de brand was in de bovengelegen verhuurkamers een persoon aanwezig, die door de rook en brandhaard naar buiten is gehaald daar er verder geen andere vluchtroutes waren in deze woning doordat de toegangsdeur naar het kantoor afgesloten was. [41]
Uit onderzoek naar de bankrekening van verdachte blijkt onder meer het volgende:
“Na analyse van de transactiegegevens van bankrekeningnummer [rekeningnummer] op naam van [verdachte] bleek dat op:
- 11 december 2019 te 00.50 uur voor 30.01 euro brandstof met de bankpas van [verdachte] werd afgerekend bij het tankstation van Total op de parkeerplaats "Lepelaar" op de A6 te Lelystad in de richting van [woonplaats] .
(Op 11 december te 01.34 uur werd brand gemeld bij de woning van [slachtoffer 5] aan de [adres] of [adres] in [woonplaats] . De reis, met een personenauto, van het tankstation van Total aan de A6 in Lelystad naar de [adres] in [woonplaats] is 39 kilometer lang en duurt 40 minuten). [42]
Ten aanzien van de onder 4 tenlastegelegde poging tot brandstichting op 13 december 2019 te [woonplaats]
In de aangifte door [slachtoffer 1] van 13 december 2019 wordt onder meer het volgende vermeld:
“Vanochtend, op vrijdag 13 december 2019 omstreeks 02.00 uur, is bij ons thuis een ruit van de voordeur ingeslagen en daar zijn twee molotovcocktails door naar binnen gegooid. Er is ook geprobeerd deze molotovcocktails aan te steken. Op de deurmat, direct achter de voordeur, zag ik twee plastic Coca Cola flessen liggen. Ik zag dat daar een heldere vloeistof in zitten. De hal rook sterk naar benzine of een andere brandbare stof. [43]
Getuige [slachtoffer 4] heeft onder meer het volgende verklaard:
“Omstreeks 02:00 uur werd ik wakker van glasgerinkel op de begane grond.
Ik zag dat er een gat in de ruit van de voordeur zat. Ik door het gat twee benen achter de voordeur staan. Ik zag ook een oranje gloed achter de voordeur.
Ik heb de slang van de brandblusser door het gat in de ruit gestoken en de brand bij de voordeur geblust. Ik zag vervolgens dat er twee colaflessen met benzine op de mat lagen. Ik zag dat de benzine er nog uit gulpte. Ik zag toen ik de voordeur opendeed dat er een vuurwerkfakkel voor de deur lag die gebrand had. [44]
In een proces-verbaal van de politie wordt onder meer vermeld:
Ik zag dat de trap naar de bovenverdieping kort op de voordeur zat. Als de flessen benzine waren gaan branden dan wel ontploft waren was de trap in brand gevlogen en hadden de aanwezige bewoners niet meer naar beneden gekund (..). [45]
Uit onderzoek naar de bankrekening van verdachte blijkt onder meer het volgende:
“Na analyse van de transactiegegevens van bankrekeningnummer [rekeningnummer] op naam van [verdachte] bleek dat op:
-13 december 2019 te 00.12 uur voor 4.43 euro brandstof werd afgenomen en afgerekend, met de bankpas van [verdachte] , bij betaalautomaat in Tiel.
Dit tijdstip en het bedrag komen overeen met het tijdstip op de gevorderde camerabeelden van die tankactie en de hoeveelheid brandstof die door [verdachte] op 13 december 00.11.44 uur daadwerkelijk afgenomen werd bij de Shell Express aan de Grotebrugse Grintweg 236 te Tiel.
(Op 13 december 2019 te 02.00 uur werd brand gemeld bij de woning [adres] te [woonplaats] . De reis met een personenauto van het tankstation Shell Express in Tiel naar [adres] te [woonplaats] is 52.5 KM lang en duurt tussen 35 en 45 minuten.) [46]
Verdachte is door de politie geconfronteerd met de beelden van tanken bij Shell te Tiel op 13 december 2019 om 00:11.44 uur. Verdachte heeft daarover het volgende verklaard:
(V = vraag verbalisant
A = antwoord verdachte, toevoeging door de rechtbank)
“Dat is mijn auto en dat ben ik. Ik heb benzine gehaald. [47]
V: Even voor de duidelijkheid: de jerrycan die wij in de schuur hebben aangetroffen is dat de jerrycan waar jullie de bewuste avond mee hebben getankt.
A: Ja dat is de jerrycan. [48]
Medeverdachte [medeverdachte 1] is door de politie geconfronteerd met de beelden van tanken bij Shell te Tiel op 13 december 2019 om 00:11.44 uur. Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft daarover het volgende verklaard:
(V = vraag verbalisant
A = antwoord verdachte, toevoeging door de rechtbank)
“ V: Van wie is die zwarte Volkswagen Golf?
A: Die is van [verdachte]
V: Wie zaten er toen in die auto?
A: Volgens mij alleen ik en Jeff.
V: Wie bestuurde de auto?
A: [verdachte]
V: Wie was de bijrijder? [49]
A: Ik [50]
Uit forensisch onderzoek op [adres] blijkt onder meer het volgende:

Bevindingen
Ik zag aan de voorzijde van de woning een gat in de onderste
ruit van de voordeur. Ik zag dat deze ruit was vernield. Het was van buiten naar binnen gebeurd daar het grootste deel van het glas aan de binnenzijde van de woning lag. Ik zag dat de onderste ruit licht was beroet. Door het gat in de ruit zag ik dat in de hal van de woning twee Coca-Cola flessen lagen. Ik ben de hal van de woning in gegaan en zag dat achter de voordeur twee, voor een deel gevulde, Coca-Cola flessen lagen. In de hal rook ik een sterke petrochemische lucht. Ik vermoedde dat de beiden Coca-Cola flessen waren gevuld met benzine. De doppen van de desbetreffende flessen waren niet aanwezig op de flessen. Tevens lag in de hal achter de voordeur
een rol wc papier. De mat in de hal, achter de voordeur, was doordrenkt met de petrochemische vloeistof.
Tijdens een onderzoek in de voortuin van de woning werd door mij een zwartkleurig dopje aangetroffen. Ik zag dat dit een dopje was dat goed paste bij een van de Coca-Cola flessen die in de woning lagen. Ik heb dit dopje veiliggesteld voor eventueel vervolgonderzoek. Ik zag dat er, ter hoogte van de voordeur van de woning, een gebruikte fakkel lag. Ik zag dat de fakkel had gebrand. Aan de rechterzijde van dit plastic lag een blauwkleurig dopje. [51]
Interpretatie van bevindingen
Gezien mijn bevindingen kan ik niet anders concluderen dat de verdachte(n) de
bedoeling hebben gehad met behulp van een ontbrandbare vloeistof en een ontstoken fakkel brand te stichten in de woning aan de [adres] te [woonplaats] .
Samenvatting
Door een poging te ondernemen brand te stichten in de voornoemde woning is er groot gevaar ontstaan voor personen en/of goederen. Gezien het feit dat er in de woning vier personen aanwezig waren, waarvan er een aantal lagen te slapen, had een geslaagde brandstichting grote gevolge kunnen hebben. Doordat de zoon van de familie de fakkel heeft weten te doven is erger voorkomen.
Sporendragers
Goednummer PL0900-2019372837-2543858
SIN AANA1525NL
Bijzonderheden betreft dop van fles
Goednummer PL0900-2019372837-2546713
SIN AANA1522NL
Bijzonderheden Benzine vanuit coca cola fles
Goednummer PL0900-2019372837-2546714
SIN AANA1521NL [52]
Bijzonderheden Benzine vanuit coca cola fles
Het NFI heeft de benzine uit de colaflessen op de plaats delict vergeleken met de inhoud van de jerrycan die op 14 januari 2020 bij de doorzoeking in de schuur van verdachte is aangetroffen. Uit dit onderzoek door het NFI blijkt onder meer het volgende:
“De benzine AANA1522NL en AANA1521NL is motorbenzine. [53]
Resultaten
Bij de onderlinge vergelijking van de gaschromatografische onderzoeksresultaten
van de jerrycan [AANO5731NL] met die van het vloeistofmonsters [AANA1521NL]
en [AANA1522NL] zijn de volgende waarnemingen gedaan:
- De beide vloeistofmonsters komen op alle onderzochte karakteristieken zeer
goed overeen. [54]
Conclusie
De vloeistofmonsters [AANA1521NL] en [AANA1522NL] zijn beide motorbenzine.
In de jerrycan [AAN05731NL] is geen vloeistof aangetroffen. In de damp in de
jerrycan zijn vluchtige stoffen aangetoond die afkomstig zijn van motorbenzine.
