ECLI:NL:RBMNE:2021:199

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
5 januari 2021
Publicatiedatum
26 januari 2021
Zaaknummer
UTR- 20 _ 392
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking van persoonsgebonden budget (pgb) voor meervoudig gehandicapte eiseres

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 5 januari 2021 uitspraak gedaan in een geschil over de intrekking van een persoonsgebonden budget (pgb) voor eiseres, die meervoudig gehandicapt is. Eiseres ontving een pgb voor zorg, maar dit werd op 4 maart 2019 beëindigd door de verweerder, Zilveren Kruis Zorgkantoor, omdat er geen huisbezoek had plaatsgevonden. Eiseres maakte bezwaar tegen deze beslissing, maar dit werd ongegrond verklaard. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 24 november 2020, waarbij eiseres werd vertegenwoordigd door haar gemachtigde en haar broer, die als gewaarborgde hulp fungeerde. De rechtbank oordeelde dat de intrekking van het pgb terecht was, omdat eiseres niet had voldaan aan de eisen voor de zorgovereenkomsten en de verantwoording van het pgb. De rechtbank concludeerde dat de belangen van een goede uitvoering en controle van de besteding van pgb-gelden zwaarder wogen dan het belang van eiseres om zorg te verkrijgen via een pgb. Eiseres had ook de mogelijkheid om zorg in natura (ZIN) te ontvangen, wat als een passend alternatief werd beschouwd. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees op de verplichtingen die aan het pgb verbonden zijn, die niet waren nagekomen door de gewaarborgde hulp.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 20/392

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 5 januari 2021 in de zaak tussen

[eiseres] , eiseres,

(gemachtigde: A. Caglar)
en
Zilveren Kruis Zorgkantoor t.a.v. mr. S. Gezer, verweerder
(gemachtigde: mr. S. Gezer).

De inleiding en het procesverloop

1. Eiseres is meervoudig gehandicapt. Zij ontvangt een pgb voor het zorgprofiel: wonen met intensieve begeleiding, verzorging en gedragsregulering. Op 6 december 2018 is aan eiseres een pgb toegekend voor 2019 voor een bedrag van € 62.965,-.
2. Bij besluit van 4 maart 2019 (het primaire besluit I) is het pgb per die datum beëindigd.
3. Bij besluit van 5 maart 2019 (het primaire besluit II) is aan eiseres een pgb toegekend voor de periode van 1 januari 2019 tot en met 4 maart 2019 voor een bedrag van € 10.867,93.
4. De kantonrechter heeft op 20 mei 2019 de broer van eiseres [broer] benoemd tot bewindvoerder. Verder zijn deze broer en de moeder van eiseres [moeder] ) tot mentoren benoemd. [broer] treedt ook op als gewaarborgde hulp.
5. Eiseres heeft tegen beide primaire besluiten bezwaar gemaakt, maar dat is op 6 januari 2020 (het bestreden besluit) ongegrond verklaard. Hiertegen heeft eiseres beroep ingesteld.
6. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
7. De zaak is op 24 november 2020 via Skype op zitting behandeld. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde en door [broer] . Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
8. Na afloop van de zitting is eiseres in de gelegenheid gesteld nadere stukken in te dienen. Eiseres heeft dat op 9 en 10 december 2020 gedaan. Verweerder is in de gelegenheid gesteld hierop te reageren. Verweerder heeft op 22 december 2020 schriftelijk gereageerd.

Overwegingen en oordeel van de rechtbank

9. Verweerder heeft het pgb oorspronkelijk ingetrokken omdat er – kort gezegd – door toedoen van eiseres geen huisbezoek had plaatsgevonden. Dat huisbezoek heeft 30 oktober 2019 alsnog plaatsgevonden. Naar aanleiding daarvan heeft verweerder extra informatie opgevraagd bij eiseres en die is ook opgestuurd.
10. In de beslissing op het bezwaarschrift heeft verweerder nieuwe redenen gegeven voor de beëindiging van het pgb. Deze redenen zijn:
(a) de zorgovereenkomst met [zorginstantie 1] klopt niet, want eiseres heeft niet de modelzorgovereenkomst gebruikt;
(b) de zorgovereenkomst met [zorginstantie 2] klopt niet, want er is geen sprake van een doelmatige besteding van het pgb en van kwalitatieve zorginkoop: bijna het hele pgb wordt besteed aan zorg die bij [zorginstantie 2] wordt ingekocht waardoor er geen geld meer over is voor de zorg die [zorginstantie 1] biedt, terwijl die zorg wel noodzakelijk is;
(c) de zorgbeschrijving van [zorginstantie 2] klopt niet:
i. in de zorgbeschrijving wordt niet uitgelegd waarom de zorg die eiseres daar inkoopt vanwege haar specifieke beperkingen voor haar noodzakelijk is;
ii. in de zorgbeschrijving staat dat hulp wordt geboden bij afspraken bij bijvoorbeeld de tandarts en de dokter, maar het is niet duidelijk om wat voor soort hulp het gaat en ook niet of het gaat om noodzakelijke begeleiding in de vorm van toezicht bij deze afspraken;
(d) de verantwoording van het pgb klopt niet, want de maandelijkse facturen en uitbetalingen aan [zorginstantie 2] kunnen niet volledig verantwoord worden en de uren van verschillende zorgverleners kloppen niet met de uren die gefactureerd worden door [zorginstantie 2] ;
(e) de gewaarborgde hulp voldoet niet aan de eisen, want hij heeft onder andere een niet sluitende verantwoording ingediend en geen gebruik gemaakt van de modelovereenkomst.
11. Eiseres heeft niet tegen alle redenen voor de beëindiging van het pgb een beroepsgrond gericht en die laat de rechtbank daarom verder buiten beschouwing. De rechtbank mag namelijk alleen een oordeel geven over datgene waar eiseres wel een beroepsgrond tegen heeft gericht.

