ECLI:NL:RBMNE:2021:192

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
26 januari 2021
Publicatiedatum
25 januari 2021
Zaaknummer
16-088799-19 en 16-105164-19 (ter terechtzitting gevoegd)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van mishandeling, maar veroordeling voor bezit van amfetamine en schending gedragsaanwijzing door moeder

Op 26 januari 2021 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een moeder die werd verdacht van mishandeling van haar kinderen. De rechtbank sprak de moeder vrij van de beschuldigingen van mishandeling, omdat de verklaringen van de kinderen en andere getuigen inconsistent en tegenstrijdig waren. Er was onvoldoende objectief bewijs om de mishandeling te bewijzen, zoals medische rapporten of foto's van letsel. De rechtbank concludeerde dat er geen wettig en overtuigend bewijs was dat de moeder haar kinderen had mishandeld.

Echter, de moeder werd wel veroordeeld voor het in bezit hebben van 6,64 gram amfetamine, wat in strijd is met de Opiumwet. De rechtbank oordeelde dat de moeder op de hoogte was van de aanwezigheid van de amfetamine in haar woning, aangezien zij zelf had verklaard speed te gebruiken. Daarnaast werd de moeder ook veroordeeld voor het schenden van een gedragsaanwijzing die haar verbood contact te hebben met haar kinderen. De rechtbank achtte het bewezen dat zij opzettelijk contact had gezocht met haar zoon en dochter, wat in strijd was met de opgelegde gedragsaanwijzing.

De rechtbank legde een taakstraf op van 80 uren, waarbij de tijd die de moeder in voorarrest had doorgebracht in mindering werd gebracht. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de moeder, maar vond het noodzakelijk om een straf op te leggen vanwege de risico's die haar gedrag met zich meebracht voor de gezondheid van haar kinderen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummers: 16-088799-19 en 16-105164-19 (ter terechtzitting gevoegd)
Vonnis van de meervoudige kamer van 26 januari 2021
in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1981] in [geboorteplaats] ,
wonende op het adres [adres] , [woonplaats] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

De rechtszaak tegen verdachte heeft in het openbaar plaatsgevonden op 11 december 2019,
4 februari 2020, 26 mei 2020, 2 oktober 2020 en 12 januari 2021. De zaak is op 12 januari 2021 inhoudelijk behandeld. Hierbij waren aanwezig:
- verdachte zelf (waardoor sprake is van een vonnis op tegenspraak);
- de advocaat van verdachte: mr. D. Simo (werkzaam in Culemborg);
- de officier van justitie: mr. J.R.F. Esbir Wildeman.

2.TENLASTELEGGING

De officier van justitie verdenkt verdachte er, samengevat weergegeven, van dat zij:
16-088799-19
1. in de periode van 1 januari 2019 tot en met 12 april 2019 in [woonplaats] haar kinderen [slachtoffer 1] (hierna te noemen: [slachtoffer 1] ) en [slachtoffer 2] (hierna te noemen: [slachtoffer 2] ) heeft mishandeld;
2. in de periode van 11 april 2019 tot en met 12 april 2019 in [woonplaats] opzettelijk 6,64 gram amfetamine aanwezig heeft gehad;
16-105164-19
op 1 mei 2019 in [woonplaats] opzettelijk in strijd heeft gehandeld met een aan haar uitgereikte gedragsaanwijzing, die inhield dat zij geen contact zou zoeken of hebben met haar kinderen [zoon] (hierna te noemen: [zoon] ) en [slachtoffer 1] .
Deze verdenking staat beschreven in de tenlasteleggingen. De volledige tenlasteleggingen zijn opgenomen in de bijlage bij dit vonnis.

3.VOORVRAGEN

Voordat de rechtbank een inhoudelijke beslissing kan nemen in deze zaak, moet zij kijken of is voldaan aan de voorvragen die in de wet worden genoemd.