Er is een vergelijkend motorbenzine onderzoek uitgevoerd tussen de motorbenzine
in de jerrycan en de vloeistofmonsters [AANA1521NL] en [AANA1522NL]. De
conclusie van het vergelijkend onderzoek wordt geformuleerd aan de hand van de
volgende hypothesen:
Hypothese 1: Het vloeistofmonster [AANA1521NL]/[AANA1522NL] en de
motorbenzine in de jerrycan [AAN05731NL] hebben een
gezamenlijke herkomst.
Hypothese 2: Het vloeistofmonster [AANA1521NL]/[AANA1522NL] en de
motorbenzine in de jerrycan [AAN05731NL] hebben geen
gezamenlijke herkomst.
Voor beide vloeistofmonsters is de conclusie dat de resultaten van het vergelijkend
onderzoek waarschijnlijker zijn wanneer hypothese 1 waar is dan wanneer
hypothese 2 waar is. [55]
Het NFI heeft de dop die is aangetroffen op de plaats delict onderzocht op DNA. Uit dit onderzoek door het NFI blijkt onder meer het volgende:
“Politie Eenheid Midden-Nederland heeft verzocht om AANA1525NL te onderzoeken op de aanwezigheid van humane biologische sporen en DNA. [56]
Resultaten
- Dop AANA1525NL - DNA mengprofiel van minimaal twee personen - DNA kan afkomstig zijn van [medeverdachte 1] en minimaal één onbekende persoon. [57]
Bewijskracht
Ten behoeve van het berekenen bewijskracht van de overeenkomsten tussen het DNA-profiel van [medeverdachte 1] en DNA-mengprofiel AANA1525NL#01 zijn de volgende aannames gedaan:
- bemonstering AANA1525NL#01 bevat DNA van twee personen;
- de onbekende personen in dit mengsel zijn niet onderling (zie hypothese 2) of aan [medeverdachte 1] (zie hypothese 1) verwant.
Onder deze aannames zijn de resultaten van het DNA-onderzoek beschouwd onder het volgende hypothesepaar:
- Hypothese 1: De bemonstering bevat DNA van [medeverdachte 1] en één willekeurige onbekende persoon.
- Hypothese 2: De bemonstering bevat DNA van twee willekeurige onbekende personen.
Het verkregen DNA-mengprofiel AANA1525NL#0l is meer dan 1 miljard keer waarschijnlijker wanneer hypothese 1 waar is, dan wanneer hypothese 2 waar is. [58]
Een verbalisant heeft over de plaats delict onder meer het volgende gerelateerd:
“Op 13 mei (
de rechtbank begrijpt: 13 december) was ik op [adres] te [woonplaats] . Op deze locatie was voor de tweede keer in één week tijd brand gesticht. Bij de brand op 13 december 2019 hebben de verdachten(n) twee flessen met een vloeistof naar binnen gegooid.
HAL WONING:
Ik zag op de deurmat een natte wc-rol liggen.
GESPREK AANGEVER:
Ik hoorde aangever zeggen dat er in de woning diverse spullen waren achtergebleven die niet van haar of haar gezin waren, onder andere een wc-rol. [59]
Ten aanzien van de onder 5 tenlastegelegde bedreiging op 20 december 2019 te [woonplaats]
In de aangifte van [slachtoffer 5] wordt het volgende vermeld, zakelijk weergegeven:
Ik woon op de [adres] in [woonplaats] . Rond 9 uur (
de rechtbank begrijpt gelet op de datum van aangifte: 20 december 2019)haalde ik de krant uit de brievenbus. Ik zag dat er een envelop in de brievenbus lag. Ik maakte de envelop open. Met het openen viel er een kogel uit. [60]
In de brief, die als bijlage bij het proces-verbaal is gevoegd, staat:
“U heeft al een aantal waarschuwingen gehad. Dit is de enigste en allerlaatste waarschuwing. Om uw verplichtingen te voldoen. Dit is dat u het bedrag van € 700000,- terug moet betalen. Doet u dat niet dan beginnen wij met iedereen om u heen. En u als laatste.” [61]
Verdachte heeft ter zitting onder meer de volgende verklaring afgelegd:
“U houdt mij de brief waarvan aangifte is gedaan voor. Ik heb die tekst getypt.” [62]
Uit camerabeelden blijkt dat op 20 december 2019 omstreeks 01:33:44 uur een brief is bezorgd op [adres] . [63]
Ten aanzien van de onder 6 tenlastegelegde brandstichting op 20 december 2019 te [woonplaats]
In de aangifte van [slachtoffer 6] wordt onder meer het volgende vermeld:
“Vandaag werden wij om ongeveer 01.45 uur wakker, ik zag dat de schutting aan de
achterzijde van onze woning in de brand stond. [64]
Uit onderzoek naar de bankrekening van verdachte blijkt onder meer het volgende:
“Na analyse van de transactiegegevens van bankrekeningnummer [rekeningnummer] op naam van [verdachte] bleek dat op:
- 19 december 2019 te 22.31 uur voor 40.03 euro brandstof is afgenomen en afgerekend met de bankpas van [medeverdachte 1] bij de betaalautomaat te Tiel.
- 19 december 2019 te 22.33 uur voor 7.26 euro brandstof is afgenomen en afgerekend met de bankpas van [verdachte] bij de betaalautomaat te Tiel.
- 20 (
cijfer is handgeschreven, toevoeging door de rechtbank) te 00.15 en 00.17 uur 2 aankopen werden gedaan en afgerekend werden met de bankpas van [medeverdachte 1] , bij het BP tankstation aan de A2 te Beesd (in de richting van Utrecht).
(Op 20 december 2019 om 01.48 uur werd brand gemeld bij de woning aan de [adres] in [woonplaats] . De reis met een personenauto van het tankstation Shell Express in Tiel naar de [adres] in [woonplaats] is 137 KM lang en duurt tussen de 1.10 en 1.40 uur. De reis van het tankstation Shell Express in Tiel naar het BP tankstation aan de A2 is 23 KM lang en duurt tussen de 14 en 20 minuten. De reis van het BP tankstation aan de A2 naar de [adres] in [woonplaats] is 114 KM lang en duurt tussen 1 uur en 1.20 uur). [65]
Uit onderzoek door de politie op de plaats delict blijkt onder meer het volgende:
“Op [adres] te [woonplaats] brandde de schutting in de achtertuin.
Vermoedelijk heeft de dader een vloeistof onder de tuindeur gespoten en deze aangestoken, de brand woedde aan de binnenkant van de tuin. De tuindeur was afgesloten, de dader is niet binnen in de tuin geweest. In de steeg lag een fakkel met verbrandde kruitresten. [66]
Uit camerabeelden van het pad achter [adres] blijkt het volgende:
“Op 20 december om 01:38 uur kwamen drie manspersonen aan lopen. [67]
Persoon A: 2 flessen [68]
Persoon B: 1 fles [69]
De drie personen lopen uit beeld waarna persoon B terugloopt en met zijn rechterhand een fles leeggooit over de schutting. [70] Schijnbaar heeft persoon C de brand ontstoken want wanneer hij wegrent ontstaat er brand. [71]
Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft na het tonen van de camerabeelden verklaard dat hij verdachte herkent als de persoon die aan het gieten is. [72]
Uit het proces-verbaal van bevindingen van het verhoor van [getuige 4] op 24 januari 2020 blijkt onder meer het volgende:
Ik vroeg aan [getuige 4] : “En wie zijn dat?”
Ik hoorde haar zeggen (letterlijke weergave):
“Sowieso de eerste wel [medeverdachte 1] , gok ik. (..)” [73]
Overige bewijsmiddelen ten aanzien van de feiten 1 tot en met 6
Camerabeelden
Een verbalisant die de camerabeelden van de brandstichting op 20 december 2019 heeft bekeken, heeft het volgende gerelateerd:
“Personen B en C herken ik van andere camerabeelden welke gemaakt zijn bij de brandstichting op 11 december om 01:33 uur aan hetzelfde adres, [adres] . [74]
Fakkels
In een proces-verbaal van de politie wordt onder meer vermeld:
“De informatie in het geheugen van de telefoon (
van verdachte, toevoeging rechtbank) werd uitgelezen. Daaruit bleek dat op die telefoon op
10 december 2019 op het internet gezocht was met de zoekterm "Action". Tevens was gezocht met de zoekterm "stadionfakkels".
Op vordering van de officier van justitie werden door de ABN-Amro bank de transactie gegevens van de bankrekening van [verdachte] verstrekt. Daaruit bleek dat op 10 december 2019 voor een totaalbedrag van 13.19 euro artikelen bij de winkel "Action" te Tiel waren gekocht.
Op vordering van de officier werden door de "Action" in Tiel de gegevens van de kassabon met daarop de aangekochte artikelen verstrekt.
