Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.De procedure
2.Het geschil
Waar gaat het om?
3.De beoordeling van de vordering van [eiseres]
NJ1968/42 (
[achternaam 1] / [achternaam 2]) en HR 3 januari 1964, NJ 1965/16
[achternaam 3] / [achternaam 4]). De kantonrechter is van oordeel dat die bijkomende omstandigheden in dit geval aanwezig zijn, op grond van het volgende.
toevoeging kantonrechter) (productie 8 van [gedaagde] ). De schoonzoon van [B] , de heer [H] , heeft eensluidend verklaard. Verder heeft [H] verklaard dat [A] en [F] de administratie van [B] hebben doorgenomen om zicht te krijgen op de financiële situatie en met het oog op de voorgenomen bedrijfsovername (productie 24 van [eiseres] ). [gedaagde] stelt ook zelf dat [A] de financiële administratie van [B] heeft doorgenomen en daarbij heeft geconstateerd dat er grote schulden waren. [A] (al dan niet samen met [F] ) heeft [B] vervolgens voorgesteld om zijn garagebedrijf over te nemen, zodat hij er zou kunnen blijven werken en zijn woning te kopen, zodat hij er kon blijven wonen. [B] heeft daarmee kennelijk ingestemd. Dat [eiseres] zich, in de persoon van [I] , in dit stadium ook met de financiële situatie van [B] zou hebben bemoeid, zoals [gedaagde] suggereert, blijkt nergens uit. [eiseres] heeft [B] pas benaderd nadat zij in juni 2019 plotseling geconfronteerd werd met [gedaagde] en [naam onderneming] , tot dan toe voor haar onbekende partijen. De huuropzegging (met terugwerkende kracht) is daarnaast slechts twee dagen voor het sluiten van de koopovereenkomst tussen [gedaagde] en [C] gedaan. In rechte moet er daarom van uit worden gegaan dat [A] (al dan niet met de hulp van zijn zakenpartner [F] ) ten behoeve van [gedaagde] de huuropzeggingsbrief van [B] aan [C] heeft opgesteld en bij [B] , wiens vertrouwen hij had gewonnen, heeft aangedrongen op ondertekening daarvan. Dit handelen van [A] , die eigenaar is van [gedaagde] , moet aan [gedaagde] worden toegerekend.