In deze zaak gaat het om de terugvordering van een Wajong-uitkering van eiser, die sinds 2008 een uitkering ontvangt. De aanleiding voor de terugvordering is de ontdekking van een hennepkwekerij op het adres waar eiser woonde op 7 februari 2018. Eiser heeft deze activiteiten niet gemeld bij het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV), wat leidde tot een terugvordering van € 6.265,11 over de periode van 1 september 2017 tot en met 31 januari 2018. Na bezwaar van eiser heeft het UWV het terug te vorderen bedrag verlaagd naar € 4.487,09. Eiser heeft beroep ingesteld tegen dit besluit, maar de rechtbank heeft geoordeeld dat het UWV terecht heeft gehandeld.
De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser zijn inlichtingenplicht heeft geschonden door de hennepkwekerij niet te melden. Eiser voerde aan dat hij door zijn geestelijke beperkingen niet in staat was om de kwekerij op te zetten en te exploiteren, maar de rechtbank oordeelde dat het UWV voldoende bewijs had dat eiser verantwoordelijk was voor de hennepkwekerij. De rechtbank heeft de verklaring van eiser bij de politie als bewijs geaccepteerd, omdat deze ondertekend was en eiser voorafgaand aan het verhoor overleg had gehad met een advocaat.
De rechtbank concludeert dat er geen dringende redenen zijn om van terugvordering af te zien, ondanks de omstandigheden die eiser aanvoert, zoals een CIZ-indicatie. Eiser heeft niet aangetoond dat hij door de terugvordering in een onaanvaardbare situatie terechtkomt. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de terugvordering van het UWV.