Hieruit bleek dat door [verdachte] o.a. 5 stuks schertsvuurwerk (Bengaals vuur) waren aangekocht. [75]
In een proces-verbaal van de doorzoeking van de woning van verdachte wordt onder meer vermeld:
“Op 14 januari 2020 is bij een doorzoeking ter inbeslagneming onder meer aangetroffen: 2x fakkels en 1x jerrycan. [76]
Een verbalisant heeft een vergelijking gemaakt tussen de fakkel aangetroffen bij [adres] in [woonplaats] en de fakkel aangetroffen bij [adres] in [woonplaats] met de fakkels aangetroffen bij de doorzoeking van de woning van verdachte. De verbalisant komt tot de conclusie dat de fakkels hem doen voorkomen als soortgelijk. [77]
Overig onderzoek aan telefoons
Uit onderzoek van de telefoon van verdachte blijkt dat op 20 december 2019 16 websites werden bezocht over branden in [woonplaats] en [woonplaats] . Op 30 december 2019 werden 2 websites bezocht met informatie over de aanhouding van een verdachte voor de branden in [woonplaats] . [78]
Uit onderzoek van de telefoon van medeverdachte [medeverdachte 2] blijkt dat op 9 december 2019 zogenaamde “cookies” zijn geaccepteerd/geplaatst met de naam:
www.nieuwsbode- [woonplaats] .nl. en nieuwsbode- [woonplaats] .nl.
Op 11 en 20 december 2019 bleken de cookies: denoordoostpolder.nl en noordoostpolder.nl
geplaatst/geaccepteerd te zijn.
Op 20 december 2019 bleek tevens de cookie: [woonplaats] .info geplaatst/geaccepteerd te zijn. [79]
Bewijsoverwegingen
Schakelbewijs
Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad (11 januari 2000, NJ 2000, 194) is het gebruik van aan andere bewezen verklaarde, soortgelijke, feiten ten grondslag liggende bewijsmiddelen als ondersteunend schakelbewijs toegelaten. Daarbij moet het gaan om bewijsmateriaal van dat andere feit dat op essentiële punten belangrijke overeenkomsten vertoont met het bewijsmateriaal van de te bewijzen feiten en dat duidt op een specifiek patroon in het gedrag van een verdachte, welk patroon herkenbaar aanwezig is in de voor het te bewijzen feit voorhanden zijnde bewijsmiddelen.
De rechtbank stelt vast dat uit de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen volgt dat er grote overeenkomsten bestaan in de modus operandi ten aanzien van de tenlastegelegde strafbare feiten.
Verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] hebben steeds een bezoek gebracht aan medeverdachte [medeverdachte 2] op de dag voorafgaand aan de tenlastegelegde feiten of de dag daarna. Zoals in de bewijsmiddelen is weergegeven zijn verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] op 1, 8, 12 en 21 december 2019 bij medeverdachte [medeverdachte 2] geweest. De verklaring van medeverdachte [medeverdachte 1] dat in [woonplaats] niet steeds [medeverdachte 2] is bezocht, maar ook twee keer het nabijgelegen bedrijf [bedrijf 3] wordt niet ondersteund door de verklaring van verdachte en is reeds daarom niet aannemelijk.
Verder is steeds benzine getankt met de bankpas van verdachte kort voorafgaand aan een (poging tot) brandstichting. Zoals in de bewijsmiddelen is weergegeven heeft verdachte getankt op 9, 11, 13 en 20 december 2019. Steeds werd er midden in de nacht getankt en het ging veelal om een kleine hoeveelheid benzine. Zoals in de bewijsmiddelen is weergegeven, is aan de hand van het tijdsverloop tussen het tanken en het tijdstip van de brandstichting alsmede de reisafstand tussen het tankstation en de plaats van het delict nagegaan of het tanken vooraf kan zijn gegaan aan het plegen van de delicten, hetgeen op alle data mogelijk blijkt.
Op de plaatsen delict van 11 en 13 december 2019 zijn frisdrankflessen gevonden waar benzine in zat en uit de beelden van de brandstichting op 20 december 2019 blijkt dat daar ook drinkflessen zijn gebruikt. Er zijn vuurwerkfakkels aangetroffen op de plaatsen delict van 11, 13 en 20 december 2019. Uit de beelden van de brandstichting op 11 december 2019 blijkt dat wc-papier wordt gebruikt en bij de poging tot brandstichting op 13 december 2019 is een wc-rol op de plaats delict achter gebleven. De brandstichtingen vonden plaats in de nacht.
Kort voor of na de brandstichting op 9 december 2019 is een dreigbrief in de brievenbus gedaan waarin wordt gewaarschuwd dat ‘je pa aan zijn verplichtingen moet voldoen en, zo niet, dan volgen ergere consequenties.’ Ook de brandstichting op 20 december 2019 is gepaard gegaan met een dreigbrief, waarin wordt verwezen naar een aantal eerdere waarschuwingen om aan de verplichtingen te voldoen en € 700.000,- terug te betalen. De inhoud van beide brieven past bij het conflict dat [medeverdachte 2] had met [slachtoffer 5] , zoals eerder omschreven.
Het voorgaande maakt dat de rechtbank van oordeel is dat de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen elkaar over en weer ondersteunen, omdat daaruit blijkt dat de wijze waarop de strafbare feiten zijn uitgevoerd op specifieke en essentiële punten met elkaar overeenkomt.
De rechtbank zal de weergegeven bewijsmiddelen over en weer gebruiken als steunbewijs voor de ten laste gelegde feiten.
Brandstichting op 9 december 2019 (feit 2)
Hoewel uit het forensisch onderzoek volgt dat ten aanzien van de brand op 9 december 2019 niet met zekerheid vast te stellen is dat sprake is geweest van brandstichting acht de rechtbank dit feit bewezen. De politie heeft aangegeven dat, gelet op de dreigbrief die kort voor of na de brand is bezorgd, brandstichting waarschijnlijker is dan een technische oorzaak van de brand. Verdachte heeft verklaard dat hij de tekst die in de brief staat getypt heeft. Dat maakt, in combinatie met het feit dat de brand plaatsvond kort nadat verdachte een kleine hoeveelheid benzine had getankt en in combinatie met hetgeen hiervoor is overwogen onder het kopje ‘schakelbewijs’, dat de rechtbank bewezen acht dat sprake is van brandstichting en dat verdachte degene is geweest die deze brandstichting heeft gepleegd.
Andere mogelijke dadergroepen
De verdediging heeft betoogd dat [slachtoffer 5] verschillende mensen voor grote bedragen heeft opgelicht en dat de feiten daarom ook door of in opdracht van anderen dan [medeverdachte 2] kunnen zijn gepleegd.
De rechtbank is, op basis van de contacten tussen de verdachten en de in de bewijsmiddelen opgenomen chatgesprekken tussen medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] in combinatie met de inhoud van de dreigbrieven waarvan verdachte heeft bekend dat hij die teksten heeft getypt, van oordeel dat verdachte en [medeverdachte 1] kennelijk met [medeverdachte 2] zijn overeengekomen dat zij [slachtoffer 5] ertoe zouden bewegen dat hij “aan zijn verplichtingen zou voldoen”, te weten, dat hij “het bedrag van € 700.000,- terug moest betalen” aan [medeverdachte 2] .. De rechtbank vindt de verklaring van medeverdachte [medeverdachte 1] dat de berichten en bezoeken aan [medeverdachte 2] te maken hadden met autohandel niet aannemelijk en verwijst daarvoor naar de inhoud van het chatgesprek tussen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] dat is opgenomen bij de bewijsmiddelen. Hoewel uit het dossier niet duidelijk wordt of zij besproken hebben op welke wijze zij [slachtoffer 5] ertoe zouden bewegen het geld terug te laten betalen, is mede in het licht van de getuigenverklaring van [getuige 2] alsmede de chatberichten tussen [getuige 2] en [medeverdachte 2] duidelijk dat dit niet op een legale wijze zou zijn en dat de zwakke plek van [slachtoffer 5] de dochter in [woonplaats] was.
Dat het kennelijk de bedoeling was om het geld door middel van bedreigingen in combinatie met brandstichtingen terug te krijgen, blijkt uit het feit dat na de eerste bedreiging en brandstichting op 9 december 2019 te [woonplaats] er nog meer bedreigingen en (poging tot) brandstichtingen zijn gepleegd, waarbij ook sprake was van tussentijds contact tussen [medeverdachte 2] , [medeverdachte 1] en verdachte.
De rechtbank overweegt dat het DNA van medeverdachte [medeverdachte 1] op 13 december 2019 is gevonden op de dop die is achtergebleven op de plaats delict. Daarnaast wordt in de dreigbrief van 20 december 2019 specifiek gerefereerd aan het bedrag van zeven ton, wat blijkens het dossier de omvang van de vordering betreft die [medeverdachte 2] meent te hebben op [slachtoffer 5] . Daarmee is duidelijk dat, anders dan de verdediging heeft betoogd, deze poging tot brandstichting niet in opdracht van andere “vijanden van [slachtoffer 5] ” dan medeverdachte [medeverdachte 2] is gepleegd. Gelet op hetgeen onder het kopje schakelbewijs is opgenomen heeft daarmee te gelden dat ook ten aanzien van de andere tenlastegelegde feiten duidelijk is dat deze in opdracht van [medeverdachte 2] gepleegd zijn door de dadergroep waartoe verdachte behoorde.
