ECLI:NL:RBMNE:2021:1967

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
12 mei 2021
Publicatiedatum
11 mei 2021
Zaaknummer
8895920 UC EXPL 20-9859
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van zorgnota's door zorgverzekeraar ONVZ

In deze zaak vordert de eiseres, ONVZ Ziektekostenverzekeraar N.V., betaling van twee zorgnota's van de gedaagde, die een zorgverzekering bij ONVZ heeft afgesloten. De gedaagde heeft vanaf het begin om specificatie van de nota's gevraagd, omdat het onduidelijk was waar deze op betrekking hadden. Pas na de mondelinge behandeling op 3 februari 2021 heeft ONVZ erkend dat er op de datum van de nota geen medische behandeling had plaatsgevonden. De gedaagde heeft aanvankelijk betwist dat zij de zorgkostennota van 13 juni 2019 moest voldoen, maar heeft dit na de mondelinge behandeling niet meer betwist. De kantonrechter heeft vastgesteld dat er nog een bedrag van € 754,16 openstaat aan zorgkostennota's, maar heeft de vordering van ONVZ beperkt tot € 500,-. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de gedaagde niet verantwoordelijk is voor de proceskosten, omdat ONVZ onvoldoende heeft gedaan om voldoening buiten rechte te verkrijgen. De gedaagde krijgt veertien dagen om aan de veroordeling te voldoen, en partijen worden aangespoord om duidelijk te communiceren over de openstaande posten.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Utrecht
zaaknummer: 8895920 UC EXPL 20-9859 NS/20854
Vonnis van 12 mei 2021
inzake
de naamloze vennootschap
ONVZ Ziektekostenverzekeraar N.V.,
gevestigd te Houten ,
verder ook te noemen ONVZ,
eisende partij,
gemachtigde: Flanderijn & Van Eck,
tegen:
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
verder ook te noemen [gedaagde] ,
gedaagde partij,
gemachtigde: [gemachtigde] .

1.De procedure

1.1.
In het dossier zitten de volgende stukken:
  • de dagvaarding van 23 november 2020;
  • de schriftelijke reactie van [gedaagde] van 30 november 2020;
  • het tussenvonnis van 16 december 2020, waarmee een mondelinge behandeling is bepaald;
  • de schriftelijke toelichting van ONVZ van 13 januari 2020 met de reactie op het verweer.
1.2.
De mondelinge behandeling is gehouden op 3 februari 2021. [gedaagde] is zelf niet aanwezig geweest. Zij was vertegenwoordigd door haar echtgenoot, tevens gemachtigde, de heer [gemachtigde] . Namens ONVZ is mevrouw [A] aanwezig geweest. Partijen hebben de standpunten toegelicht en antwoord gegeven op vragen van de kantonrechter en de griffier. De griffier heeft daarvan aantekeningen gemaakt. Een kopie van het vonnis tussen partijen van deze rechtbank van 22 mei 2019 is aan het dossier toegevoegd.
1.3.
Daarna heeft ONVZ op 2 maart 2021 een akte en [gedaagde] op 29 maart 2021 een schriftelijke reactie ingediend.
1.4.
Hierna is vonnis bepaald.

2.Waar gaat de zaak over?

2.1.
[gedaagde] heeft een zorgverzekering bij ONVZ gesloten.
2.2.
Deze procedure gaat over openstaande declaraties voor zorgkosten uit 2018 en 2019. [gedaagde] heeft de jongste nota waarvan betaling wordt gevorderd, de zorgkostennota van 13 juni 2019, aanvankelijk betwist. Met die nota is aan haar een bedrag van € 385 in rekening gebracht vanwege het eigen risico van 2019 voor zorgkosten van haar echtgenoot. De weigering was gebaseerd op de omschrijving in die nota dat op de behandel- en leverdatum van 1 januari 2019 hulp door medisch specialisten was verleend. [gedaagde] heeft aangevoerd dat er op die dag zeker geen medische behandeling had plaatsgevonden.
2.3.
Pas na de mondelinge behandeling van 3 februari 2021 heeft ONVZ erkend dat er op 1 januari 2019 geen medische behandeling had plaatsgevonden. Volgens ONVZ is de datum op de nota van 13 juni 2019 bedoeld als “startdatum” van een DBC (diagnose behandel combinatie) voor een maag/darm onderzoek. De behandelingen zijn volgens ONVZ gegeven op 15 januari 2019, 20 februari 2019, 21 februari 2019 en 9 april 2019 in het [naam ziekenhuis] .
2.4.
[gedaagde] heeft daarna niet meer betwist dat zij de nota van 13 juni 2019 moet voldoen. Zij heeft wel verweer gevoerd tegen de veroordeling in de proceskosten. Volgens [gedaagde] is de administratie van ONVZ niet op orde, krijgt zij nooit duidelijk antwoord op haar vragen en wordt zij al jaren gedreigd met hoge kosten. Zij heeft ter staving van die stellingen verwezen naar de stapels correspondentie tussen partijen. Zij heeft bij haar laatste reactie ook een nieuwe aanmaning van ONVZ overgelegd van 7 maart 2021 die volgens haar niet klopt. Zij heeft verder verwezen naar het vonnis tussen partijen van deze rechtbank van 22 mei 2019.