3.1
Ontvankelijkheid van de officier van justitie
Een van de voorvragen betreft de vraag of de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging, oftewel of hij verdachte mocht vervolgen. De advocaat heeft op zitting een aantal redenen aangevoerd waarom zij van mening is dat dit niet het geval is. Zij heeft aangegeven dat de verbalisanten onrechtmatig in de woning van verdachte zijn binnengetreden, dat er (buitensporig) geweld is gebruikt bij het binnentreden van de woning, dat verdachte na haar aanhouding niet binnen de geldende termijn in verzekering is gesteld en dat verdachte gedurende de periode van ophouden voor verhoor niet inhoudelijk door de politie is gehoord. De advocaat is van oordeel dat het recht van verdachte op een eerlijke behandeling van haar zaak hierdoor is geschonden, waardoor de officier van justitie volgens haar niet-ontvankelijk zou moeten worden verklaard.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat hij verdachte wel mocht vervolgen. Volgens hem is namelijk geen sprake van een onrechtmatige binnentreding door de verbalisanten of een onrechtmatige inverzekeringstelling.
De rechtbank leidt uit het dossier [1] af dat verbalisanten op 12 april 2019 de woning van verdachte zijn binnengetreden om verdachte aan te houden en de woning te doorzoeken. Zij hadden daartoe voorafgaand aan de binnentreding een machtiging [2] verkregen om zonder toestemming van de bewoner binnen te treden. Omdat meerdere kinderen hadden verklaard dat verdachte in haar woning zou beschikken over een of meerdere vuurwapens, hoefden de verbalisanten zich niet eerst te legitimeren en hoefden zij het doel van de binnentreding niet bij binnenkomst te vermelden. Dit zou namelijk tot een gevaarlijke situatie kunnen leiden. De rechtbank is daarom van oordeel dat de binnentreding niet onrechtmatig was. Daarnaast is naar het oordeel van de rechtbank niet vast komen te staan dat de verbalisanten geweld hebben gebruikt bij de aanhouding van verdachte. Ten aanzien van de rechtmatigheid van de inverzekeringstelling stelt de rechtbank vast dat die reeds is getoetst door de rechter-commissaris op 15 april 2019. De verdediging heeft bij die gelegenheid de hiervoor vermelde standpunten over zowel het binnentreden als de inverzekeringstelling voor de eerste maal naar voren gebracht. De rechter-commissaris heeft die standpunten verworpen en is tot het oordeel gekomen dat de inverzekeringstelling van verdachte rechtmatig was. Uit vaste jurisprudentie met betrekking tot artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering volgt dat deze bepaling, gelet op het gesloten stelsel van rechtsmiddelen in strafzaken, niet van toepassing is bij vormverzuimen die betrekking hebben op bevelen inzake de toepassing van vrijheidsbenemende dwangmiddelen die kunnen worden voorgelegd aan de rechter-commissaris of de raadkamer van de rechtbank. Dat verdachte niet gelijk na haar aanhouding inhoudelijk is gehoord betreft naar het oordeel van de rechtbank evenmin een onherstelbaar vormverzuim. Nu de rechtbank constateert dat geen sprake is van een vormverzuim als bedoeld in artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering, zal zij het verzoek om de officier van justitie niet-ontvankelijk te verklaren afwijzen.
3.2
Overige voorvragen
De dagvaarding voldoet aan de eisen die de wet daaraan stelt, de rechtbank is bevoegd om deze zaak te beoordelen en er zijn geen redenen om de vervolging uit te stellen.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
Volgens de officier van justitie kunnen alle drie de ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend worden bewezen.
16-088799-19, feit 1
De officier van justitie heeft aangegeven dat de kinderen, moeder en zus van verdachte aanvankelijk allemaal hebben verklaard dat sprake was van huiselijk geweld in de ten laste gelegde periode. Bij de rechter-commissaris hebben de kinderen en moeder van verdachte hun verklaringen aangepast, maar volgens de officier van justitie zijn zij door verdachte onder druk gezet om dit te doen. Hij is van oordeel dat de tegenover de politie afgelegde verklaringen betrouwbaar zijn en elkaar in voldoende mate ondersteunen, waardoor kan worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de mishandeling van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] .