Medeplegen
Feiten 1 en 2: partiele vrijspraak medeplegen
De rechtbank spreekt verdachte ten aanzien van feit 1 en 2 vrij van medeplegen. Weliswaar is er kort voor de feiten contact is geweest tussen verdachte, [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] en heeft verdachte verklaard dat hij de dreigbrief in opdracht van medeverdachte [medeverdachte 1] heeft getypt, maar dat acht de rechtbank – los van de vraag naar de waardering van de verklaring van verdachte – onvoldoende om wettig en overtuigend bewezen te achten dat er sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking bij deze feiten en dat zij opzet hebben gehad op het medeplegen hiervan.
Feiten 3, 5 en 6: medeplegen gezamenlijke uitvoering
De rechtbank stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking.
Uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting leidt de rechtbank met betrekking tot de betrokkenheid van verdachte bij de onder 3 en 6 ten laste gelegde feiten het volgende af. Op de camerabeelden is te zien dat beide brandstichtingen door meerdere personen zijn gepleegd. Verdachte is herkend op de beelden van feit 6. De politie heeft verklaard dat zij die persoon ook zien op de beelden van feit 3.
Op grond van het voorgaande oordeelt de rechtbank dat sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en zijn medeverdachten die in de kern bestaat uit een gezamenlijke uitvoering. Daarmee acht de rechtbank het tenlastegelegde medeplegen ten aanzien van feit 3 en 6 bewezen.
Ten aanzien van het onder feit 5 tenlastegelegde overweegt de rechtbank het volgende. De dreigbrief is kort voor de brandstichting die onder feit 6 is tenlastegelegd bezorgd. Ook ten aanzien van deze brief geldt dat, ook gelet op hetgeen hiervoor is overwogen bij de kopjes ‘Schakelbewijs’ en ‘Andere mogelijke dadergroepen’, bewezen is dat sprake is van medeplegen.
Feit 4: medeplegen zonder gezamenlijke uitvoering
Ook indien het tenlastegelegde medeplegen in de kern niet bestaat uit een gezamenlijke uitvoering tijdens het begaan van het strafbare feit kan sprake zijn van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking. De materiële en/of intellectuele bijdrage van de verdachte aan het strafbare feit zal dan van voldoende gewicht moeten zijn.
Bij de beoordeling of daaraan is voldaan, kan rekening worden gehouden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip.
De bijdrage van de medepleger kan in uitzonderlijke gevallen in hoofdzaak vóór of ná het strafbare feit zijn geleverd. Een geringe rol of het ontbreken van enige rol in de uitvoering van het delict zal in dergelijke gevallen moeten worden gecompenseerd, bijvoorbeeld door een grote(re) rol in de voorbereiding.
Uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting leidt de rechtbank met betrekking tot de betrokkenheid van verdachte bij het tenlastegelegde het volgende af.
Verdachte is meermalen samen met medeverdachte [medeverdachte 1] naar [medeverdachte 2] gegaan kort voor of na brandstichtingen. De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat zij van oordeel is dat verdachten daar gesproken hebben om [slachtoffer 5] ertoe te bewegen dat hij “aan zijn verplichtingen zou voldoen”, ook via zijn dochter. Ook op 12 december 2019, de dag voor het onder feit 4 tenlastegelegde werd gepleegd, zijn zij weer bij [medeverdachte 2] geweest. Uit camerabeelden blijkt verder dat verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] op 13 december 2019 samen in de auto hebben gezeten en dat er toen een kleine hoeveelheid benzine is getankt. Daarnaast wijst de rechtbank op hetgeen onder het kopje “Schakelbewijs” is vermeld.
De rechtbank kan niet vaststellen dat verdachte op de plaats delict is geweest. De rechtbank acht op basis van het voorgaande echter wel vaststaan dat de poging tot brandstichting vanuit de groep van verdachte en zijn medeverdachten komt. Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de voor medeplegen vereiste voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] (en eventuele andere medeverdachten op de plaats delict) is komen vast te staan. Hoewel de rechtbank niet kan vaststellen dat sprake is van een gezamenlijke uitvoering is de bijdrage van verdachte aan het tenlastegelegde naar het oordeel van de rechtbank van zodanig gewicht dat deze kan worden aangemerkt als medeplegen. Daarmee acht de rechtbank het onder 4 tenlastegelegde medeplegen bewezen.
Overige te bespreken verweren
Voor zover de door de raadsman gevoerde verweren niet worden weerlegd door de inhoud van de weergegeven bewijsmiddelen overweegt de rechtbank nog als volgt.
Goederen uitgeleend
De rechtbank acht de verklaring van verdachte dat hij telkens zijn auto, bankpas en ook soms zijn telefoon heeft uitgeleend en bij de Action boodschappen voor iemand anders heeft gedaan en dat hij zelf dus niets met de strafbare feiten te maken heeft niet aannemelijk omdat verdachte daarover geen verifieerbare verklaring heeft afgelegd. Ook heeft hij geen verklaring gegeven voor het feit dat gebleken is dat hij op 13 december 2019 een kleine hoeveelheid benzine in een jerrycan heeft getankt.
Feit 4 – poging tot brandstichting?
Met betrekking tot de onder 4 tenlastegelegde poging tot brandstichting: anders dan de verdediging heeft betoogd is er naar het oordeel van de rechtbank sprake van een poging tot brandstichting. De ruit van de voordeur is ingetrapt, er zijn 2 flessen met benzine en een wc-rol in de woning gegooid en er was een vuurgloed gezien. Dat de fakkel buiten is aangetroffen maakt niet dat geen sprake is van een poging tot brandstichting. Kennelijk is de dader ervan doorgegaan toen hij werd betrapt door een van de bewoners en is de fakkel vervolgens door de brandblusser gedoofd.
Verder is de rechtbank van oordeel dat de enkele omstandigheid dat de telefoon van verdachte op 13 december 2019 om 02.01 uur heeft aangestraald bij een zendmastlocatie in Tiel (en dus niet op de plaats delict in [woonplaats] ) er niet aan in de weg staat dat bewezen is dat hij als medepleger betrokken is geweest bij het tenlastegelegde feit.
Herkenning en bevindingen camerabeelden
Met betrekking tot de onder feit 6 tenlastegelegde brandstichting: de rechtbank is van oordeel dat de herkenning van verdachte door medeverdachte [medeverdachte 1] op de camerabeelden betrouwbaar is omdat de beelden van dusdanig goede kwaliteit zijn dat herkenning op basis van de gezichtskenmerken mogelijk is. Bovendien is de bewezenverklaring mede gebaseerd op andere bewijsmiddelen.
