ECLI:NL:RBMNE:2021:1971

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
12 mei 2021
Publicatiedatum
11 mei 2021
Zaaknummer
8226551 UC EXPL 19-13545
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot ontbinding huurovereenkomst en oplegging gedragsregels in het kader van een wonen-met-zorg-contract

In deze zaak heeft de stichting Bo-Ex '91, eisende partij, een vordering ingediend tegen de onderbewindgestelde, vertegenwoordigd door zijn bewindvoerder. De vordering betreft de ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning van de onderbewindgestelde, die volgens Bo-Ex overlast zou veroorzaken voor omwonenden en vernielingen aan de woning zou aanrichten. De procedure begon met een dagvaarding op 12 december 2019, gevolgd door een mondelinge behandeling op 19 augustus 2020. Tijdens deze zitting werd gesproken over de status van de verplichte woonbegeleiding, die door een organisatie aan de onderbewindgestelde werd verleend. De kantonrechter heeft de vorderingen van Bo-Ex beoordeeld en geconcludeerd dat er onvoldoende grond is om de huurovereenkomst te ontbinden. De kantonrechter oordeelde dat de onderbewindgestelde in de afgelopen periode positieve ontwikkelingen heeft doorgemaakt en dat de overlastmeldingen zijn afgenomen. De kantonrechter wees de primaire vordering van Bo-Ex af, maar waarschuwde de onderbewindgestelde dat bij herhaling van ongewenst gedrag de vordering in de toekomst mogelijk wel kan worden toegewezen. De subsidiaire vordering tot oplegging van gedragsregels werd eveneens afgewezen, omdat deze niet specifiek genoeg waren geformuleerd en er geen rechtsgrond was voor de gevorderde maatregelen. De proceskosten werden gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Utrecht
zaaknummer: 8226551 UC EXPL 19-13545 aw/1370
Vonnis van 12 mei 2021
inzake
de stichting
Stichting Bo-Ex '91,
gevestigd te Utrecht,
verder ook te noemen: Bo-Ex,
eisende partij,
gemachtigde: mr. M.H. Andreae,
tegen:
[bewindvoerder] , h.o.d.n. [handelsnaam] , in zijn hoedanigheid van bewindvoerder over de goederen van [onderbewindgestelde],
wonende te [woonplaats] ,
verder ook te noemen: [onderbewindgestelde] ,
gedaagde partij,
gemachtigde: mr. M.I. L'Ghdas.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met 9 producties, die op 12 december 2019 bij [onderbewindgestelde] is bezorgd,
- de conclusie van antwoord met 4 producties,
- de aanvullende producties 10 t/m 12 van Bo-Ex,
- de mondelinge behandeling gehouden op 19 augustus 2020. Namens [onderbewindgestelde] is alleen mr. L’Ghdas verschenen. Aan het slot van de zitting heeft de kantonrechter de gemachtigden van partijen gevraagd om op de rolzitting van 26 augustus 2020 beschikkingsdata door te geven, waarna op een termijn van 4 à 6 weken een fysieke zitting in Utrecht zal worden gepland waarbij alle partijen aanwezig moeten zijn,
- het aanhoudingsverzoek van mr. Andreae op de rolzitting van 25 augustus 2020, namens beide partijen,
- de akte na aanhouding, ook wijziging eis van Bo-Ex met de producties 13 t/m 22,
- de antwoordakte met productie 5 van [onderbewindgestelde] . Die productie blijft bij de beoordeling buiten beschouwing, omdat Bo-Ex daarop niet meer heeft kunnen reageren.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De beoordeling van de (gewijzigde) vorderingen van Bo-Ex

Waar gaat het om?

2.1.
Bo-Ex heeft de kantonrechter in de dagvaarding van 12 december 2019 gevraagd om de huurovereenkomst met [onderbewindgestelde] te ontbinden en hem te veroordelen de woning te ontruimen, wegens – kort gezegd – door hem veroorzaakte overlast voor omwonenden en het aanrichten van vernielingen aan de woning. Het gaat om een ‘wonen-met-zorg-contract’ waarbij drie partijen zijn betrokken: Bo-Ex, [onderbewindgestelde] en [naam organisatie] , die de verplichte woonbegeleiding verzorgt. De huurrelatie verloopt volgens Bo-Ex al sinds de aanvang van de huur op 25 juli 2018, problematisch.