3.Wat vindt de kantonrechter ervan?

3.1.
ONVZ heeft ter voorbereiding op de mondelinge behandeling een financieel overzicht opgestuurd. Daaruit blijkt dat nog een bedrag van € 754,16 open staat aan zorgkostennota’s tot en met 13 juni 2019.
3.2.
[gedaagde] heeft vanaf het begin aangevoerd dat zij welwillend was om te betalen, maar dat het voor haar wel duidelijk moest zijn of de zorgnota’s terecht waren. Zij heeft na het (eindelijk) ontvangen van de nadere toelichting van ONVZ van 2 maart 2021, de hierboven genoemde behandelingen in 2019 in het [naam ziekenhuis] niet meer betwist. De kantonrechter stelt daarom vast dat het saldo van € 754,16 verschuldigd is.
3.3.
Aangezien VGZ haar vordering heeft beperkt tot € 500,- kan met dit vonnis niet meer dan € 500 worden toegewezen. Maar [gedaagde] zal ook de rest van de openstaande nota’s moeten betalen.
3.4.
Dat geldt niet voor de verschenen rente en buitengerechtelijke incassokosten. Die hoeft [gedaagde] niet te betalen om dezelfde reden als in het vonnis van 22 mei 2019 is verwoord. ONVZ heeft ook dit keer onvoldoende gedaan om voldoening buiten rechte te krijgen. Zij had [gedaagde] al veel eerder duidelijk kunnen maken dat de datum van 1 januari 2019 op de zorgkostennota van juni 2019 geen behandel- en leverdatum was, zoals vermeld, maar slechts een startdatum van behandelingen die later dat jaar zijn gegeven. ONVZ kan het [gedaagde] niet kwalijk nemen dat zij niet eerder heeft betaald, omdat [gedaagde] vele malen om specificatie van het gefactureerde bedrag heeft gevraagd.
3.5.
Daar komt dan nog het volgende bij. In het najaar van 2019 is tussen partijen een geschil gerezen over de kosten van betekening van het vonnis van 22 mei 2019. Op 4 juni 2019 heeft [gedaagde] aan dat vonnis voldaan. Toch heeft ONVZ daarna, op 12 september 2019, het vonnis alsnog laten betekenen. Met een e-mail van 28 november 2019 heeft de gemachtigde van ONVZ aangekondigd loonbeslag te gaan leggen als niet uiterlijk 3 december 2019 de kosten van de betekening groot € 111,24 zouden worden betaald. Nadat [gedaagde] hiertegen had geprotesteerd, is dat geschil opgelost. Maar in dezelfde periode hebben partijen ook gecorrespondeerd over de zorgkostennota van juni 2019. ONVZ had vanwege het geschil over de kosten van betekening moeten begrijpen dat [gedaagde] niet zou betalen zonder dat zij zeker zou weten dat de nota verschuldigd was.
3.6.
Uit het voorgaande volgt dat [gedaagde] ook de proceskosten van ONVZ
niet hoeft te vergoeden. De kantonrechter zal beslissen dat iedere partij de eigen kosten dient te dragen.
Hoe nu verder?
3.7.
[gedaagde] zal een termijn van veertien dagen krijgen om aan de veroordeling uit dit vonnis te voldoen.
3.8.
ONVZ zal ervoor moeten waken dat dit vonnis niet onnodig wordt betekend ter voorkoming van nieuwe verwarring.
3.9.
Ook zullen partijen met elkaar moeten overleggen over de nieuwe aanmaning van 7 maart 2021. De kantonrechter roept beide partijen op zorgvuldig en duidelijk te communiceren. Alleen als partijen het samen eens kunnen worden over het saldo van alle openstaande posten, en daarover een betalingsregeling kunnen treffen, kan een derde procedure worden voorkomen.
3.10.
[gedaagde] heeft nu twee keer gelijk gekregen op het punt van de kosten. Zij kan er echter niet op rekenen dat dit zo blijft. Zij zal voortaan onbetwiste declaraties echt tijdig moeten betalen en ook zelf zeer duidelijk moeten communiceren.

4.De beslissing

De kantonrechter:
4.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan ONVZ te betalen € 500, te voldoen binnen veertien dagen na de datum van dit vonnis, bij gebreke waarvan dit bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente met ingang van de vijftiende dag na de datum van dit vonnis tot de dag van volledige betaling;
4.2.
bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten moet dragen;
4.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
4.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.A.M. Pinckaers, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 12 mei 2021.