Ook met betrekking tot de bevindingen van de verbalisant op grond van de beelden van de brandstichtingen op 11 en 20 december 2019 is de rechtbank van oordeel dat de beelden van voldoende kwaliteit zijn om te oordelen dat die bevindingen betrouwbaar zijn.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
1
op 9 december 2019 te [woonplaats] [slachtoffer 1] en/of haar familieleden, schriftelijk en onder een bepaalde voorwaarde, heeft bedreigd met
- openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen en/of goederen, en/of
- enig misdrijf waardoor gevaar voor de algemene veiligheid van personen
en/of goederen ontstaat, en/of
- enig misdrijf tegen het leven gericht, en/of
- zware mishandeling, en/of
- brandstichting,
door in de brievenbus van de woning van die [slachtoffer 5] (gelegen aan de [adres] te [woonplaats] ) een brief achter te laten met daarin de tekst: “Dit is de eerste en laatste waarschuwing, je pa moet aan zijn verplichtingen voldoen. Zo niet dan volgen er ergere consequenties. Dit is pas het begin. Met vriendelijke groet, kusjes”;
2
op 9 december 2019 te [woonplaats] opzettelijk brand heeft gesticht in/aan de carport behorende bij de woning gelegen aan de [adres] te [woonplaats] en/of aan de auto’s geparkeerd in de carport behorende bij de woning gelegen aan de [adres] te [woonplaats] ,
immers heeft verdachte opzettelijk (open) vuur in aanraking gebracht met brandbare stof(fen), ten gevolge waarvan brand is ontstaan en/of die carport en/of de daarin/daarbij geparkeerde auto’s en de in die auto’s aanwezige goed(eren) geheel of gedeeltelijk zijn verbrand, terwijl daarvan gemeen gevaar voor de goederen in voornoemde auto en/of andere zich in de nabije omgeving bevindende auto’s en/of goederen, te duchten was;
3
op 11 december 2019 te [woonplaats] tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk brand heeft gesticht aan de voordeur en gevel behorende bij de woning gelegen aan de [adres] te [woonplaats] , immers hebben verdachte en zijn mededader toen aldaar opzettelijk een fakkel in aanraking gebracht met een hoeveelheid benzine, ten gevolge waarvan brand is ontstaan en die deur en de gevel van het voornoemde pand zijn verbrand, terwijl daarvan gemeen gevaar voor de daarnaast gelegen woningen gelegen aan de [adres] te [woonplaats] en voor andere zich in de nabije omgeving bevindende goederen te duchten was en levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor [getuige 3] te duchten was;
4
op 13 december 2019 te [woonplaats] , ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, opzettelijk brand te stichten in/aan een woning gelegen aan de [adres] , met dat opzet met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen, naar voornoemde woning is toegegaan en/of vervolgens de ruit in de voordeur van die woning heeft/hebben vernield en/of twee plastic flessen met benzine naar binnen heeft/hebben gegooid en voor de voordeur een fakkel heeft/hebben aangestoken en daarvan gemeen gevaar voor die woning en de in die woning aanwezig inboedel en de omliggende woningen en levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor [slachtoffer 1] en haar huisgenoten/gezinsleden te duchten was, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
5
op 20 december 2019 te [woonplaats] , tezamen en in vereniging met een of meer anderen, [slachtoffer 5] en zijn vrouw, schriftelijk en onder een bepaalde voorwaarde, heeft bedreigd met
- openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen en/of goederen, en/of
- enig misdrijf waardoor gevaar voor de algemene veiligheid van personen
en/of goederen ontstaat, en/of
- enig misdrijf tegen het leven gericht, en/of
- zware mishandeling, en/of
- brandstichting,
door in de brievenbus van de woning van die [slachtoffer 5] (gelegen aan de [adres] te [woonplaats] ) een brief achter te laten met daarin de tekst: “U heeft al een aantal
waarschuwingen gehad. Dit is de enigste en allerlaatste waarschuwing. Om u verplichtingen te voldoen. Dit is het bedrag van EUR 700.000 dat je terug moet betalen. Doet u dat niet dan
beginnen wij met iedereen om u heen. En u als laatste”,
bij welke brief een kogel was gevoegd en waarbij na het achterlaten van deze brief
brand is gesticht (na)bij deze woning;
6
op 20 december 2019 te [woonplaats] tezamen en in vereniging met een ander of anderen, opzettelijk brand heeft gesticht aan de schutting behorende bij de woning gelegen aan de [adres] te [woonplaats] , immers hebben verdachte en/of zijn mededader(s) toen aldaar
opzettelijk een fakkel in aanraking gebracht met een hoeveelheid benzine, ten gevolge waarvan brand is ontstaan en die schutting van het voornoemde pand is verbrand,
terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten was.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
1
Bedreiging met openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen en/of goederen, met enig misdrijf waardoor gevaar voor de algemene veiligheid van personen en/of goederen ontstaat, met enig misdrijf tegen het leven gericht, met zware mishandeling en/of met brandstichting, terwijl deze bedreiging schriftelijk en onder een bepaalde voorwaarde geschiedt;
2
Opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is;
3
Medeplegen van opzettelijk brand stichten terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is;
4
Poging tot het medeplegen van opzettelijk brand stichten terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is;
5
Medeplegen van bedreiging met openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen en/of goederen, met enig misdrijf waardoor gevaar voor de algemene veiligheid van personen en/of goederen ontstaat, met enig misdrijf tegen het leven gericht, met zware mishandeling en/of met brandstichting, terwijl deze bedreiging schriftelijk en onder bepaalde voorwaarde geschiedt;
6
Medeplegen van opzettelijk brand stichten terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot:
- een gevangenisstraf van 6 jaren, met aftrek van het voorarrest.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft, voor het geval het verweer tot integrale vrijspraak niet slaagt, aangevoerd dat op het strafblad van verdachte geen relevante veroordelingen staan. Uit de reclasseringsrapportage blijkt dat de reclassering tevreden is over verdachte. Verdachte heeft werk en is vader van een jong kind. Verdachte heeft inmiddels andere sociale contacten. De verdediging heeft verzocht om matiging van de door de officier van justitie geëiste gevangenisstraf.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
De ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder die zijn begaan
De rechtbank is van oordeel dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan zeer ernstige feiten. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan (het medeplegen van) bedreigingen, brandstichtingen en poging tot brandstichting. Brandstichting is in hoge mate gevaarzettend en brengt gevoelens van angst en onveiligheid in de maatschappij teweeg, terwijl dit doorgaans ook grote (financiële) schade veroorzaakt. De branden zijn in het holst van de nacht gesticht terwijl de meeste bewoners lagen te slapen. Door de enige deur van de woning in brand te steken hadden de bewoners, bij een uitslaande brand, geen kant meer op gekund. Het is niet aan verdachte te danken dat bij de brandstichting en poging daartoe op 11 en 13 december 2019 geen slachtoffers zijn gevallen.
Uit de slachtofferverklaringen van [slachtoffer 5] en zijn vrouw, het gezin van de dochter van [slachtoffer 5] en van hun buurvrouw (feit 2) blijkt hoe beangstigend, ingrijpend en ontwrichtend de strafbare feiten zijn geweest en ook nog steeds zijn. Na de poging brandstichting op 13 december 2019 moest het gezin [gezin] voor hun eigen veiligheid naar een hotel. Enkele dagen later moesten zij van de politie naar een safehouse. Daar hebben zij de kerstdagen doorgebracht. De angst en paniek waren groot, zeker nadat er weer bedreigingen waren geuit en er ook (weer) brand was gesticht bij de heer en mevrouw [slachtoffer 5] sr. Bij meerder gezinsleden is PTSS geconstateerd waarvoor behandeling nodig is. De slachtoffers van de bedreigingen en (poging) brandstichtingen hebben in doodsangst verkeerd en dat juist op de plaats waar zij zich veilig zouden moeten voelen, hun huis.
Verdachte heeft zich kennelijk laten verleiden door de beloning die hem in het vooruitzicht is gesteld. Hij is er niet voor terug gedeinsd strafbare feiten te plegen tegen voor hem onbekende personen, waarbij kennelijk doelbewust bij de dochter van [slachtoffer 5] en haar gezin brand werd gesticht, nu dat de enige zwakke plek zou zijn van [slachtoffer 5] sr. Daarnaast is verdachte niet tot inkeer gekomen toen duidelijk was hoe groot de schade was die met de brandstichtingen werd aangericht.
De persoon van verdachte
Bij haar beslissing heeft de rechtbank ook rekening gehouden met:
- een uittreksel justitiële documentatie (strafblad) betreffende verdachte van 31 augustus 2020;
- een reclasseringsadvies van 19 maart 2021.
Uit het strafblad van verdachte blijkt dat hij niet eerder voor soortgelijke feiten is
veroordeeld.
In het reclasseringsadvies wordt onder meer vermeld dat een negatief sociaal netwerk en
overmatig middelengebruik ten tijde van het delict niet zijn uit te sluiten als risicofactor.
Verdachte is loyaal naar zijn vrienden, wat tegelijkertijd een valkuil voor hem vormt.
Verdachte laat zien weloverwogen keuzes te maken wanneer er geen sprake is van
middelengebruik. Verder zijn de persoonlijke omstandigheden van verdachte over het
algemeen op orde. Hij heeft een fulltime baan, geen schulden en ervaart steun vanuit zijn
familie en vrouw. Het recidiverisico wordt ingeschat als laag.
Uitgangspunt bij de beoordeling
De oriëntatiepunten van het LOVS geven in deze zaak onvoldoende houvast omdat er geen oriëntatiepunt is voor brandstichting en omdat de zwaarte van de bedreigingen samenhangt met de (poging) brandstichtingen. De rechtbank heeft daarom acht geslagen op straffen die in andere zaken voor brandstichting worden opgelegd.
De straf
Gelet op hetgeen hiervoor is weergegeven met betrekking tot de ernst van de feiten kan niet worden volstaan met een straf die geen vrijheidsbeneming met zich brengt.
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat
een gevangenisstraf voor de duur van vijf jarenpassend en geboden is.
Voorlopige hechtenis
De rechtbank is van oordeel dat het bevel tot schorsing van de voorlopige hechtenis dient te worden opgeheven. Aan dit oordeel ligt de ernst van de bewezenverklaarde feiten ten grondslag. De rechtbank ziet in de persoonlijke omstandigheden van verdachte op dit moment geen aanleiding tot een ander oordeel.

9.BENADEELDE PARTIJEN

Benadeelde partij [slachtoffer 5]
heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 1.119,-. Dit bedrag bestaat uit € 119,- materiële schade en € 1.000,- immateriële schade, ten gevolge van de aan verdachte ten laste gelegde feiten.
Benadeelde partij [slachtoffer 6]
heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 3.000,-. Dit bedrag bestaat uit immateriële schade, ten gevolge van de aan verdachte ten laste gelegde feiten.
