ECLI:NL:RBMNE:2021:1950
Rechtbank Midden-Nederland
- Wraking
- Rechtspraak.nl
Wrakingsverzoek tegen rechter in strafzaak wegens vermeende partijdigheid
In deze wrakingszaak heeft de meervoudige kamer van de Rechtbank Midden-Nederland op 4 mei 2021 uitspraak gedaan op het verzoek tot wraking van de rechter in een strafzaak. Verzoeker, bijgestaan door zijn advocaat mr. M. van Viegen, heeft het wrakingsverzoek ingediend op 9 april 2021, waarbij hij stelde dat de rechter niet onpartijdig was. Dit zou blijken uit het feit dat cruciale data en getuigen niet gehoord werden en dat de rechter verzoeker tutoyeerde. De wrakingskamer heeft de procedure openbaar behandeld op 20 april 2021, waarbij de gewraakte rechter niet aanwezig was.
De wrakingskamer heeft in haar beoordeling vastgesteld dat er geen objectieve aanwijzingen zijn voor vooringenomenheid van de rechter. Artikel 512 van het Wetboek van Strafvordering stelt dat een rechter gewraakt kan worden op basis van feiten die de onpartijdigheid in gevaar kunnen brengen. De wrakingskamer heeft geconcludeerd dat de rechter nog geen beslissing had genomen over het horen van getuigen, en dat het tutoyeren op zich niet voldoende is om partijdigheid aan te nemen. De wrakingskamer heeft het verzoek tot wraking ongegrond verklaard en de procedure in de strafzaak met parketnummer 16-270436-20 opgedragen om voortgezet te worden in de stand waarin deze zich bevond voor de schorsing.
De beslissing is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.