ECLI:NL:RBMNE:2021:1926

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
18 maart 2021
Publicatiedatum
11 mei 2021
Zaaknummer
UTR 20/1913
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen arbeidsongeschiktheidsverklaring en WIA-uitkering

In deze zaak heeft eiseres, die sinds 30 maart 2017 een WIA-uitkering ontvangt, beroep ingesteld tegen een besluit van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. Dit besluit verklaarde haar arbeidsongeschiktheid op 25 januari 2019 op 62,28%, wat resulteerde in een wijziging van haar resterende verdiencapaciteit en de inkomenseis voor een andere WIA-uitkering. Eiseres was het niet eens met deze beslissing en voerde aan dat de medische beoordeling onjuist was en dat de gestelde urenbeperking te marginaal was. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 30 december 2020 via een Skype-zitting, waarbij eiseres werd vertegenwoordigd door haar gemachtigde en verweerder door zijn gemachtigde. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verzekeringsartsen zorgvuldig hebben gehandeld en dat er geen tegenstrijdigheden in de rapportages waren. Eiseres heeft geen nieuwe medische gegevens overlegd die haar standpunt onderbouwen. De rechtbank concludeert dat de arbeidsdeskundige rapportages voldoende gemotiveerd zijn en dat eiseres de geduide functies kan verrichten. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 20/1913

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 18 maart 2021 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. O.W.G. van Petegem),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder
(gemachtigde: M.H.J. van Kuilenburg).

Inleiding

1. Op 2 april 2015 viel eiseres uit voor haar werk als medewerker helpdesk voor 30 uur per
week. Na de wachttijd van 104 weken is eiseres per 30 maart 2017 63,49% arbeidsongeschikt geacht, op grond waarvan zij een WIA-uitkering ontvangt.
Op 17 oktober 2018 heeft eiseres bij verweerder een melding gemaakt van een verslechtering van haar gezondheid.
2. Met het primaire besluit van 5 februari 2019 is eiseres vanaf 25 januari 2019 voor
64,69% arbeidsongeschikt verklaard. Dit is minder arbeidsgeschikt dan voorheen.
3. Met het besluit van 7 april 2020 (het bestreden besluit) is het bezwaar gegrond verklaard.
De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft namelijk niet alle geduide functies passend geacht. De functies van schoonmaker, tuinmedewerker en medewerker interne dienst zijn komen te vervallen. Vervolgens zijn nieuwe geduide functies geselecteerd, namelijk productiemedewerker industrie, huishoudelijk medewerker en medewerker tuinbouw. De wijziging in de resterende verdiencapaciteit heeft gevolgen voor de inkomenseis waaraan eiseres moet kunnen voldoen om voor een andere WIA-uitkering in aanmerking te kunnen komen. Eiseres moet nu meer dan € 469,50 bruto per maand verdienen. De WGA-vervolguitkering wijzigt niet, omdat het nieuwe arbeidsongeschiktheidspercentage van 62,28% binnen de uitkeringsklasse van 55 tot 65% valt. De kosten die eiseres in de bezwaarfase heeft gemaakt, zal verweerder vergoeden.
4. Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Verweerder heeft een
verweerschrift ingediend. Derde-partij [derde belanghebbende] (werkgever), heeft verklaard aan het geding te willen deelnemen. Eiseres heeft geen toestemming gegeven om de medische gegevens naar de werkgever door te sturen.
5. Het onderzoek op de zitting heeft via Skype plaatsgevonden op 30 december 2020.
Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Werkgever heeft met bericht vooraf aangegeven niet ter zitting aanwezig te zijn.