Benadeelde partij [benadeelde 2] B.V.
[benadeelde 2] B.V. heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 2.939,-. Dit bedrag bestaat uit materiële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder 3 ten laste gelegde feit.
Benadeelde partij [slachtoffer 1]
heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 10.297,11. Dit bedrag bestaat uit € 2.797,11 materiële schade en € 7.500,- immateriële schade, ten gevolge van de aan verdachte ten laste gelegde feiten.
Benadeelde partij [slachtoffer 2]
heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 5.788,-. Dit bedrag bestaat uit € 788,- materiële schade en € 5.000,- immateriële schade, ten gevolge van de aan verdachte ten laste gelegde feiten.
Benadeelde partij [slachtoffer 3]
heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 5.329,42. Dit bedrag bestaat uit € 329,42 materiële schade en € 5.000,- immateriële schade, ten gevolge van de aan verdachte ten laste gelegde feiten.
Benadeelde partij [slachtoffer 4]
heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 5.375,-. Dit bedrag bestaat uit € 375,- materiële schade en € 5.000,- immateriële schade, ten gevolge van de aan verdachte ten laste gelegde feiten.
Benadeelde partij [benadeelde 1]
heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 1.750,-. Dit bedrag bestaat uit immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder 2 en 4 ten laste gelegde feiten.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De vorderingen van benadeelde partijen [slachtoffer 5] en [slachtoffer 6] kunnen worden toegewezen.
De vorderingen van [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] kunnen ook worden toegewezen.
De vordering van [benadeelde 1] kan alleen worden toegewezen ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde feit, waarbij de officier van justitie de rechtbank verzoekt om de schade te schatten.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De vorderingen van alle benadeelde partijen dienen primair niet-ontvankelijk te worden verklaard op grond van vrijspraak van verdachte. Subsidiair is betoogd dat de gevorderde bedragen tot vergoeding van immateriële schade moeten worden gematigd en dat er onvoldoende causaal verband bestaat tussen de door Webotel B.V. gevorderde vergoeding voor brandpreventie en de feiten.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Benadeelde partij [slachtoffer 5]
Vaststaat dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor onder 5 bewezen verklaarde feiten rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze schade op € 1.098,35, te weten € 98,35 (excl. BTW) materiële schade (schade aan de brievenbus) en € 1.000,- immateriële schade en zal de vordering tot dat bedrag toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 11 december 2019 tot de dag van volledige betaling.
Hoofdelijk aansprakelijk
Verdachte is voor de schade naar burgerlijk recht met zijn mededaders hoofdelijk aansprakelijk. Dit betekent dat verdachte tegenover de benadeelde partij voor dat hele bedrag aansprakelijk is.
Veroordeling in kosten
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt
en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [slachtoffer 5] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 1.098,35, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 11 december 2019 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 20 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 5] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.
Benadeelde partij [slachtoffer 6]
De schade voor zover die betrekking heeft op de immateriële schade komt naar het oordeel van de rechtbank voor € 1.500,- voor vergoeding in aanmerking. De rechtbank zal daarom de vordering tot het bedrag van € 1.500,- toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 11 december 2019 tot de dag van volledige betaling.
De benadeelde partij heeft meer gevorderd dan de rechtbank zal toewijzen..
De rechtbank zal de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Hoofdelijk aansprakelijk
Verdachte is voor de schade, voor zover toegewezen, naar burgerlijk recht met zijn mededader(s) hoofdelijk aansprakelijk. Dit betekent dat verdachte tegenover de benadeelde partij voor dat hele bedrag aansprakelijk is.
Veroordeling in kosten
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [slachtoffer 6] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 1.500,-, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 11 december 2019 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 25 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 6] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.
Benadeelde partij [benadeelde 2] B.V.
De schade voor zover die betrekking heeft op de schadepost vervanging boeidelen woning
[adres] ter hoogte van in totaal € 642,53 (excl BTW) komt voor vergoeding in aanmerking. De rechtbank zal daarom de vordering tot het bedrag van € 642,53 toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 11 december 2019 tot de dag van volledige betaling.
De rechtbank zal de vordering van de benadeelde partij voor wat betreft het meer gevorderde afwijzen. Reden daarvoor is dat niet is gebleken dat de kosten die voor de aanschaf van blusmiddelen zijn gemaakt dienen ter vervanging van (gebruikte) blusmiddelen die reeds in het pand aanwezig waren.
Hoofdelijk aansprakelijk
Verdachte is voor de schade, voor zover toegewezen, naar burgerlijk recht met zijn mededader(s) hoofdelijk aansprakelijk. Dit betekent dat verdachte tegenover de benadeelde partij voor dat hele bedrag aansprakelijk is.
Veroordeling in kosten
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Benadeelde partij [slachtoffer 1]
De schade voor zover die betrekking heeft op de schadeposten
- eigen bijdrage ziektekosten (€ 655,90) en
- inkomensschade t/m april 2021 (€ 1.012,17) en
- immateriële schade (€ 6.000,-) komen voor vergoeding in aanmerking.
Het betreft een bedrag van in totaal € 7.668,07. De rechtbank zal daarom de vordering tot het bedrag van € 7.668,07 toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 9 december 2019 tot de dag van volledige betaling.
De benadeelde partij heeft meer gevorderd dan de rechtbank zal toewijzen. Ten aanzien van de (toekomstige) inkomensschade voor de periode gelegen tussen april 2021 en december 2021 acht de rechtbank deze op dit moment onvoldoende onderbouwd. De rechtbank zal daarom de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht. Datzelfde geldt ook voor het meerdere dat is gevorderd ten aanzien van de immateriële schade. De rechtbank heeft deze schade geschat op € 6.000,-. Voor het overige wordt deze vordering niet-ontvankelijk verklaard.
Hoofdelijk aansprakelijk
Verdachte is voor de schade, voor zover toegewezen, naar burgerlijk recht met zijn mededader(s) hoofdelijk aansprakelijk. Dit betekent dat verdachte tegenover de benadeelde partij voor dat hele bedrag aansprakelijk is.
Veroordeling in kosten
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [slachtoffer 1] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 7.668,07, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 9 december 2019 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 73 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.
Benadeelde partij [slachtoffer 2]
Vaststaat dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor onder 5 bewezen verklaarde feiten rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze schade op € 5.788,-. Dit bedrag is opgebouwd uit € 788,- materiële schade en € 5.000,- immateriële schade. De vordering wordt tot dit bedrag toegewezen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 9 december 2019 tot de dag van volledige betaling.
Hoofdelijk aansprakelijk
Verdachte is voor de schade naar burgerlijk recht met zijn mededader(s) hoofdelijk aansprakelijk. Dit betekent dat verdachte tegenover de benadeelde partij voor dat hele bedrag aansprakelijk is.
Veroordeling in kosten
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [slachtoffer 2] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 5.788,-, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 9 december 2019 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 63 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.
Benadeelde partij [slachtoffer 3]
Vaststaat dat de benadeelde partij als gevolg van de hiervoor onder 5 bewezen verklaarde feiten rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze schade op € 5.329,42. Dit bedrag is opgebouwd uit € 329,42 materiële schade en € 5.000,- immateriële schade. De vordering zal tot dat bedrag worden toegewezen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 9 december 2019 tot de dag van volledige betaling.
Hoofdelijk aansprakelijk
Verdachte is voor de schade naar burgerlijk recht met zijn mededader(s) hoofdelijk aansprakelijk. Dit betekent dat verdachte tegenover de benadeelde partij voor dat hele bedrag aansprakelijk is.
Veroordeling in kosten
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [slachtoffer 3] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 5.329,42, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 9 december 2019 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 61 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 3] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.
Benadeelde partij [slachtoffer 4]
Vaststaat dat de benadeelde partij als gevolg van de hiervoor onder 5 bewezen verklaarde feiten rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze schade op € 5.375,-. Dit bedrag is opgebouwd uit € 375,- materiële schade en € 5.000,- immateriële schade. .De vordering zal tot dat bedrag worden toegewezen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 9 december 2019 tot de dag van volledige betaling.
Hoofdelijk aansprakelijk
Verdachte is voor de schade naar burgerlijk recht met zijn mededader(s) hoofdelijk aansprakelijk. Dit betekent dat verdachte tegenover de benadeelde partij voor dat hele bedrag aansprakelijk is.
Veroordeling in kosten
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [slachtoffer 4] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 5.375,-, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 9 december 2019 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 61 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 4] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.
Benadeelde partij [benadeelde 1]
De rechtbank wijst de vordering af omdat de wettelijke grondslag voor het toekennen van schadevergoeding ontbreekt.