2.2.
[onderbewindgestelde] heeft tegen die vordering van Bo-Ex verweer gevoerd. Volgens hem is geen sprake van zulke ernstige en structurele (geluids)overlast dat deze de ontbinding van de huurovereenkomst met haar gevolgen kan rechtvaardigen. Hij betwist dat hij vernielingen heeft gepleegd en benadrukt dat hij een groot belang heeft bij het behoud van de woning. Als de ontruiming wordt toegewezen zal hij genoodzaakt zijn om weer een zwervend bestaan te gaan lijden omdat hij niemand heeft om op terug te vallen. De opgebouwde stabiliteit, waar veel tijd en moeite in is gestoken, zal dan subiet ongedaan gemaakt worden. Verlies van de woning betekent verlies van inkomen en dat betekent ontstaan van nieuwe schulden en het einde van het schuldhulptraject dat nu wordt gevolgd. [onderbewindgestelde] vraagt de kantonrechter daarom om de vordering van Bo-Ex af te wijzen.
2.3.
De (oorspronkelijke) vordering van Bo-Ex is door de kantonrechter behandeld op de zitting van 19 augustus 2020. Met partijen is onder andere gesproken over de vraag of [onderbewindgestelde] nog woonbegeleiding krijgt en zo ja door welke partij dit nu wordt verzorgd. Partijen hebben de kantonrechter na die zitting verzocht om een aanhouding van zes maanden, omdat op dat moment niet duidelijk is wat de status is van de verplichte woonbegeleiding en deze mogelijk weer opnieuw moet worden opgepakt.
2.4.
Bij akte na aanhouding van 3 maart 2021 stelt Bo-Ex dat de begeleiding van [onderbewindgestelde] in september 2019 door [naam organisatie] blijkt te zijn overgedragen aan het Buurtteam, mede gezien de leeftijd van [onderbewindgestelde] . Er is momenteel minder overlast dan ten tijde van het dagvaarden in december 2019 en de periode daarvoor. Positief is dat er vanuit [onderbewindgestelde] wel enig contact is met Bo-Ex. Bo-Ex heeft van de heer [A] van het Buurtteam vernomen dat het contact tussen [onderbewindgestelde] en het Buurtteam uiteindelijk niet van de grond is gekomen, ondanks diverse pogingen vanuit het Buurtteam. Omdat het Buurtteam vooral werkt op basis van een hulpvraag en [onderbewindgestelde] die hulpvraag kennelijk niet – voldoende – heeft, vraagt Bo-Ex zich af in hoeverre de woonbegeleiding nog (verder) kan worden afgedwongen. Temeer ook omdat de huurovereenkomst in beginsel ziet op verplichte woonbegeleiding gedurende een periode van twee jaar en die periode in dit geval al ruimschoots is overschreden.
2.5.
Bo-Ex wijzigt haar vordering daarom in die zin, dat zij de kantonrechter
primairvraagt de huurovereenkomst met [onderbewindgestelde]
voorwaardelijkte ontbinden en hem
voorwaardelijkte veroordelen de woning te ontruimen, namelijk voor het geval hij zich niet aan de door Bo-Ex gevorderde gedragsaanwijzingen houdt, die (samengevat) als volgt luiden:
- staken overlastgevend gedrag aan omwonenden, waaronder het veroorzaken van geluidsoverlast, het aanbellen bij omwonenden met het verzoek toegang te verstrekken tot het complex en inklimming via balkons naar zijn woning en het bewust open laten staan van de portiekdeur;
- geen vernielingen aanrichten aan eigendommen van verhuurder en/of omwonenden, in het bijzonder het kapot maken van de brievenbus, het inslaan van ramen van de woning en/of het portiek, het forceren van het slot van de toegangsdeur;
- binnen 14 dagen na het vonnis zorg dragen voor een toegangssleutel van het portiek, van de woning en van de balkondeur en deze sleutels ook te gebruiken;
- binnen 14 dagen na het vonnis zorg dragen voor herstel van eventuele kapotte ramen in de woning, de brievenbus en/of het slot van de toegangsdeur naar de woning.
