Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 18 maart 2021 in de zaak tussen
[eiser] , te [woonplaats] , eiser
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
- vernietigt de uitspraak op bezwaar;
Rechtbank Midden-Nederland
In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 18 maart 2021 uitspraak gedaan in een geschil over de waardering van een onroerende zaak voor de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ). Eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde A. Oosters, heeft beroep ingesteld tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking gemeenten & hoogheemraadschap, vertegenwoordigd door R. Janmaat. De heffingsambtenaar had de waarde van de woning vastgesteld op € 422.000,- per 1 januari 2018, waarop een aanslag onroerendezaakbelastingen was gebaseerd. Eiser betwistte deze waarde en voerde aan dat de referentiewoning [adres 3] een grotere gebruiksoppervlakte had dan door verweerder was aangenomen. De rechtbank heeft de zaak behandeld tijdens een Skype-zitting op 15 december 2020.
De rechtbank oordeelde dat de heffingsambtenaar niet voldoende aannemelijk had gemaakt dat de vastgestelde WOZ-waarde van € 422.000,- niet te hoog was. De rechtbank concludeerde dat de referentiewoning [adres 4] niet geschikt was voor vergelijking vanwege de aanzienlijke verschillen in gebruiksoppervlakte en perceelgrootte. Aangezien beide partijen de waarde van het object niet aannemelijk hadden gemaakt, heeft de rechtbank de waarde schattenderwijs vastgesteld op € 393.000,-. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde de uitspraak op bezwaar, en droeg de heffingsambtenaar op het betaalde griffierecht van € 47,- aan eiser te vergoeden. Tevens werden de proceskosten van eiser vastgesteld op € 1.726,26.
De uitspraak is gedaan door mr. J.R. van Es-de Vries en is openbaar gemaakt op 18 maart 2021. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.