Nu de vordering van de benadeelde partij wordt afgewezen , zal de benadeelde partij in de kosten van verdachte worden veroordeeld voor zover deze betrekking hebben op het verweer tegen de vordering. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 36f, 45, 47, 57, 157 en 285 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het onder 5 bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 5 jaren;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Benadeelde partijen
Benadeelde partij [slachtoffer 5]
  • wijst de vordering van [slachtoffer 5] toe tot een bedrag van € 1.098,35;
  • veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan [slachtoffer 5] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 11 december 2019 tot de dag van de algehele voldoening, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 5] aan de Staat € 1.098,35 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 11 december 2019 tot de dag van de volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 20 dagen gijzeling;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of (een van) zijn mededader(s) op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Benadeelde partij [slachtoffer 6]
  • wijst de vordering van [slachtoffer 6] toe tot een bedrag van € 1.500,-;
  • veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan [slachtoffer 6] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 11 december 2019 tot de dag van de algehele voldoening, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
  • verklaart [slachtoffer 6] voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 6] aan de Staat € 1.500,- te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 11 december 2019 tot de dag van de volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 25 dagen gijzeling;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of (een van) zijn mededader(s) op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Benadeelde partij [benadeelde 2] B.V.
  • wijst de vordering van [benadeelde 2] B.V. toe tot een bedrag van € 642,53;
  • veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan [benadeelde 2] B.V. van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 11 december 2019 tot de dag van de algehele voldoening, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
  • wijst de vordering van [benadeelde 2] B.V. voor wat betreft het meer gevorderde af;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
Benadeelde partij [slachtoffer 1]
  • wijst de vordering van [slachtoffer 1] toe tot een bedrag van € 7.668,07;
  • veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan [slachtoffer 1] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 9 december 2019 tot de dag van de algehele voldoening, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
  • verklaart [slachtoffer 1] voor wat betreft het meer gevorderde nietontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 1] aan de Staat € 7.668,07 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 9 december 2019 tot de dag van de volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 73 dagen gijzeling;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of (een van) zijn mededader(s) op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Benadeelde partij [slachtoffer 2]
  • wijst de vordering van [slachtoffer 2] toe tot een bedrag van € 5.788,-;
  • veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan [slachtoffer 2] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 9 december 2019 tot de dag van de algehele voldoening, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 2] aan de Staat € 5.788,- te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 9 december 2019 tot de dag van de volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 63 dagen gijzeling;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of (een van) zijn mededader(s) op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Benadeelde partij [slachtoffer 3]
  • wijst de vordering van [slachtoffer 3] toe tot een bedrag van € 5.329,42;
  • veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan [slachtoffer 3] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 9 december 2019 tot de dag van de algehele voldoening, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 3] aan de Staat € 5.329,42 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 9 december 2019 tot de dag van de volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 61 dagen gijzeling;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of (een van) zijn mededader(s) op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Benadeelde partij [slachtoffer 4]
  • wijst de vordering van [slachtoffer 4] toe tot een bedrag van € 5.375,-;
  • veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan [slachtoffer 4] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 9 december 2019 tot de dag van de algehele voldoening, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 4] aan de Staat € 5.375,- te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 9 december 2019 tot de dag van de volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 61 dagen gijzeling;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of (een van) zijn mededader(s) op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Benadeelde partij [benadeelde 1]
  • wijst de vordering van [benadeelde 1] af;
  • veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
Voorlopige hechtenis
- heft op het bevel tot schorsing van de voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. G. Perrick, voorzitter, mrs. J.A. Spee en D. Riani el Achhab, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E.E. van Wiggen – van der Hoek, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 12 mei 2021.
Mr. D. Riani el Achhab is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan bovengenoemde gedagvaarde persoon wordt (na aanpassing van de tenlastelegging ex artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering ter terechtzitting van 9 april 2020) tenlastegelegd dat
1
Hij op of omstreeks 9 december 2019 te [woonplaats] ,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, [slachtoffer 1] en/of haar familieleden, (schriftelijk en onder een bepaalde voorwaarde), heeft bedreigd met
- openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen en/of goederen, en/of
- enig misdrijf waardoor gevaar voor de algemene veiligheid van personen
en/of goederen ontstaat, en/of
- enig misdrijf tegen het leven gericht, en/of
- zware mishandeling, en/of
- brandstichting,
door in de brievenbus van de woning van die [slachtoffer 1] (gelegen aan de [adres] te [woonplaats] ) een brief achter te laten met daarin de tekst: “Dit is de eerste en laatste waarschuwing, je pa moet aan zijn verplichtingen voldoen. Zo niet dan volgen er ergere consequenties. Dit is pas het begin. Met vriendelijke groet, kusjes”,
en/of waarbij na het achterlaten van deze brief brand is gesticht bij deze woning;
(Artikel art 285 lid 2 Wetboek van Strafrecht)
2
hij op of omstreeks 9 december 2019 te [woonplaats] , in elk geval in Nederland, tezamen en in
vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk brand heeft gesticht in/aan de
carport behorende bij de woning gelegen aan de [adres] te [woonplaats] en/of aan de auto’s
geparkeerd in de carport behorende bij de woning gelegen aan de [adres] te [woonplaats] ,
immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) toen aldaar
opzettelijk een fakkel, in elk geval opzettelijk (open) vuur in aanraking gebracht met een
hoeveelheid benzine, althans met (een) brandbare stof(fen), ten gevolge waarvan brand is
ontstaan en/of die
carport en/of de daarin/daarbij geparkeerde auto’s en/of de/het in die auto’s aanwezige goed(eren) geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, terwijl daarvan gemeen gevaar voor de goederen in voornoemde auto en/of andere zich in de nabije omgeving bevindende auto’s en/of goederen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen, te duchten was;
(Artikel art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht, art 157 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht)
3
hij op of omstreeks 11 december 2019 te [woonplaats] tezamen en in vereniging met een ander of 2 van 3 anderen, althans alleen, opzettelijk brand heeft gesticht aan de voordeur en/of gevel behorende bij de woning(en) gelegen aan de [adres] te [woonplaats] , immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) toen aldaar opzettelijk een fakkel, in elk geval opzettelijk (open) vuur in aanraking gebracht met een hoeveelheid benzine, althans met (een) brandbare stof(fen), ten gevolge waarvan brand is ontstaan en/of die deur en/of de gevel van het voornoemde pand is/zijn verbrand, terwijl daarvan gemeen gevaar voor de daarnaast gelegen woningen gelegen aan de [adres] te [woonplaats] en/of voor andere zich in de nabije omgeving bevindende goederen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen, te duchten was
en/of levensgevaar voor [getuige 3] en/of de op dat moment aanwezige bewoners van de naastgelegen woningen, in elk geval levensgevaar voor een ander of anderen en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor [getuige 3] en/of de bewoners van naastgelegen panden, in elk geval gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen te duchten was;
(Artikel art 157 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht, art 157 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht)
4
hij op of omstreeks 13 december 2019 te [woonplaats] , in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen,
althans alleen, opzettelijk brand te stichten in/aan een woning gelegen aan de [adres] , met dat opzet met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen, naar voornoemde woning is toegegaan en/of (vervolgens) de ruit in de voordeur van die woning heeft/hebben vernield en/of twee plastic flessen met benzine, althans een brandbare vloeistof, naar binnen
heeft/hebben gegooid en/of voor de voordeur een fakkel heeft/hebben aangestoken,
en daarvan gemeen gevaar voor die woning en/of de in die woning aanwezig inboedel en/of de omliggende woningen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar voor
[slachtoffer 1] en/of haar huisgenoten/gezinsleden, in elk geval levensgevaar voor een ander of anderen en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor die [slachtoffer 5] en/of haar huisgenoten/gezinsleden, in elk geval gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen te duchten was, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(Artikel art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 157 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht, art 157 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht)
5
hij op of omstreeks 20 december 2019 te [woonplaats] ,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, [slachtoffer 5] en/of zijn vrouw, (schriftelijk en onder een bepaalde voorwaarde), heeft bedreigd met
- openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen en/of goederen, en/of
- enig misdrijf waardoor gevaar voor de algemene veiligheid van personen
en/of goederen ontstaat, en/of
- enig misdrijf tegen het leven gericht, en/of
- zware mishandeling, en/of
- brandstichting,
door in de brievenbus van de woning van die [slachtoffer 5] (gelegen aan de [adres] te [woonplaats] ) een brief achter te laten met daarin de tekst: “U heeft al een aantal
waarschuwingen gehad. Dit is de enigste en allerlaatste waarschuwing. Om u verplichtingen te voldoen. Dit is het bedrag van EUR 700.000 dat je terug moet betalen. Doet u dat niet dan
beginnen wij met iedereen om u heen. En u als laatste”,
en/of bij welke brief een kogel was gevoegd en/of waarbij na het achterlaten van deze brief
brand is gesticht (na)bij deze woning;
(Artikel art 285 lid 2 Wetboek van Strafrecht)
6
hij op of omstreeks 20 december 2019 te [woonplaats] tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk brand heeft gesticht aan de heg en/of schutting behorende bij de woning(en) gelegen aan de [adres] te [woonplaats] ,
immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) toen aldaar
opzettelijk een fakkel, in elk geval opzettelijk (open) vuur in aanraking gebracht met een
hoeveelheid benzine, althans met (een) brandbare stof(fen), ten gevolge waarvan brand is
ontstaan en/of die schutting en/of heg en/of gevel van het voornoemde pand is/zijn verbrand,
terwijl daarvan gemeen gevaar voor andere zich in de nabije omgeving bevindende goederen
en/of woningen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen, te duchten was;
(Artikel art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht, art 157 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht)

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal
2.Een proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 1] van 13 januari 2016, pagina 423-424.