Subsidiairvordert Bo-Ex dat [onderbewindgestelde] zal worden veroordeeld om zich aan de hiervoor genoemde gedragsaanwijzingen te houden, op straffe van een dwangsom van € 100,00 per overtreding, met een maximum van € 5.000,00.
Zowel primair als subsidiairvordert Bo-Ex dat de kantonrechter een beslissing zal nemen als zij in goede justitie meent te behoren en [onderbewindgestelde] zal veroordelen in de proceskosten.
2.6.
[onderbewindgestelde] heeft op die gewijzigde vorderingen van Bo-Ex gereageerd. Hij ontkent met klem dat sprake zou zijn van structurele overlast. De brievenbus is niet door hem vernield, hij is slachtoffer van vernieling geworden en heeft geen geld om de brievenbus te repareren of vervangen. Het raam bij het balkon is niet (meer) kapot. Bo-Ex onderkent bovendien dat hij een positieve ontwikkeling laat zien. Hij is bereid medewerking te verlenen aan begeleiding door het Buurtteam. Hij heeft nu eindelijk een begeleider toegewezen gekregen, de heer [A] . Pas als de begeleiding van de grond is gekomen kan zijn gedrag in het juiste perspectief worden geplaatst. Hij maakt bezwaar tegen de gevorderde gedragsaanwijzingen, het gevaar van misbruik en willekeur ligt immers op de loer. [onderbewindgestelde] vraagt de kantonrechter de vorderingen van Bo-Ex af te wijzen.
Wat is de beslissing van de kantonrechter?
2.7.
De kantonrechter is van oordeel dat de (gewijzigde) vorderingen van Bo-Ex moeten worden afgewezen, om de volgende redenen.
De motivering
2.8.
Naar het oordeel van de kantonrechter bestaat er op dit moment onvoldoende grond om de huurovereenkomst (voorwaardelijk) te ontbinden wegens veroorzaakte overlast voor omwonenden, zoals Bo-Ex primair vordert. Bo-Ex stelt namelijk bij akte na aanhouding dat het aanzienlijk rustiger is geworden met overlastmeldingen door omwonenden. Dat kan de veroorzaakte overlast uit het verleden niet ongedaan maken, maar omdat sprake is van een ‘wonen-met-zorg-contract’, waarbij het van aanvang af voor Bo-Ex duidelijk was dat de huurder woonbegeleiding nodig heeft en zij er dus niet van uit heeft mogen gaan dat alles direct op rolletjes zou lopen, moet de positieve ontwikkeling in de afgelopen periode in dit geval de doorslag geven. Uit de toelichting van Bo-Ex kan daarnaast worden opgemaakt dat Bo-Ex ruim een jaar na het sluiten van het ‘wonen-met-zorg-contract’ het zicht heeft verloren op de verplichte woonbegeleiding, die al in september 2019 door [naam organisatie] blijkt te zijn gestaakt en overgedragen aan het Buurtteam, waarna deze is stilgevallen. Van Bo-Ex mag in het geval van een ‘wonen-met-zorg-contract’ meer betrokkenheid bij en geduld met de huurder worden verwacht als het geval zou zijn bij een ‘gewone’ huurovereenkomst. Mede in aanmerking wordt genomen dat in rechte niet is komen vast te staan dat [onderbewindgestelde] zelf zijn brievenbus heeft vernield of dat de ruit bij het balkon van de woning nog (of weer) kapot is.
2.9.