Overwegingen

Beoordelingskader
6. Bij haar beoordeling van deze zaak stelt de rechtbank voorop dat verweerder besluiten
over iemands arbeidsongeschiktheid mag baseren op rapporten van verzekeringsartsen, wanneer deze op een zorgvuldige manier tot stand zijn gekomen, geen tegenstrijdigheden bevatten en voldoende begrijpelijk zijn. Het is aan eiseres om aan te voeren (en zo nodig aannemelijk te maken) dat de rapporten niet aan de genoemde eisen voldoen of dat de medische beoordeling onjuist is. Voor het aannemelijk maken dat een medische beoordeling onjuist is, is in beginsel een rapport van een arts noodzakelijk. Dit brengt mee dat de manier waarop iemand zelf zijn gezondheidsklachten ervaart, geen toereikende grondslag vormt voor het aannemen van een hogere mate van arbeidsongeschiktheid.
Is het medisch onderzoek zorgvuldig verricht?
7. Eiseres heeft geen gronden aangevoerd ten aanzien van de zorgvuldigheid van het
medisch onderzoek. De rechtbank overweegt dat de primaire verzekeringsarts, mevrouw Harbiye , dossierstudie heeft verricht en eiseres op het spreekuur heeft onderzocht. Daarnaast heeft eiseres aan de primaire verzekeringsarts de medische informatie uit de behandelende sector medegedeeld. De verzekeringsarts bezwaar en beroep, mevrouw van den Broeke-Spieker , heeft de dossiergegevens bestudeerd en een hoorzitting gehouden. De rechtbank is van oordeel dat de bevindingen van de verzekeringsartsen inzichtelijk zijn gemotiveerd. In de rapportages staan ook geen tegenstrijdigheden. De rechtbank concludeert daarom dat het medisch onderzoek zorgvuldig is verricht.
Is de medische beoordeling juist?
8. Eiseres voert aan dat de medische beoordeling onjuist is, omdat zij beperkt
moet worden geacht op de beoordelingspunten
1.1 Vasthouden van de aandacht,
1.2
Verdelen van de aandacht,
1.3 Herinneren,
1.4 Inzicht in eigen kunnen,
1.5
Doelmatig handelen,
1.6 Zelfstandig handelen,
1.7 Handelingstempo,
2.10 Vervoeren
2.11 Overige beperkingen in het sociaal functionerenvan de functionele mogelijkhedenlijst (FML).
9. De rechtbank stelt vast dat eiseres op diverse beoordelingspunten van de
rubrieken persoonlijk en sociaal functioneren in de FML beperkt is geacht. De rechtbank overweegt dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep in de rapportage van 13 maart 2020 verwijst naar het uitgevoerde neuropsychologisch onderzoek. Niet is gebleken dat deze informatie onvoldoende bij de heroverweging is betrokken. De rechtbank oordeelt dat uit de FML kan worden geconcludeerd dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende rekening heeft gehouden met de beperkingen van eiseres en de daaruit voortvloeiende functionele mogelijkheden. Uit het dagverhaal van eiseres blijkt namelijk dat haar zelfverzorging en de rol in het samenlevingsverband normaal is als bedoeld in CBBS. In de rapportage van de verzekeringsarts bezwaar en beroep staat dat eiseres opstaat, zich aankleedt, ’s avonds eten kookt, eens per week met recreanten naar volleybal gaat en een halfuur per dag wandelt. Op grond daarvan zijn terecht geen beperkingen vastgesteld op de beoordelingspunten
1.1
Vasthouden van de aandacht,
1.2 Verdelen van de aandacht,
1.4 Inzicht in eigen kunnen,
1.5
Doelmatig handelenen
1.6 Zelfstandig handelen. Verder is bij eiseres niet gebleken van een ernstige stoornis als bedoeld in CBBS op grond waarvan een beperking moet worden aangenomen bij de beoordelingspunten
1.3 Herinnerenen
1.7 Handelingstempo. Tot slot heeft eiseres naar het oordeel van de rechtbank niet onderbouwd waarom een beperking op de beoordelingspunten
2.10 Vervoeren
2.11 Overige beperkingen in het sociaal functionerenmoet worden vastgesteld.
10. De rechtbank overweegt dat eiseres haar standpunt niet met nieuwe medische gegevens
onderbouwt. Dat eiseres stelt dat zij meer beperkt moet worden geacht dan dat de verzekeringsartsen hebben vastgesteld, kan op zichzelf niet leiden tot het oordeel dat de medische beoordeling onjuist is. Het is juist de specifieke deskundigheid van de verzekeringsartsen om op basis van medisch objectiveerbare klachten beperkingen vast te stellen. Aan hoe eiseres zelf haar klachten en haar belastbaarheid ervaart, kan bij de beoordeling van de arbeidsongeschiktheid geen doorslaggevende betekenis toekomen. De beroepsgrond slaagt niet.
11. Verder voert eiseres aan dat de gestelde urenbeperking te marginaal is. Het is voor haar
