ECLI:NL:RBMNE:2021:1919

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
7 april 2021
Publicatiedatum
11 mei 2021
Zaaknummer
UTR 20/4634
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing tegemoetkoming NOW3.1-regeling wegens nulaangifte en gebrek aan loonkosten

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 7 april 2021 uitspraak gedaan in een beroep tegen de afwijzing van een aanvraag voor een tegemoetkoming op basis van de NOW3.1-regeling. Eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. T. Demirdag, had een aanvraag ingediend voor een tegemoetkoming, maar deze was afgewezen omdat er geen loonkosten waren in de referentiemaand juni 2020. De rechtbank oordeelde dat de afwijzing terecht was, aangezien de gegevens die op 26 augustus 2020 bekend waren, geen recht op tegemoetkoming rechtvaardigden. De rechtbank benadrukte dat de NOW3.1-regeling geen aparte regeling bevatte voor startende ondernemingen of bedrijven die een nulaangifte hadden gedaan, in tegenstelling tot eerdere versies van de regeling. Eiseres had ook een beroep gedaan op een eerdere uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, maar de rechtbank oordeelde dat de situatie in die zaak wezenlijk anders was. Bovendien werd er geen ruimte gezien voor maatwerk in de uitvoering van de regeling, zoals ook bevestigd in de Nota van toelichting. De rechtbank concludeerde dat er geen omstandigheden waren die een geslaagd beroep op buitenwettelijk begunstigend beleid rechtvaardigden. De uitspraak werd gedaan door mr. N.H.J.M. Veldman-Gielen, in aanwezigheid van griffier mr. L.M.A. Koeman, en werd op dezelfde dag bekendgemaakt. Eiseres werd gewezen op de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Centrale Raad van Beroep.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 20/4634

proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van

7 april 2021 in de zaak tussen

[eiseres] , te [vestigingsplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. T. Demirdag),
en

de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

namens deze de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder.
(gemachtigde: R. van den Brink).

Procesverloop

Met het primaire besluit van 17 november 2020 heeft verweerder bepaald dat voor het loonheffingennummer: [loonheffingennummer] de aanvraag voor een tegemoetkoming op basis van de derde tranche van de Derde tijdelijke noodmaatregel overbrugging voor behoud van werkgelegenheid (NOW3.1-regeling) is afgewezen. Eiseres heeft namelijk geen loonkosten gehad in de maand juni 2020. Verweerder gaat hierbij uit van de gegevens die op
26 augustus 2020 bij hem bekend waren.
Met de beslissing op bezwaar van 10 december 2020 is het bezwaar ongegrond verklaard. Eiseres heeft daarom geen recht op een tegemoetkoming op basis van de NOW3.1-regeling.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 7 april 2021 door middel van een Skype-verbinding. Namens eiseres is de heer [A] verschenen, bijgestaan door zijn boekhouder, de heer [B] , en zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na afloop van de zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

1. De rechtbank geeft hiervoor de volgende motivering.
2. In de NOW3.1-regeling is in hoofdstuk 2 opgenomen dat de referentiemaand juni 2020
is en de peildatum 26 augustus 2020. In deze zaak is een nulaangifte gedaan. De NOW3.1-regeling verschilt met hetgeen in de NOW1.0-regeling hierover is bepaald. Op een gegeven moment is daarin namelijk een speciale regeling opgenomen voor startende ondernemingen en overnames van ondernemingen, die kort na de uitbraak van de coronacrisis een nulaangifte hadden gedaan. Daar zijn toen andere besluiten over genomen, waarmee bij de vaststelling van de subsidie rekening kon worden gehouden. De rechtbank stelt vast dat een dergelijke regeling uitdrukkelijk niet in de NOW3.0-regeling is vastgelegd. Daartoe verwijst zij naar de Nota van toelichting op pagina 31. Hierin staat dat geen aparte regeling wordt opgenomen voor nieuw gestarte bedrijven en bedrijven van overnames. Dit heeft te maken met het robuuste karakter van de NOW-regeling. Dit blijkt tevens uit de algemene toelichting.
3. Eiseres heeft een beroep gedaan op een uitspraak van de rechtbank Zeeland-
West-Brabant van 18 maart 2021. [1] De rechtbank oordeelt dat in die zaak sprake is van een wezenlijk andere situatie. Eiseres heeft daar namelijk op tijd loonaangifte gedaan, alleen heeft zij door de aard van de vraagstelling in de loonaangifte een vraag verkeerd beantwoord. Verder heeft de Belastingdienst in die zaak aan eiseres formeel uitstel verleend. Van dergelijke omstandigheden is in deze zaak geen sprake van.
4. Daarnaast doet eiseres een beroep op de Kamerbrief van 22 maart 2021. [2] Daarin staat
dat indien een werkgever bezwaar aantekent, in dat geval nader kan worden bekeken of binnen de beperkte uitvoeringsmogelijkheden van de NOW-regeling en de bedoeling van de regeling maatwerk geleverd kan worden. De rechtbank oordeelt dat dit toeziet op de vaststelling en niet op de verlening van de subsidie. De Nota van toelichting bevestigt dat geen ruimte is voor maatwerk. De regeling is namelijk bedoeld om mensen heel snel te kunnen helpen.
5. Verder oordeelt de rechtbank dat geen sprake is van omstandigheden die leiden tot een
geslaagd beroep op het door verweerder ontwikkelde buitenwettelijk begunstigend beleid. Eiseres doet daartoe met name een beroep op overmacht aan de kant van haar boekhouder. De rechtbank begrijpt de omstandigheden waarin de boekhouder en eiseres zich in bevinden. Echter, heeft de Centrale Raad van Beroep (CRvB) hierover al geoordeeld dat dit in de risicosfeer van eiseres ligt, ook al was haar boekhouder niet in staat om op tijd de loonaangifte in te dienen. Eiseres heeft niet formeel bij de Belastingdienst om uitstel gevraagd. Ook is niet gebleken van rampscenario’s, die binnen het buitenwettelijk begunstigend beleid vallen.
6. De conclusie is dat verweerder terecht heeft bepaald dat eiseres geen recht heeft op een
tegemoetkoming op basis van de NOW3
.1-regeling.
7. De rechtbank behandelt vandaag niet het besluit op bezwaar tegen de afwijzing van de
aanvraag voor een tegemoetkoming op basis van de NOW3.2-regeling (vierde tranche), maar wilt aan eiseres meegeven dat hiervoor dezelfde uitgangspunten als bij de NOW3
.1-regeling gelden. Het is aan eiseres om te beslissen of zij daartegen beroep wenst in te stellen. De beroepstermijn daarvan loopt nog.
8. Aangezien het beroep ongegrond is, bestaat voor een proceskostenveroordeling geen
aanleiding.
9. De rechtbank stuurt binnen twee weken een proces-verbaal van de mondelinge
uitspraak. Verder heeft de rechtbank eiseres gewezen op de mogelijkheid van hoger beroep
als zij het niet eens is met deze uitspraak. Dit kan op de manier zoals onderaan dit proces-verbaal staat omschreven.
Deze uitspraak is gedaan door mr. N.H.J.M. Veldman-Gielen, rechter, in aanwezigheid van mr. L.M.A. Koeman, griffier. De uitspraak is uitgesproken en bekendgemaakt op
7 april 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
griffier rechter
De rechter is verhinderd deze
uitspraak te ondertekenen.
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending van het proces-verbaal daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.

Voetnoten

2.Kamerstukken, 2020/21, 35420 nr. AK.