Dat Bo-Ex haar ontbindings- en ontruimingsvordering heeft gewijzigd in een voorwaardelijke, namelijk voor het geval dat [onderbewindgestelde] de door Bo-Ex opgestelde gedragsaanwijzingen niet naleeft, maakt dat niet anders. Er kan geen misverstand over bestaan dat een goed huurder geen zaken van de verhuurder of van anderen vernielt, niet via de balkons omhoog naar de voordeur klimt, sloten forceert en ruiten inslaat als hij zijn sleutel kwijt is en geen geluidsoverlast veroorzaakt voor omwonenden door harde muziek of door te schreeuwen. Als [onderbewindgestelde] zijn woning wil behouden moet hij dat dus niet (meer) doen. Of [onderbewindgestelde] zich in de toekomst als goed huurder zal gedragen en of zijn gedrag dan alsnog tot ontbinding van de huurovereenkomst zou moeten leiden, kan nu nog niet worden beoordeeld. Als partijen het daarover niet eens worden, dan zal Bo-Ex zich opnieuw tot de kantonrechter moeten wenden. De kantonrechter ziet geen aanleiding om daarop vooruit te lopen door een voorwaardelijke ontbinding uit te spreken, waardoor het geheel ter beoordeling van Bo-Ex zou zijn of [onderbewindgestelde] zich niet als goed huurder heeft gedragen en of dit gedrag ernstig genoeg is voor de ontbinding van de huurovereenkomst, terwijl die ontbinding voor [onderbewindgestelde] verstrekkende gevolgen heeft. Het bezwaar van [onderbewindgestelde] daartegen is gegrond. De primaire vordering van Bo-Ex zal daarom in zijn geheel worden afgewezen.
De kantonrechter wijst [onderbewindgestelde] er wel op dat hij er ernstig rekening mee moet houden dat de kantonrechter de vordering van Bo-Ex tot ontbinding van de huurovereenkomst een volgende keer zal toewijzen, in het geval dat Bo-Ex hem nog een keer in rechte moet betrekken in verband met hetzelfde slechte huurdersgedrag.
2.10.
De subsidiair gevorderde oplegging van gedragsaanwijzingen, op straffe van een dwangsom, zal ook worden afgewezen. Zoals hiervoor is overwogen staat niet ter discussie dat het in die gedragsaanwijzingen beschreven gedrag niet door de beugel kan en dat [onderbewindgestelde] zich door dat gedrag te vertonen niet als goed huurder zou gedragen. De gedragsaanwijzingen zijn echter niet op alle punten specifiek genoeg geformuleerd (“in het bijzonder, maar niet beperkt tot”), terwijl in rechte niet is komen vast te staan dat [onderbewindgestelde] zelf de brievenbus heeft vernield – in welk geval de herstelkosten voor zijn rekening zouden zijn – en/of dat er nog (of weer) kapotte ruiten en sloten in de woning zijn. De kantonrechter ziet daarnaast geen rechtsgrond om [onderbewindgestelde] te veroordelen “binnen 14 dagen na het vonnis zorg te dragen voor een toegangssleutel van het portiek, van de woning en van de balkondeur”. Dit neemt niet weg dat [onderbewindgestelde] zijn hardnekkige sleutelprobleem definitief zal moeten oplossen als hij in de woning wil blijven wonen. Mogelijk kan het Buurtteam hem hierbij behulpzaam zijn. Oplegging van een dwangsom als prikkel tot nakoming, zoals Bo-Ex vordert, acht de kantonrechter verder weinig zinvol, omdat [onderbewindgestelde] schulden heeft en een bewindvoerder zijn financiën beheert. De kantonrechter gaat ervan uit dat het dreigende verlies van de woning een voldoende prikkel voor [onderbewindgestelde] is om het gedrag dat hem door Bo-Ex wordt verweten niet meer te vertonen en de positieve ontwikkeling voort te zetten.
Proceskosten
2.11.
De gewijzigde vorderingen van Bo-Ex worden afgewezen. Dit neemt niet weg dat Bo-Ex voldoende grond had om [onderbewindgestelde] in december 2019 in rechte te betrekken wegens herhaalde overlast. [onderbewindgestelde] heeft zijn gedrag daarna verbeterd en Bo-Ex heeft in reactie daarop haar vordering gewijzigd. De kantonrechter ziet in die gang van zaken aanleiding om de proceskosten te compenseren.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
wijst de vorderingen af;
3.2.
compenseert de proceskosten in die zin, dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.C.P.M. Straver, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 12 mei 2021.