16-088799-19, feit 2
Volgens de officier van justitie kan worden vastgesteld dat verdachte wetenschap had van de in haar woning aangetroffen amfetamine en hierover ook beschikkingsmacht had. Hij heeft hiertoe aangevoerd dat verdachte tegenover de politie heeft verklaard dat zij speed (oftewel amfetamine) gebruikt. Hierdoor kan worden bewezen dat sprake was van het opzettelijk aanwezig hebben van de amfetamine.
16-105164-19
Volgens de officier van justitie volgt uit de verklaringen van [zoon] en getuige [getuige 1] en de zich in het dossier bevindende berichten dat verdachte geprobeerd heeft contact te krijgen met [zoon] en [slachtoffer 1] , waardoor kan worden bewezen dat zij in strijd heeft gehandeld met de aan haar uitgereikte gedragsaanwijzing.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De advocaat heeft verzocht verdachte van alle drie de ten laste gelegde feiten vrij te spreken.
16-088799-19, feit 1
De advocaat heeft zich op het standpunt gesteld dat alle verklaringen die na de aanhouding van verdachte zijn afgelegd, zouden moeten worden uitgesloten van het bewijs. De door de kinderen afgelegde verklaringen zijn volgens haar namelijk aantoonbaar beïnvloed door de zus van verdachte. Deze zus heeft een hekel aan verdachte en heeft de kinderen verzocht of opgedragen te liegen en negatieve dingen over verdachte te vertellen. De verklaring van de zus van verdachte zelf is daarom ook ongeloofwaardig. Aan de kinderen is daarnaast niet of pas op een laat moment in hun verhoor medegedeeld dat zij zich kunnen beroepen op hun verschoningsrecht. De verdediging is bovendien niet in de gelegenheid gesteld om [slachtoffer 2] en [getuige 2] als getuigen te horen bij de rechter-commissaris. In het geval de verklaringen naar het oordeel van de rechtbank wel voor het bewijs kunnen worden gebruikt, heeft de advocaat aangevoerd dat het dossier onvoldoende (betrouwbaar) bewijs bevat om tot een bewezenverklaring te komen en wil de advocaat in de gelegenheid worden gesteld [slachtoffer 2] en [getuige 2] nog te laten horen. De verklaringen worden namelijk niet ondersteund door objectief bewijs, zoals waargenomen letsel.
16-088799-19, feit 2
Volgens de advocaat blijkt uit het dossier niet dat verdachte wetenschap had van de in haar woning aangetroffen amfetamine, waardoor het opzettelijk aanwezig hebben hiervan niet wettig en overtuigend kan worden bewezen. Verdachte heeft aangegeven dat er verschillende mensen in haar woning kwamen en uit het verhoor van [zoon] kan worden afgeleid dat de amfetamine van hem was. De verklaringen van de overige kinderen zijn onvoldoende betrouwbaar, omdat zij niet uit eigen wetenschap verklaren.
16-105164-19
Volgens de advocaat kan niet worden vastgesteld dat verdachte opzettelijk in strijd heeft gehandeld met de gedragsaanwijzing. Zij heeft, gelet op het standpunt dat hierboven is weergegeven, verzocht de verklaring van [zoon] en de verklaring van de zus van verdachte uit te sluiten van het bewijs. Zij heeft daarnaast aangegeven dat niet blijkt dat de door verdachte aan [getuige 1] verstuurde berichten daadwerkelijk aan [slachtoffer 1] zijn doorgestuurd. Ook kan niet worden bewezen dat verdachte contact probeerde te zoeken met [zoon] , aangezien zij niet wist dat [zoon] als stratenmaker in haar wijk aan het werk was.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
16-088799-19, feit 1: vrijspraak
De rechtbank zal verdachte vrijspreken van de verdenking dat zij haar kinderen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] in de ten laste gelegde periode heeft mishandeld. Zij overweegt hiertoe als volgt.
