Uitspraak
uitspraak van de meervoudige kamer van 8 januari 2021 in de zaak tussen
[eiser] , te [woonplaats] , eiser,
Inleiding
Overwegingen
Beslissing
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
de griffier is verhinderd
Rechtbank Midden-Nederland
In deze zaak heeft eiser, die sinds 1 januari 2017 werkzaam was bij een werkgever, een aanvraag ingediend voor een uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW) op 23 juni 2019. De werkgever had echter een inbraak gemeld en eiser werd verdacht van betrokkenheid bij deze inbraak. Op basis van deze verdenking en het feit dat eiser niet op een uitnodiging voor een gesprek was verschenen, weigerde de verweerder de WW-uitkering van eiser. Eiser betwistte de beschuldigingen en stelde dat hij niet op de hoogte was van de uitnodiging voor het gesprek, omdat deze naar een oud telefoonnummer was gestuurd.
De rechtbank oordeelde dat de verweerder niet voldoende bewijs had geleverd dat eiser de diefstal had gepleegd, en dat de combinatie van de verdenking van diefstal en het niet verschijnen op de afspraak niet voldeed aan de criteria voor verwijtbare werkloosheid. De rechtbank concludeerde dat de verweerder ten onrechte had aangenomen dat eiser verwijtbaar werkloos was geworden en dat de weigering om de WW-uitkering uit te betalen niet gerechtvaardigd was. De rechtbank verklaarde het beroep van eiser gegrond en droeg de verweerder op om binnen acht weken een nieuw besluit te nemen over het recht op WW-uitkering.
Daarnaast werd de verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiser, die door een professionele rechtsbijstandverlener was vertegenwoordigd. De rechtbank stelde de proceskosten vast op € 534,- en bepaalde dat het betaalde griffierecht van € 48,- aan eiser moest worden vergoed.