Zorgovereenkomst met [zorginstantie 1]

12. Vast staat dat voor de zorgovereenkomst met [zorginstantie 1] niet de modelzorgovereenkomst van verweerder is gebruikt. Eiseres heeft aangevoerd dat dat ook niet hoeft omdat [zorginstantie 1] niet verplicht is het format van verweerder te gebruiken en omdat een eerdere zorgovereenkomst met [zorginstantie 1] , waarbij ook niet het format was gebruikt, wel is goedgekeurd.
13. De rechtbank oordeelt dat het op grond van artikel 5.16 van de Regeling langdurige zorg verplicht is om de modelzorgovereenkomst te gebruiken. Eiseres heeft niet met bewijsstukken aangetoond dat verweerder de oude zorgovereenkomst met [zorginstantie 1] wel heeft goedgekeurd. De beroepsgrond slaagt niet.
Zorgbeschrijving [zorginstantie 2] /begeleiding bij tandarts en dokter
14. Eiseres heeft hierover aangevoerd dat bij tandarts- en doktersbezoeken begeleiding in de vorm van toezicht noodzakelijk is omdat zij meervoudig gehandicapt is en 24 uur per dag zorg nodig heeft. Dit had verweerder kunnen weten of kunnen nagaan op basis van het indicatiebesluit en de (medische) stukken.
15. De rechtbank oordeelt dat het feit dat eiseres meervoudig gehandicapt is en/of 24 uur per dag zorg nodig heeft niet persé betekent dat zij begeleiding in de vorm van toezicht nodig heeft als zij naar de tandarts of de dokter gaat, die betaald mag worden uit het pgb. In de zorgbeschrijving bij de zorgovereenkomst met [zorginstantie 2] heeft eiseres – voor zover van belang – het volgende geschreven:
“(…)
4. Waarom is deze zorg bij u nodig?
(…)
Volledig afhankelijk van anderen ivm verstandelijke en geestelijke beperking, deels ook lichamelijk.
Zorg is benodigd ter voorkoming van verwaarlozing en opname in een instelling. Volledig ADL-afhankelijk.
(…)”.
16. Verweerder heeft terecht gesteld dat uit de zorgbeschrijving niet blijkt dat specifiek begeleiding/toezicht bij de tandarts en de dokter noodzakelijk is voor eiseres en dat uit de zorgbeschrijving ook niet blijkt waaruit die begeleiding dan precies bestaat. De rechtbank oordeelt dat verweerder daarom de zorgbeschrijving met [zorginstantie 2] heeft mogen afwijzen. Verweerder heeft daarbij mogen kijken naar de zorgbeschrijving van 2 december 2019 want verweerder is verplicht om alle informatie van vóór de beslissing op het bezwaarschrift mee te nemen bij zijn beslissing. De beroepsgrond slaagt niet.
De gewaarborgde hulp17. Daarnaast heeft eiseres gesteld dat verweerder is uitgegaan van onjuiste informatie en ten onrechte haar bewindvoerder/broer niet geschikt vindt als gewaarborgde hulp. Eiseres heeft er daarbij op gewezen dat haar pgb al op 4 maart 2019 is beëindigd, terwijl haar broer pas op 20 mei 2019 door de kantonrechter als bewindvoerder is benoemd.
18. De rechtbank oordeelt dat het er om gaat dat de broer van eiseres volgens verweerder de pgb-administratie niet op orde had: hij heeft geen sluitende urenverantwoording afgelegd en heeft niet de modelzorgovereenkomst gebruikt. De vraag of de broer wel of niet al als bewindvoerder was benoemd, doet er niet toe.
19. Tegen het eerste punt heeft eiseres geen beroepsgronden gericht en over het tweede punt heeft de rechtbank hiervoor in 13. al geoordeeld dat de modelovereenkomst verplicht is. De gewaarborgde hulp moet er voor in staan dat de aan het pgb verbonden verplichtingen worden nagekomen. Door geen sluitende verantwoording af te leggen en de modelzorgovereenkomst niet te gebruiken, zijn verschillende aan het pgb verbonden verplichtingen niet nagekomen. Dit was de verantwoordelijkheid van de broer van eiseres. Verweerder heeft daarom kunnen concluderen dat hij niet geschikt is als gewaarborgde hulp. De beroepsgrond slaagt niet.
Belangenafweging
20. Ten slotte heeft verweerder een belangenafweging gemaakt. Verweerder heeft daarbij het belang van een goede uitvoering en controle van de besteding van pgb-gelden groter geacht dan het belang van eiseres om zorg door middel van een pgb te kunnen verkrijgen. Verweerder heeft hierbij betrokken dat niet gesteld of gebleken is dat er sprake is van omstandigheden die redelijkerwijs in de weg hebben kunnen staan aan het nakomen van de verplichtingen verbonden aan een pgb. Verder zal eiseres nog steeds zorg kunnen krijgen, maar dan door middel van zorg in natura (ZIN). Dit is in het geval van eiseres een passend alternatief. Eiseres heeft niet met medische stukken onderbouwd dat ZIN niet van haar kan worden gevergd.