Verdachte ontkent dat zij haar kinderen heeft mishandeld. Het dossier bevat weliswaar verschillende verklaringen van de kinderen, de moeder en de zus van verdachte waaruit zou kunnen worden afgeleid dat [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] (in de ten laste gelegde periode) door verdachte zijn mishandeld, maar deze verklaringen zijn op verschillende punten inconsistent en (onderling) tegenstrijdig. Een deel van de getuigenverklaringen is opgenomen op 11 april 2019 in de woning van de zus van verdachte. [3] De betrokken verbalisanten hebben opgetekend dat zij aan geen van de aanwezigen het verschoningsrecht hebben uitgelegd. Uit het proces-verbaal blijkt verder dat de getuigen in elkaars aanwezigheid hebben verklaard, waarbij de rechtbank niet kan vaststellen wie als eerste aan het woord is geweest en in hoeverre de opvolgende getuigen daarop zijn aangehaakt. Bovendien zijn [zoon] , [slachtoffer 1] en de moeder van verdachte bij de rechter-commissaris teruggekomen op (een deel van) hun verklaring. Het dossier bevat naast de verschillende, tegenstrijdige verklaringen geen objectief bewijs van de mishandelingen, zoals foto’s van het letsel of (medische) letselverklaringen. Geen van de gedurende langere tijd betrokken hulpverleningsinstanties of andere objectieve getuigen hebben letsel bij de kinderen waargenomen en/of vastgelegd.
De rechtbank stelt vast dat er binnen de ten laste gelegde periode een ruzie over een telefoon heeft plaatsgevonden tussen verdachte en [slachtoffer 1] . Dit verklaren zij immers allebei. Naar het oordeel van de rechtbank is ook komen vast te staan dat er daarbij een soort worsteling heeft plaatsgevonden, maar zij kan niet vaststellen dat verdachte [slachtoffer 1] daarbij heeft geslagen of gestompt.
De rechtbank is gelet op het voorgaande van oordeel dat op grond van het dossier niet met voldoende zekerheid kan worden vastgesteld dat de ten laste gelegde mishandelingen hebben plaatsgevonden. Dit wil niet zeggen dat het niet zo kan zijn gegaan als [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] hebben verklaard, maar wel dat voor een bewezenverklaring in een strafzaak, waarbij geen onzekerheid mag bestaan over de vast te stellen feiten, in juridische zin onvoldoende wettig en overtuigend bewijs in het dossier aanwezig is.
16-088799-19, feit 2: bewezenverklaring
Bewijsmiddelen
Op 12 april 2019 heeft er een doorzoeking ter inbeslagneming plaatsgevonden in de woning van verdachte in [woonplaats] . [4] In de woning is onder meer een zakje met lichtroze inhoud in beslag genomen. [5]
De inhoud van het gripzakje met roze pasta heeft SIN-nummer AAMO3738NL toegekend gekregen. Het nettogewicht bedroeg 6,64 gram. [6]
Uit onderzoek door het NFI blijkt dat de substantie met SIN AAMO3738NL amfetamine bevat. [7]
Verdachte heeft op 12 april 2019 uit zichzelf tegenover de politie verklaard dat zij speed gebruikt en dat zij speed in haar woning heeft liggen. [8]
Bewijsoverweging
De rechtbank acht op grond van de hierboven weergegeven bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte opzettelijk amfetamine aanwezig heeft gehad. De amfetamine is namelijk in haar woning aangetroffen en uit haar verklaring tegenover de politie blijkt dat zij ook wist dat er speed (oftewel amfetamine) in haar woning lag. Verdachte heeft dit op zitting betwist, maar heeft dit niet nader onderbouwd. Dat er meerdere mensen in haar woning kwamen en dat de aangetroffen amfetamine wellicht van haar zoon zou kunnen zijn geweest, maakt niet dat het ten laste gelegde niet kan worden bewezen. Voor een bewezenverklaring is namelijk niet vereist dat verdachte de eigenaar was van de amfetamine.
