ECLI:NL:RBMNE:2021:1910

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
11 mei 2021
Publicatiedatum
11 mei 2021
Zaaknummer
UTR 20/4270
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen last onder bestuursdwang wegens overhangend groen in Blaricum

Op 11 mei 2021 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak tussen eiseres en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Blaricum. Eiseres had beroep ingesteld tegen een last onder bestuursdwang die haar was opgelegd wegens overtreding van artikel 2:15 van de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) Blaricum 2018, met betrekking tot overhangend groen. De last was opgelegd op 28 oktober 2019, waarbij eiseres de tijd kreeg tot 11 november 2019 om aan de last te voldoen. Aangezien eiseres niet aan de last voldeed, werd op 26 november 2019 de bestuursdwang uitgevoerd.

Eiseres voerde aan dat de bestuursdwang onrechtmatig was, omdat deze was toegepast vóór het verstrijken van de bezwaartermijn. Daarnaast stelde zij dat haar gezondheidsproblemen, veroorzaakt door de eikenprocessierups, haar belemmerden om tijdig te snoeien. De rechtbank oordeelde echter dat de overhangende beplanting verkeersgevaarlijk was en dat verweerder gerechtigd was om handhavend op te treden. De rechtbank concludeerde dat de opgelegde last onder bestuursdwang rechtmatig was, ondanks de persoonlijke omstandigheden van eiseres.

De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gemaakt op rechtspraak.nl en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 20/4270

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 11 mei 2021 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres,

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Blaricum, verweerder

(gemachtigde: H. Zahri).

