ECLI:NL:RBMNE:2021:1948
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen WOZ-waarde vaststelling van onroerende zaken in Hilversum
In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 20 april 2021 uitspraak gedaan in een beroep tegen de vastgestelde WOZ-waarde van twee onroerende zaken in Hilversum. De eiser, eigenaar van de woningen, had bezwaar gemaakt tegen de beschikking van de heffingsambtenaar van de gemeente Hilversum, waarin de waarde van de woningen voor het belastingjaar 2019 was vastgesteld op € 98.000,- per woning. De eiser stelde dat de waarde te hoog was en verzocht om zijn te laat ingediende beroepschrift als verschoonbaar te verklaren. De rechtbank oordeelde dat het beroep ontvankelijk was, omdat de eiser de uitspraak op bezwaar pas op 22 april 2020 had ontvangen.
De rechtbank heeft vervolgens de argumenten van de eiser en de heffingsambtenaar beoordeeld. De heffingsambtenaar had de waarde van de woningen vastgesteld op basis van de vergelijkingsmethode, waarbij rekening was gehouden met de verschillen tussen de woningen en referentiewoningen. De rechtbank concludeerde dat de heffingsambtenaar aannemelijk had gemaakt dat de vastgestelde waarde van € 98.000,- niet te hoog was. De rechtbank volgde de toelichting van de heffingsambtenaar en oordeelde dat de referentieobjecten, hoewel niet identiek aan de woningen van de eiser, voldoende vergelijkbaar waren.
Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond en gaf geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gemaakt op rechtspraak.nl en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep binnen zes weken na verzending van de uitspraak.