16-105164-19: bewezenverklaring
Bewijsmiddelen
Op 16 april 2019 is aan verdachte een gedragsaanwijzing ex artikel 509hh van het Wetboek van Strafvordering uitgereikt. [9] Op 18 april 2019 is deze gedragsaanwijzing gewijzigd. De gedragsaanwijzing, opgesteld door de officier van justitie van het arrondissementsparket Midden-Nederland, hield onder meer in dat verdachte zich voor de duur van 88 dagen zou moeten onthouden van contact (direct en/of indirect) met onder andere [zoon] (geboren op [2001] in [geboorteplaats] ) en [slachtoffer 1] (geboren op [2004] in [geboorteplaats] ). [10] Verbalisant [verbalisant] heeft de aangepaste gedragsaanwijzing aan verdachte uitgereikt en duidelijk verteld wat de gedragsaanwijzing behelsde. [11]
De telefoon van verdachte is in beslag genomen en uitgelezen. Het telefoonnummer dat bij deze telefoon hoort is + [telefoonnummer] . [12]
[getuige 3] heeft tegenover de politie verklaard dat [zoon] op woensdag 1 mei 2019 via WhatsApp was benaderd door verdachte. Zij heeft schermafdrukken gemaakt van de conversatie. [13] Ook [slachtoffer 1] was via WhatsApp (indirect) benaderd verdachte. Zij heeft ook hiervan schermafdrukken gemaakt. [14] Verdachte had berichten verstuurd via de WhatsApp van een vriendin genaamd [getuige 1] . [15]
Op de op pagina’s 166 tot en met 170 van het dossier weergegeven screenshots is te zien dat het nummer + [telefoonnummer] contact heeft gezocht met [zoon] . [16]
Op de op pagina’s 171 en 173 van het dossier weergegeven screenshots is te zien dat een contact genaamd ‘ [getuige 1] ’ contact heeft gezocht met ‘ [slachtoffer 1] ’. [17]
[zoon] heeft op 4 mei 2019 verklaard hij afgelopen woensdag [de rechtbank begrijpt: woensdag 1 mei 2019] de hele tijd werd lastig gevallen door verdachte. Zij appte hem de hele dag door terwijl hij aan het werk was. [18] In de avond kwam zij ook met de auto langs gereden toen hij in [woonplaats] aan het werk was. Ze zat te toeteren en te zwaaien. [19]
[getuige 4] heeft verklaard dat hij op 1 mei naast verdachte in de auto zat. Er waren mensen straten aan het maken. Verdachte toeterde en zwaaide toen. Verdachte zei toen ‘dat was [zoon] ’. [20]
Verdachte heeft verklaard dat zij haar vriendin [getuige 1] heeft verzocht berichten naar [slachtoffer 1] door te sturen. [21]
Bewijsoverweging
De rechtbank acht op grond van de hierboven weergegeven bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op de hoogte was van de aan haar uitgereikte gedragsaanwijzing en dat zij op de in de tenlastelegging genoemde wijze in strijd hiermee heeft gehandeld. De rechtbank ziet geen reden om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de aangehaalde getuigen. Zij stelt daarnaast vast dat de door [getuige 1] doorgestuurde berichten [slachtoffer 1] daadwerkelijk hebben bereikt en dat verdachte bewust naar [zoon] heeft getoeterd en gezwaaid.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte:
16-088799-19, feit 2
op 12 april 2019 te [woonplaats] opzettelijk aanwezig heeft gehad 6,64 gram, amfetamine, zijnde amfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
16-105164-19
op 1 mei 2019 te [woonplaats] opzettelijk heeft gehandeld in strijd met de gedragsaanwijzing gegeven krachtens artikel 509hh, eerste lid, onderdeel b van het Wetboek van Strafvordering, te weten de (gewijzigde) gedragsaanwijzing d.d. 18 april 2019 gegeven door de officier van justitie te Midden-Nederland, kort weergegeven inhoudende dat zij, verdachte, (onder andere) zich zal onthouden van contact (direct en/of indirect) met (onder andere) de volgende personen:
- [zoon] , [2001] te [geboorteplaats]
- [slachtoffer 1] [2004] te [geboorteplaats]

door

- die [zoon] via WhatsApp meerdere berichten te sturen (printscreen politie proces-verbaal p. 166 tot en met 170) en
- met een auto heeft gereden in de straat waar die [zoon] aan het werk was en (daarbij) door middel van toeteren heeft geprobeerd om de aandacht van die [zoon] te trekken en
- een derde persoon (genaamd [getuige 1] ) via WhatsApp meerdere berichten heeft gestuurd met het verzoek om deze berichten door te sturen naar die [slachtoffer 1] , (waarna die derde persoon die berichten heeft doorgezonden aan [slachtoffer 1] ) (printscreen politie proces-verbaal p. 171 tot en met 173).