21. Eiseres heeft aangevoerd dat ZIN voor haar niet passend is omdat het voor haar heel moeilijk en verwarrend is om iedere keer nieuwe gezichten te zien. Verder heeft eiseres nog nadere informatie ingediend bij de rechtbank:
- het indicatiebesluit van 26 mei 2014;
- brieven van 9 februari 2015 en 16 juli 2019 van de arts P. van Vlokhoven (van [zorginstantie 1] ) aan de huisarts van eiseres en van 23 juli 2019 aan de psychiater L. Goedhard;
- het Persoonlijk Plan van 12 mei 2014;
- brieven van 2 december 2019 en 13 januari 2020 van de psychiater L. Goedhard aan de huisarts van eiseres.
22. De rechtbank oordeelt dat verweerder moet toezien op een correcte besteding van het pgb, omdat het gemeenschapsgeld is. Verweerder heeft onderzoek verricht naar de besteding van het pgb van eiseres. Uit dat onderzoek volgt dat het pgb van eiseres niet op de juiste wijze is verantwoord, dat de modelzorgovereenkomst niet is gebruikt en dat de gewaarborgde hulp zijn taken heeft verzaakt. Er wordt dus niet voldaan aan de verplichtingen behorend bij het pgb. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat verweerder het algemeen belang in redelijkheid heeft kunnen laten prevaleren boven het belang van eiseres. Verweerder heeft bij zijn belangenafweging kunnen betrekken dat eiseres in aanmerking komt voor ZIN en dat niet aannemelijk is gemaakt dat en waarom dit voor haar geen passend alternatief zou zijn of niet van haar kan worden verlangd. De door eiseres bij de rechtbank ingediende nadere informatie maakt geen verschil omdat hieruit ook niet blijkt dat en waarom ZIN voor eiseres niet passend is of niet van haar kan worden verlangd. Verweerder heeft er terecht op gewezen dat ook bij ZIN vaak sprake is van één vaste zorgverlener en er (dus) een vertrouwensband kan worden opgebouwd met de zorgbehoevende. De beroepsgrond slaagt niet.
Hoorzitting23. Eiseres heeft aangevoerd dat ten onrechte in bezwaar geen hoorzitting heeft plaatsgevonden. Volgens verweerder heeft eiseres afgezien van een hoorzitting. Verweerder heeft daarbij verwezen naar de mails die [broer] en [medewerker verweerder] , werkzaam bij verweerder, op 20 december 2019 aan elkaar hebben gestuurd.
24. Deze e-mails horen tot het procesdossier. Uit de mails blijkt dat – voor zover relevant – [broer] op 20 december 2019 om 16:13 uur door [medewerker verweerder] is uitgenodigd voor een hoorzitting op 14 januari 2020. Om 16:46 uur heeft [medewerker verweerder] aan [broer] bericht dat de hoorzitting is verplaatst naar 23 december 2019. Dezelfde dag om 16:56 uur heeft [broer] (in antwoord op de mail van 16:13 uur) de volgende mail gestuurd aan verweerder:
“Goedemiddag Meneer [naam] [1] ,
Ik heb u zojuist gesproken, ik wil graag een schriftelijke snelle afwikkeling omdat het allemaal te lang duurt en zo komt de zorg in gevaar. Mijnsinziens is het dossier nu compleet en u heeft alles ontvangen. Verdere vertraging zal alleen maar schade toebrengen, en dat wil ik zien te voorkomen. Wilt u zo vriendelijk zijn om het dit jaar nog af te wikkelen en het pgb z.s.m. met terugwerkende kracht op te laten starten. (…)”.
25. De rechtbank oordeelt dat verweerder uit deze mails heeft mogen afleiden dat eiseres het bezwaar zo spoedig mogelijk schriftelijk wilde afhandelen en geen prijs stelde op een hoorzitting. [broer] heeft zijn mail namelijk nog verstuurd nadat de hoorzitting was verplaatst van 14 januari 2020 naar 23 december 2019. Eiseres heeft hiermee verklaard geen gebruik te willen maken van het recht te worden gehoord. De beroepsgrond slaagt niet.
Conclusie26. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenvergoeding bestaat geen aanleiding.

De beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.G. Nicholson, rechter, in aanwezigheid van
mr. S.M. Gena, griffier. De beslissing is bekend gemaakt en uitgesproken op 5 januari 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.

Voetnoten

1.Bedoeld is: de heer [naam]