Procesverloop

Bij besluit van 28 oktober 2019 (het primaire besluit) heeft verweerder aan eiseres een last onder bestuursdwang opgelegd wegens overtreding van artikel 2.15 van de Algemene Plaatselijke Verordening Blaricum 2018 (APV). Eiseres krijgt tot 11 november 2019 de tijd om aan de last te voldoen.
Op 26 november 2019 is de last onder bestuursdwang uitgevoerd.
Bij besluit van 4 november 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft via een Skype-beeldverbinding plaatsgevonden op
1 april 2021. Eiseres heeft telefonisch deelgenomen aan deze zitting. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Aanleiding voor deze uitspraak
1. Op verschillende data in 2019 is door verweerder geconstateerd dat er sprake is van veel overhangend groen boven de openbare weg ter hoogte van de [adres] in [woonplaats] . Dit kan volgens verweerder verkeersgevaarlijke of hinderlijke situaties tot gevolg hebben in het gebruik van de openbare weg. Volgens het inspectierapport van 26 september 2019 zijn er op 9 mei 2019, 11 juni 2019, 30 juli 2019 en 12 september 2019 ter plaatse controles uitgevoerd.
2. Op 22 juni 2019 is door verweerder aan eiseres een brief gestuurd waarin staat eiseres artikel 2:15 van de APV heeft overtreden en dat eiseres het overhangend groen uiterlijk 1 augustus 2019 dient te hebben teruggebracht naar de toegestane breedte. Op
6 augustus 2019 is het eerste voornemen tot een last onder bestuursdwang aan eiseres toegezonden, omdat het overhangend groen nog niet was gesnoeid. Daarin is vermeld dat eiseres uiterlijk op 20 augustus 2019 gehoor dient te geven aan de last onder bestuursdwang. Eiseres heeft op 29 september 2019 een schriftelijke zienswijze ingediend op het tweede voornemen van verweerder van 16 september 2019 tot het opleggen van een last onder bestuursdwang om het overhangend groen op uiterlijk 23 september 2019 te verwijderen.
Het standpunt van verweerder
3. Verweerder heeft op basis van de controles en de zienswijze aan eiseres op
28 oktober 2019 een last onder bestuursdwang opgelegd in verband met de overhangende beplanting. Er is sprake van overtreding van artikel 2.15 van de APV. Eiseres is meerdere keren (22 juni 2019, 6 augustus 2019 en 16 september 2019) in de gelegenheid gesteld om de overhangende beplanting binnen een daarvoor gestelde termijn zelf te verwijderen. Eiseres heeft dit nagelaten. Indien de overhangende beplanting niet op 11 november 2019 is teruggebracht naar de toegestane breedte, zal bestuursdwang worden toegepast.
4. Verweerder is op 26 november 2019 overgegaan tot het toepassen van bestuursdwang en heeft het overhangende groen laten verwijderen, omdat er niet voldaan was aan de last. In het bestreden besluit heeft verweerder toegelicht dat de begunstigingstermijn was verstreken, maar dat de bezwaartermijn niet is afgewacht omdat sprake was van een situatie waarbij snel gehandeld moest worden. De overhangende beplanting zorgde voor gevaar voor het verkeer omdat het niet kon uitwijken naar de berm. Bovendien was het niet mogelijk het blad op te ruimen waardoor er het risico ontstond van wateroverlast. Daarnaast kon de berm niet onderhouden worden waardoor het gras kan stikken. Bovendien was de winterperiode aanstaande.
Het standpunt van eiseres
5. Eiseres heeft over het handhavend optreden van verweerder aangevoerd dat de uitgeoefende bestuursdwang vóór het verstrijken van de bezwaartermijn een onrechtmatige overheidsdaad is en détournement de pouvoir. Haar gezondheidsproblemen, veroorzaakt door de eikenprocessierups, deden zich voor vanaf de maand mei tot en met eind augustus. Eiseres had daarbij last van een sterk verminderd gezichtsvermogen. Door deze fysieke problemen was het voor eiseres niet mogelijk om eerder te snoei over te gaan.
6. Voorts heeft eiseres betwist dat het verkeer op de doodlopende 30 kilometer laan niet zou kunnen uitwijken naar de berm. Op de ronde splitsing [locatie] is zelfs een open ruimte, waar een meetpunt voor de grondwaterstand is geplaatst. Het zicht is dus uitstekend. Dat het blad niet zou kunnen worden geruimd is niet juist. De vier eikenbomen van eiseres verliezen hun blad pas half december. Dan pas ruimt de gemeente het blad op.
Het oordeel van de rechtbank
7. De rechtbank stelt op basis van de foto’s in het dossier vast dat de beplanting van eiseres grotendeels de berm beslaat en dat deze beplanting op bepaalde punten over de weg hangt. De rechtbank volgt verweerder in zijn stelling dat, nu deze beplanting zich naast en over een tweetal wegen bevindt, deels rondom het perceel van eiseres, het zicht voor het wegverkeer wordt belemmerd. Hierdoor kunnen er gevaarlijke situaties ontstaan, ook omdat de bermen niet vrij zijn. Ook ziet de rechtbank het risico dat door het overhangend groen kans op gladheid ontstaat door op het wegdek vallende bladeren in de herfst en kan de rechtbank begrijpen dat teveel blad problemen oplevert voor de waterafvoer waardoor er ook een kans op gladheid ontstaat. Dit alles maakt dat sprake is van een overtreding van artikel 2:15 van de APV. Het ligt op de weg van verweerder om tot handhaving over te gaan als sprake is van een dergelijke overtreding. Dat eiseres haar beplanting moest snoeien voor het einde van de bezwaartermijn maakt niet dat de opgelegde last onder bestuursdwang onrechtmatig is.
8. Hoewel het ongebruikelijk is voor verstrijken bezwaartermijn bestuursdwang toe te passen, is dit toegestaan. De begunstigingstermijn, die aan eiseres kenbaar is gemaakt bij besluit van 28 oktober 2019, was al verstreken op 11 november 2019. Het is niet in geschil dat eiseres niet binnen de gestelde termijn aan de last heeft voldaan. De last onder bestuursdwang die verweerder aan eiseres heeft opgelegd is redelijk, gelet op de totale duur van de handhavingsprocedure en het feit dat verweerder de persoonlijke omstandigheden van eiseres, te weten haar klachten aan haar arm en de klachten vanwege de eikenprocessierups, heeft betrokken bij het proces tot opleggen van de last onder bestuursdwang. Eiseres is in totaal een ruime termijn gegeven om aan de last te voldoen. Indien eiseres had willen voorkomen dat bestuursdwang zou worden toegepast, dan had zij een verzoek om een voorlopige voorziening kunnen indienen, omdat het indienen van een bezwaarschrift geen schorsende werking heeft.
9. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat geen sprake is van onrechtmatig overheidsoptreden dan wel van détournement de pouvoir.
10. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Eversteijn, rechter, in aanwezigheid van
mr. M.M. van Luijk-Salomons, griffier. De beslissing is uitgesproken op 11 mei 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.