Verdachte zal worden vrijgesproken van alles wat meer in de tenlastelegging is opgenomen dan wat hierboven is bewezen verklaard. De rechtbank heeft spel- en typfouten in de tenlastelegging aangepast, maar dat is niet in het nadeel van verdachte gebeurd.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Gedragingen zijn volgens de wet alleen strafbaar als er geen rechtvaardigingsgrond voor die gedragingen bestaat. Er is niet gebleken dat er zo'n rechtvaardigingsgrond voor de door verdachte gepleegde feiten bestond. Deze feiten zijn dus strafbaar.
De wet noemt de door verdachte gepleegde feiten:
16-088799-19, feit 2:opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
16-105164-19:opzettelijk handelen in strijd met een gedragsaanwijzing, gegeven krachtens artikel 509hh, eerste lid, onderdeel b, van het Wetboek van Strafvordering, meermalen gepleegd.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Verdachten zijn volgens de wet alleen strafbaar als zij geen beroep kunnen doen op een schulduitsluitingsgrond. Er is niet gebleken dat er in deze zaak sprake is van zo’n schulduitsluitingsgrond. Verdachte is dus strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot:
- een gevangenisstraf voor de duur van 80 dagen, met aftrek van het voorarrest, waarvan 56 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, en de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering;
- een taakstraf voor de duur van 60 uren.
8.2
Het standpunt van de verdediging
Indien aan verdachte een straf wordt opgelegd, heeft de advocaat verzocht een straf gelijk aan de duur van het voorarrest op te leggen. Omdat er in een andere zaak al bijzondere voorwaarden zijn opgelegd, vindt de advocaat reclasseringstoezicht of bijzondere voorwaarden niet nodig.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft bij het bepalen van een passende afdoening in deze zaak rekening gehouden met de ernst van de strafbare feiten, de omstandigheden waaronder deze feiten zijn gepleegd en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De strafbare feiten
Verdachte heeft in haar woning, waar ook haar minderjarige kinderen woonden, amfetamine aanwezig gehad. Harddrugs als amfetamine zijn zeer schadelijk voor de volksgezondheid en vormen daarnaast de oorzaak voor vele vormen van criminaliteit. De rechtbank neemt het verdachte hierbij in het bijzonder kwalijk dat zij het risico heeft genomen dat haar kinderen in aanraking zouden kunnen komen met de amfetamine. Verdachte heeft daarnaast in strijd met een haar uitgereikte gedragsaanwijzing contact gezocht met twee van haar kinderen. Zij hebben dit binnen de toenmalige familieverhoudingen als vervelend ervaren. Verdachte heeft er op deze manier blijk van gegeven zich niets aan te trekken van een aanwijzing gegeven door een officier van justitie. De rechtbank rekent dit verdachte aan.