namelijk niet mogelijk gebleken om gemiddeld 20 uur per week te werken. In aanvulling hierop voert eiseres ter zitting aan dat zij maximaal 10 uur per week kan werken.
12. De rechtbank stelt vast dat de primaire verzekeringsarts Harbiye in de rapportage van
28 januari 2019 als diagnoses whiplash trauma, chronisch vermoeidheidssyndroom, overige somatoforme stoornis, obsessief compulsieve persoonlijkheidsstoornis en fibromyalgie heeft gesteld. Naar het oordeel van de rechtbank heeft Harbiye voldoende gemotiveerd onderbouwd waarom geen sprake is van geen benutbare mogelijkheden. Wel heeft de primaire verzekeringsarts eiseres op energetische gronden beperkt geacht, namelijk dat zij ’s nachts niet kan werken en gemiddeld ongeveer 4 uur per dag en gemiddeld ongeveer 20 uur per week kan werken. De verzekeringsarts bezwaar en beroep van den Broeke-Spieker geeft in de rapportage van 13 maart 2020 aan dat er geen medische argumenten zijn om de primair vastgestelde belastbaarheid te wijzigen.
13. De rechtbank overweegt dat uit de
Standaard duurbelastbaarheid in arbeidblijkt dat bij
de beoordeling van de urenbeperking op energetische gronden de belangrijkste meetinstrumenten het dagverhaal, de inhoud en constellatie van medische gegevens en de perceptie en cognitie van het eigen onvermogen van cliënt zijn. De rechtbank oordeelt dat niet is gebleken dat de opgelegde urenbeperking onvoldoende is. Dit blijkt namelijk niet uit de gestelde diagnoses en het dagverhaal van eiseres. Ook is bij eiseres geen sprake van verminderde beschikbaarheid overdag en preventieve redenen op grond waarvan een verdergaande urenbeperking moet worden aangenomen. Eiseres onderbouwt haar standpunt niet met nieuwe medische gegevens. De beroepsgrond slaagt niet.
Is de arbeidskundige beoordeling juist?
14. Eiseres voert aan dat bij de functie van productiemedewerker industrie sprake is van
werkzaamheden met een hoog handelingstempo. Eiseres is vanwege haar beperkingen daartoe niet in staat. Daarnaast voert eiseres aan dat alle geduide functies om medische redenen niet passend zijn. Gelet op de Wmo-indicatie van eiseres, waarbij zij vier uur per week huishoudelijke hulp krijgt, is de functie van huishoudelijk medewerker niet passend.
15. De rechtbank overweegt dat in de FML beperkingen zijn vastgesteld ten aanzien van
persoonlijk functioneren in arbeid. Eiseres is hierbij onder meer aangewezen op werk zonder veelvuldige deadlines of productiepieken. Bij de functie van productiemedewerker industrie is op dit beoordelingspunt geen signalering bij het Resultaat functiebeoordeling opgenomen. Dit betekent dat bij deze functie geen sprake is van veelvuldige deadlines of productiepieken. Voor het overige heeft eiseres tegen de arbeidskundige grondslag van het besluit geen beroepsgronden naar voren gebracht, anders dan dat zij de functies om medische redenen niet kan verrichten. Weliswaar heeft eiseres een Wmo-indicatie, maar hierbij wordt een ander toetsingskader gehanteerd en gelden andere criteria dan bij een beoordeling van de arbeidsongeschiktheid. De rechtbank oordeelt dat verweerder met de arbeidskundige rapportages voldoende heeft gemotiveerd waarom de functies de belastbaarheid van eiseres niet overschrijden. Eiseres moet de geduide functies daarom kunnen verrichten. De beroepsgrond slaagt niet.
Conclusie
16. De rechtbank oordeelt dat het medisch onderzoek zorgvuldig is verricht en de medische
beoordeling juist is vastgesteld. Eiseres heeft geen nieuwe medische informatie aangedragen waarmee zij twijfel zaait over de juistheid van de rapportages van de verzekeringsartsen. De arbeidskundige rapportages tonen voldoende gemotiveerd aan dat eiseres de geduide functies moet kunnen verrichten. Verweerder heeft daarom terecht bepaald dat eiseres vanaf
25 januari 2019 voor 62,28% arbeidsongeschikt is. De WGA-vervolguitkering wijzigt niet, omdat dit nieuwe arbeidsongeschiktheidspercentage binnen dezelfde uitkeringsklasse valt als voordat eiseres melding maakte van haar verslechterde gezondheid.
17. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. Y.N.M. Rijlaarsdam, rechter, in aanwezigheid van mr. L.M.A. Koeman, griffier. De beslissing is uitgesproken op 18 maart 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
griffier rechter
De rechter is verhinderd deze
uitspraak te ondertekenen.
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.