ECLI:NL:RBMNE:2021:1950

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
4 mei 2021
Publicatiedatum
11 mei 2021
Zaaknummer
520165 / HA RK 21-81
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wrakingsverzoek tegen rechter in strafzaak wegens vermeende partijdigheid

In deze wrakingszaak heeft de meervoudige kamer van de Rechtbank Midden-Nederland op 4 mei 2021 uitspraak gedaan op het verzoek tot wraking van de rechter in een strafzaak. Verzoeker, bijgestaan door zijn advocaat mr. M. van Viegen, heeft het wrakingsverzoek ingediend op 9 april 2021, waarbij hij stelde dat de rechter niet onpartijdig was. Dit zou blijken uit het feit dat cruciale data en getuigen niet gehoord werden en dat de rechter verzoeker tutoyeerde. De wrakingskamer heeft de procedure openbaar behandeld op 20 april 2021, waarbij de gewraakte rechter niet aanwezig was.

De wrakingskamer heeft in haar beoordeling vastgesteld dat er geen objectieve aanwijzingen zijn voor vooringenomenheid van de rechter. Artikel 512 van het Wetboek van Strafvordering stelt dat een rechter gewraakt kan worden op basis van feiten die de onpartijdigheid in gevaar kunnen brengen. De wrakingskamer heeft geconcludeerd dat de rechter nog geen beslissing had genomen over het horen van getuigen, en dat het tutoyeren op zich niet voldoende is om partijdigheid aan te nemen. De wrakingskamer heeft het verzoek tot wraking ongegrond verklaard en de procedure in de strafzaak met parketnummer 16-270436-20 opgedragen om voortgezet te worden in de stand waarin deze zich bevond voor de schorsing.

De beslissing is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

WRAKINGSKAMER
Locatie: Utrecht
Zaaknummer/rekestnummer: 520165 / HA RK 21-81
Beslissing van de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakingszaken van
4 mei 2021
op het verzoek in de zin van artikel 512 van het Wetboek van Strafvordering (verder: Sv) van:
[verzoeker] ,
wonende te [woonplaats] ,
(verder te noemen: verzoeker),
advocaat: mr. M. van Viegen, advocaat te Utrecht.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het ter zitting van 9 april 2021 gedane wrakingsverzoek, zoals vastgelegd in het proces-
verbaal van de terechtzitting van de politierechter;
- de schriftelijke reactie van 12 april 2021 van de politierechter;
- de emailberichten van verzoeker en zijn advocaat van 16 april 2021.
1.2.
Het wrakingsverzoek is op 20 april 2021 in het openbaar behandeld door de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakingszaken (verder: de wrakingskamer).
Bij de mondelinge behandeling is verzoeker verschenen, bijgestaan door zijn advocaat.
De rechter is met een bericht van verhindering niet verschenen.
1.3.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.Het wrakingsverzoek

2.1.
Het verzoek tot wraking is gericht tegen mr. E. Slager als behandelend politierechter (hierna te noemen: de rechter) in de zaak met parketnummer 16/270436-20. Volgens verzoeker is de rechter niet onpartijdig, nu verzoeker geen eerlijk proces kan krijgen. Dit blijkt volgens verzoeker uit het feit dat cruciale data en getuigen niet gehoord worden. Tijdens de mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek heeft verzoeker hier nog aan toegevoegd dat de partijdigheid van de rechter eveneens kan worden afgeleid uit het feit dat de rechter hem tutoyeerde.
2.2.
De rechter heeft niet berust in de wraking. In haar schriftelijke reactie stelt zij zich op het standpunt dat er geen goede grond voor wraking is en dat het wrakingsverzoek ongegrond dient te worden verklaard.

3.De beoordeling

3.1.
Artikel 512 Sv bepaalt dat elk van de rechters die een zaak behandelen op verzoek van de verdachte of het openbaar ministerie kan worden gewraakt op grond van feiten en omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
3.2.
De wrakingskamer onderzoekt in een wrakingsprocedure of de onpartijdigheid van de rechter schade lijdt. Een rechter wordt geacht onpartijdig te zijn tot het tegendeel vaststaat. Van dat laatste kan sprake zijn indien uit zijn overtuiging of gedrag persoonlijke vooringenomenheid tegenover een procespartij blijkt. Daarnaast kan een procespartij de indruk krijgen dat de rechter vooringenomen is. Het gezichtspunt van de procespartij is hier van belang, maar speelt geen doorslaggevende rol. Beslissend is of de vrees voor partijdigheid objectief gerechtvaardigd is. Komt vooringenomenheid of een gerechtvaardigd vermoeden daarvan vast te staan dan lijdt de rechterlijke onpartijdigheid schade.
De wrakingskamer zal het wrakingsverzoek aan de hand van de hiervoor genoemde maatstaven beoordelen.
3.3.
De wrakingskamer is van oordeel dat de rechter geen blijk heeft gegeven van enige vorm van vooringenomenheid of partijdigheid en verklaart het verzoek daarom ongegrond. Daarvoor is het volgende van belang.
3.4.
Verzoeker heeft aangevoerd dat hij geen eerlijk proces kan krijgen, omdat cruciale data en getuigen niet worden gehoord. Uit het proces-verbaal van de politierechterzitting volgt dat de rechter nog niet is toegekomen aan een beslissing op het verzoek tot het horen van enkele getuigen. Hieruit kan naar het oordeel van de wrakingskamer dan ook geen vooringenomenheid blijken. Datzelfde geldt voor de omstandigheid dat de rechter verzoeker heeft getutoyeerd tijdens de politierechterziting. Ook voor het overige is niet gebleken van omstandigheden die tot een ander oordeel leiden.
3.5.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen zal de wrakingskamer het verzoek tot wraking ongegrond verklaren.

4.De beslissing

De wrakingskamer:
4.1.
verklaart het verzoek tot wraking ongegrond;
4.2.
draagt de griffier van de wrakingskamer op deze beslissing toe te zenden aan verzoeker, de gewraakte rechter, andere betrokken partijen, alsmede aan de teamvoorzitter van het team waarin de rechter werkzaam is en de president van deze rechtbank;
4.3.
bepaalt dat de procedure van verzoeker met parketnummer 16-270436-20 dient te worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond op het moment van de schorsing vanwege het wrakingsverzoek.
Deze beslissing is gegeven door mr. N.M. Spelt, voorzitter, mr. D.J. van Maanen en mr. W.S. Ludwig als leden van de wrakingskamer, bijgestaan door mr. L.C.J. van der Heijden, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 4 mei 2021.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.