De persoonlijke omstandigheden
De rechtbank heeft ten aanzien van de persoonlijke omstandigheden van verdachte rekening gehouden met:
- de justitiële documentatie (het ‘strafblad’) van 14 oktober 2020;
- het psychiatrisch onderzoek Pro Justitia van 22 juli 2020;
- het aanvullend psychologisch onderzoek Pro Justitia van 22 juni 2020;
- het reclasseringsadvies van 7 november 2019;
- de e-mail van de reclassering van 1 oktober 2020.
Uit deze stukken blijkt dat er bij veroordeelde door de psycholoog en de psychiater geen stoornis is vastgesteld. De reclassering achtte in 2019 toezicht door de reclassering op de relatie tussen verdachte en haar ex-partner en op de omgangsregeling tussen verdachte en haar kinderen geïndiceerd om het risico op recidive te verlagen. Verdachte is sindsdien in januari 2020 wegens belaging veroordeeld tot een deels voorwaardelijke gevangenisstraf met bijzondere voorwaarden. Verdachte is tegen deze veroordeling in hoger beroep gegaan. Het gerechtshof heeft de voorlopige hechtenis onder voorwaarden geschorst. Uit de e-mail van de reclassering blijkt dat verdachte zich goed aan de voorwaarden houdt en zich meewerkend opstelt. De reclassering vindt het daarom niet nodig om ook in deze zaak nog bijzondere voorwaarden te adviseren.
Conclusie
Alles afwegend komt de rechtbank tot de conclusie dat zij een taakstraf voor de duur van 80 uur in deze zaak passend vindt. De dagen die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, zullen van deze taakstraf worden afgetrokken (met een maatstaf van 2 uur taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag). De rechtbank zal, gelet op het advies van de reclassering, naast deze taakstraf geen voorwaardelijke gevangenisstraf met bijzondere voorwaarden opleggen. Zij zal het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis opheffen.
De rechtbank komt uit op een lagere straf dan de officier van justitie heeft gevorderd. Dit komt omdat zij verdachte vrijspreekt van het onder parketnummer 16-088799-19 onder feit 1 ten laste gelegde.

9.BESLAG

Onder verdachte zijn een imitatiewapen, een injectiespuit met onbekende vloeistof, een mes, een plastic zak met onbekende substantie en amfetamine in beslag genomen. De rechtbank zal deze goederen onttrekken aan het verkeer, aangezien het ongecontroleerde bezit van deze goederen in strijd is met de wet of met het algemeen belang.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De rechtbank heeft de volgende artikelen toegepast, zoals deze luidden ten tijde van het bewezen verklaarde:
- 9, 22 c, 22d, 36b, 36d, 57 en 184a van het Wetboek van Strafrecht
- 2 en 10 van de Opiumwet.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het onder parketnummer 16-088799-19 onder feit 1 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder parketnummer 16-088799-19 onder feit 2 en onder parketnummer 16-105164-19 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een taakstraf voor de duur van
80 uren;
- beveelt dat voor het geval verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht, de taakstraf wordt vervangen door 40 dagen hechtenis;
- bepaalt dat de tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, op de tenuitvoerlegging van de taakstraf in mindering zal worden gebracht (met een maatstaf van 2 uur taakstraf per in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebrachte dag);
Voorlopige hechtenis
- heft op het (reeds geschorste) bevel tot voorlopige hechtenis;
Beslag
- onttrekt aan het verkeer de op de beslaglijst vermelde goederen:
* imitatiewapen (G2395139);
* injectiespuit met vloeistof (G2395137);
* mes (G2395138);
* plastic zak met onbekende substantie (G2395140);
* amfetamine (G2395141).
Dit vonnis is gewezen door mr. E.H.M. Druijf, voorzitter,
mrs. A.R. Creutzberg en I. Jadib, rechters,
bijgestaan door mr. M.Z. Schoppink, griffier,
en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 26 januari 2021.