3.Een proces-verbaal van bevindingen van 4 maart 2020, pagina 643-645.
4.Een proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 2] van 12 maart 2020, pagina 1091e.v.
5.Een proces-verbaal van bevindingen van 3 maart 2020, pagina 1032.
6.Een proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 2] van 12 maart 2020, pagina 1091 e.v. en een ongenummerd proces-verbaal van verhoor van deze getuige bij de rechter-commissaris.
7.Een proces-verbaal van bevindingen van 3 maart 2020, pagina 563 e.v.
8.Een proces-verbaal van verhoor van [getuige 2] op 7 april 2021 door de rechtercommissaris, losbladig, pagina 2.
9.Een proces-verbaal van verhoor van [getuige 2] op 7 april 2021 door de rechter commissaris, losbladig, pagina 7.
10.Een proces-verbaal van verhoor van [getuige 2] op 7 april 2021 door de rechtercommissaris, losbladig, pagina 4.
11.Een proces-verbaal van verhoor van [getuige 2] op 7 april 2021 door de rechtercommissaris, losbladig, pagina 5.
12.Een proces-verbaal van verhoor van [getuige 2] op 7 april 2021 door de rechtercommissaris, losbladig, pagina 7.
13.Een proces-verbaal van bevindingen van 10 februari 2020, nummer 162, pagina 267.
14.Het losbladige proces-verbaal van verhoor door de rechter-commissaris op 26 november 2020, pagina 2.
15.Een proces-verbaal van verhoor van 8 januari 2020 van medeverdachte [medeverdachte 1] , pagina 95.
16.Een bijlage van het proces-verbaal van bevindingen van 25 maart 2020, nummer 246, pagina 1023
17.Een bijlage van het proces-verbaal van bevindingen van 25 maart 2020, nummer 246, pagina 1024.
18.Een proces-verbaal van bevindingen van 12 maart 2020, nummer 241, pagina 1026.
19.De bijlage van een proces-verbaal van bevindingen van 17 februari 2020, nummer 178, pagina 295.
20.De bijlage van een proces-verbaal van bevindingen van 17 februari 2020, nummer 178, pagina 296.
21.De bijlage van een proces-verbaal van bevindingen van 17 februari 2020, nummer 178, pagina 299.
22.Een proces-verbaal van verhoor van 14 januari 2020 van verdachte, pagina 125 en 126.
23.Een proces-verbaal van verhoor van 8 januari 2020 van medeverdachte [medeverdachte 1] , pagina 92.
24.Een proces-verbaal van bevindingen van 7 januari 2020, nummer 51, pagina 67.
25.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] van 9 december 2019, pagina 358.
26.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] van 9 december 2019, pagina 359.
27.De verklaring van verdachte ter zitting van 13 april 2021.
28.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] van 9 december 2019, pagina 355.
29.Een proces-verbaal van bevindingen van 13 februari 2020, nummer 174, pagina 261.
30.Een proces-verbaal van forensisch onderzoek van 10 december 2019, nummer PL090020193681802, pagina 863.
31.Een proces-verbaal van forensisch onderzoek van 10 december 2019, nummer PL090020193681802, pagina 864.
32.Het proces-verbaal van aangifte van 11 december 2019 van [slachtoffer 6] , pagina 194.
33.Een proces-verbaal van bevindingen van 11 december 2019, nummer PL0900-2019370449-2, pagina 184.
34.Een proces-verbaal van bevindingen van 11 december 2019, nummer PLO900-2019370449-4, pagina 175.
35.Een proces-verbaal van bevindingen van 18 december 2019, nummer 3, pagina 186.
36.Een proces-verbaal van bevindingen van 18 december 2019, nummer 3, pagina 185.
37.Een proces-verbaal van bevindingen van 18 december 2019, nummer 3, pagina 188.
38.Een proces-verbaal van bevindingen van 18 december 2019, nummer 3, pagina 189.
39.Een proces-verbaal van bevindingen van 18 december 2019, nummer 3, pagina 190.
40.Een proces-verbaal van forensisch onderzoek van 11 december 2019, nummer PL09002019370449-6, pagina 879.
41.Een proces-verbaal van forensisch onderzoek van 11 december 2019, nummer PL09002019370449-6, pagina 880.
42.Een proces-verbaal van bevindingen van 13 februari 2020, nummer 174, pagina 261.
43.Een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] , pagina 24 en 25.
44.Een verklaring van getuige [slachtoffer 4] van 13 december 2019, pagina 26.
45.Een proces-verbaal van bevindingen van 13 december 2019, pagina’s 11 en 12.
46.Een proces-verbaal van bevindingen van 13 februari 2020, nummer 174, pagina 262.
47.Een proces-verbaal van verhoor van verdachte op 14 januari 2020, nummer 69, pagina 126.
48.Een proces-verbaal van verhoor van verdachte op 15 januari 2020, nummer 80, pagina 139.
49.Een proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte 1] op 8 januari 2020, nummer 69, pagina 93.
50.Een proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte 1] op 8 januari 2020, nummer 69, pagina 94.
51.Een proces-verbaal van forensisch onderzoek van 13 december 2019, nummer PL09002019372837-5, pagina 901.
52.Een proces-verbaal van forensisch onderzoek van 13 december 2019, nummer PL09002019372837-5, pagina 902.
53.Een rapport van het NFI - chemisch brandonderzoek van 7 april 2020, zaaknummer 2019.12.17.166 (002), pagina 981.
54.Een rapport van het NFI - chemisch brandonderzoek van 7 april 2020, zaaknummer 2019.12.17.166 (002), pagina 982.
55.Een rapport van het NFI - chemisch brandonderzoek van 7 april 2020, zaaknummer 2019.12.17.166 (002), pagina 984.
56.Een rapport van het NFI - forensisch onderzoek biologische sporen van 20 december 2019, zaaknummer 2019.12.17.166, pagina 15.
57.Een rapport van het NFI - forensisch onderzoek biologische sporen van 20 december 2019, zaaknummer 2019.12.17.166, pagina 16.
58.Een rapport van het NFI - forensisch onderzoek biologische sporen van 20 december 2019, zaaknummer 2019.12.17.166, pagina 17.
59.Een proces-verbaal van bevindingen van 16 december 2019, nummer 13, pagina 1047.
60.Een proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 5] van 20 december 2020, nummer 20, pagina 363.
61.De bijlage bij het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 5] van 20 december 2020, nummer 20, pagina 366.
62.De verklaring van verdachte ter zitting van 13 april 2021.
63.Een proces-verbaal van bevindingen van 23 december 2019, documentcode MD2R019233-76, pagina 771.
64.Een proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 6] van 20 december 2019, nummer PL09002019380248-1, pagina 192.
65.Een proces-verbaal van bevindingen van 13 februari 2020, nummer 174, pagina 262.
66.Een proces-verbaal van bevindingen van 20 december 2019, nummer PL0900-20193802482, pagina 161.
67.Een proces-verbaal van bevindingen van 20 december 2019, nummer 18, pagina 162.
68.Een proces-verbaal van bevindingen van 20 december 2019, nummer 18, pagina 163.
69.Een proces-verbaal van bevindingen van 20 december 2019, nummer 18, pagina 164.
70.Een proces-verbaal van bevindingen van 20 december 2019, nummer 18, pagina 165.
71.Een proces-verbaal van bevindingen van 20 december 2019, nummer 18, pagina 166.
72.Een proces-verbaal van verhoor van 9 maart 2020 van medeverdachte [medeverdachte 1] , nummer 214, pagina 825.
73.Een proces-verbaal van bevindingen van 24 januari 2020, nummer 117, pagina 201.
74.Een proces-verbaal van bevindingen van 20 december 2019, nummer 18, pagina 168.
75.Een proces-verbaal van bevindingen van 28 april 2020, nummer 259, pagina 1054.
76.Een proces-verbaal doorzoeking ter inbeslagneming van 14 januari 2020, nummer 72, pagina 101.
77.Een proces-verbaal van bevindingen van 15 januari 2020, nummer 82, pagina 106.
78.Een proces-verbaal van bevindingen van 21 januari 2020, nummer 110, pagina 149.
79.Een proces-verbaal van bevindingen van 3 maart 2020, nummer 225, pagina 637.