De griffier en mr. Jadib zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
16-088799-19
1zij op een of meer tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 1 januari 2019 tot en met 12 april 209 te [woonplaats] een of meer van haar kinderen, te weten [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft mishandeld door- die [slachtoffer 1] (meermalen) op/tegen haar hoofd en/of lichaam te slaan en/of te stompen en/of tegen haar lichaam te schoppen en/of (met kracht) op/tegen een muur en/of een plantenbak en/of een ander hard en/of groot voorwerp te duwen en/of- die [slachtoffer 2] (meermalen) op/tegen haar hoofd en/of lichaam te slaan en/of te stompen;( art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 304 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )
2zij op of omstreeks de periode van 11 april 2019 tot en met 12 april 2019 te [woonplaats] opzettelijk aanwezig heeft gehad (ongeveer) 6,64 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde amfetamineeen middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;( art 10 lid 3 Opiumwet, art 2 ahf/ond C Opiumwet )
16-105164-19
zij op of omstreeks 1 mei 2019 te [woonplaats] en/of elders in Nederland opzettelijk heeft gehandeld in strijd met de gedragsaanwijzing gegeven krachtens artikel 509hh, eerste lid, onderdeel b van het Wetboek van strafvordering, te weten de (gewijzigde) gedragsaanwijzing d.d. 18 april 2019 gegeven door de officier van justitie te Midden-Nederland kort weergegeven inhoudende dat zij, verdachte,(onder andere) zich zal onthouden van contact (direct en/of indirect) met (onder andere) de volgende perso(o)n(en):- [zoon] , [2001] te [geboorteplaats]- [slachtoffer 1] [2004] te [geboorteplaats]
door- die [zoon] via de whatsapp meerdere berichten te sturen (printscreen politie proces-verbaal p. 166 tot en met 170) en/of- met een een auto heeft gereden in de sraat waar die [zoon] op een bouwplaats aan het werk was en (daarbij) door middel van luid toeteren heeft geprobeerd om de aandacht van die [zoon] te trekken en/of- een derde persoon, (genaamd [getuige 1] ) via de whatapp meerdere berichten heeft gestuurd met het verzoek om deze berichten door te sturen naar die [slachtoffer 1] , (waarna die derde persoon die berichten heeft doorgezonden aan [slachtoffer 1] (printscreen politie proces-verbaal p. 171 tot en met 173);( art 184a Wetboek van Strafrecht )

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers zijn dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 20 augustus 2019, genummerd 2019106158 (MD3R019074 / 034Cinco), opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 540. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Machtiging tot het binnentreden in een woning, p. 15.
3.Proces-verbaal van bevindingen, p. 9.
4.Proces-verbaal van binnentreden in woning, p. 13.
5.Proces-verbaal van binnentreden in woning, p. 14.
6.Proces-verbaal onderzoek verdovende middelen, p. 331.
7.Een geschrift, te weten: het rapport NFiDENT, p. 334.
8.Proces-verbaal van bevindingen, p. 53.
9.Een geschrift, te weten: de akte van uitreiking van de gedragsaanwijzing, p. 99.
10.Een geschrift, te weten: de wijziging van de eerder opgelegde gedragsaanwijzing, p. 97.
11.Proces-verbaal van bevindingen, p. 95.
12.Proces-verbaal uitlezen telefoon verdachte, p. 341.
13.Bijlage bij proces-verbaal van bevindingen, p. 166-170.
14.Bijlage bij proces-verbaal van bevindingen, p. 171-173.
15.Proces-verbaal van bevindingen, p. 164.
16.Bijlage bij proces-verbaal van bevindingen, p. 166-170.
17.Bijlage bij proces-verbaal van bevindingen, p. 171-173.
18.Proces-verbaal van verhoor getuige, p. 276.
19.Proces-verbaal van verhoor getuige, p. 277.
20.Proces-verbaal van verhoor getuige, p. 284.
21.Proces-verbaal ter terechtzitting van 12 januari 2021.