ECLI:NL:RBMNE:2021:1908

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
24 maart 2021
Publicatiedatum
11 mei 2021
Zaaknummer
C/16/517234 / KG ZA 21-101
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis in kort geding over de nakoming van een samenwerkingsovereenkomst tussen VO-content en gedaagden met betrekking tot Eindexamensite

In dit kort geding heeft de voorzieningenrechter op 24 maart 2021 uitspraak gedaan over een geschil tussen de stichting VO-content en gedaagden, die een webportal exploiteren voor middelbare scholieren. De kern van de zaak betreft de vraag of er een overeenkomst tot stand is gekomen tussen partijen over het gebruik van de Eindexamensite en of gedaagden in strijd met deze overeenkomst hebben gehandeld. De voorzieningenrechter oordeelt dat er voldoende aannemelijk is dat een overeenkomst is gesloten op 31 juli 2020, waarbij VO-content het niet-exclusieve gebruik van Eindexamensite voor € 100.000,00 heeft verkregen. Gedaagden hebben echter reclame gemaakt en licenties aangeboden aan scholen die in strijd zijn met de voorwaarden van de overeenkomst. De voorzieningenrechter heeft gedaagden veroordeeld tot het staken van deze activiteiten en tot rectificatie op hun website en sociale media. Tevens zijn dwangsommen opgelegd voor het geval gedaagden niet aan de veroordelingen voldoen. De proceskosten zijn voor gedaagden, die als de in het ongelijk gestelde partij zijn aangemerkt.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
handelskamer
locatie Utrecht
zaaknummer / rolnummer: C/16/517234 / KG ZA 21-101
Vonnis in kort geding van 24 maart 2021
in de zaak van
de stichting
STICHTING VO-CONTENT,
gevestigd te Utrecht,
eiseres,
advocaat mr. N. Oulad Abdelkrim te Roermond,
tegen
1. de vennootschap onder firma
[gedaagde sub 1],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
2.
[gedaagde sub 2],
wonende te [woonplaats] ,
3.
[gedaagde sub 3],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagden,
advocaat mr. C.N. Vethanayagam te Rotterdam.
Partijen zullen hierna VO-content en [gedaagden] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met producties 1 t/m 19,
  • de door VO-content overgelegde producties 20 t/m 24,
  • de door [gedaagden] overgelegde productie 1 t/m 7,
  • de pleitnota van [gedaagden] ,
  • de pleitnota van VO-content.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft op 10 maart 2021 plaatsgevonden, waarvan de griffier aantekeningen heeft gemaakt. Op de mondelinge behandeling heeft de voorzieningenrechter de door VO-content 9 maart 2021 ingediende productie 25 buiten beschouwing gelaten, omdat het in strijd met artikel 6.2. Het Landelijk procesreglement kort gedingen rechtbanken handel/familie te laat, namelijk niet binnen 24 uur vóór de mondelinge behandeling, is ingediend.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.Waar gaat het over

2.1.
VO-content is een stichting die is opgericht door de VO-raad (overkoepelende organisatie van scholen in het voortgezet onderwijs) met als maatschappelijk doel het gebruik van digitale leermaterialen in het voortgezet onderwijs te stimuleren, als zodanig een samenwerkingspartner voor scholen in het voorgezet onderwijs te zijn en te zorgen voor kwaliteitsverbetering van het voortgezet onderwijs bij leren en onderwijzen op maat.
2.2.
[gedaagden] exploiteert via de website Eindexamensite.nl een webportal waarop middelbare scholieren examens kunnen oefenen en kunnen zien welke stof ze goed en minder goed beheersen ter voorbereiding voor het centraal schriftelijk eindexamen (hierna: Eindexamensite).
2.3.
VO-content heeft een exclusieve samenwerkingsovereenkomst met Studio VO B.V. (hierna: Studio VO) voor de ontwikkeling en het beheer van digitale leermaterialen. Een groot deel van deze leermaterialen is door Studio VO zelf ontwikkeld en een kleiner deel heeft Studio VO door derden laten ontwikkelen of van derden aangekocht ten behoeve van de samenwerking met VO-content (de zogenaamde extra collecties). VO-content stelt de collecties van Studio VO ter beschikking aan scholen in het voortgezet onderwijs die daartoe met VO-content een overeenkomst hebben gesloten. Dit wordt in de praktijk aangeduid als scholen die lid zijn van VO-content of scholen die bij VO-content aangesloten zijn. Tot de extra collecties van VO-content behoort Eindexamensite.
2.4.
Tot 2020 had VO-content (via een overeenkomst met Studio VO) het exclusieve gebruiksrecht van Eindexamensite. In de zomer van 2020 is tussen partijen een discussie ontstaan over de kosten die VO-content voor het schooljaar 2020/2021 voor het exclusieve gebruik van Eindexamensite zou moeten betalen. Uiteindelijk hebben partijen afspraken gemaakt en heeft [gedaagden] Eindexamensite aan VO-content, niet exclusief, ter beschikking gesteld voor het schooljaar 2020-2021.
2.5.
Partijen verschillen nu van mening over de inhoud van de door hen gemaakte afspraken.
2.6.
VO-content vordert in deze procedure – kort samengevat en zakelijk weergegeven – voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad om:
I. [gedaagden] te veroordelen tot het tot 1 augustus 2021 staken en gestaakt houden van (1) het benaderen van scholen die bij VO-content zijn aangesloten middels reclame-uitingen voor het product Eindexamensite alsmede (2) het ter beschikking stellen van een licentie of gebruiksrecht voor het gebruik van Eindexamensite aan deze scholen onder andere voorwaarden dan de niet concurrerende prijs, zulks op verbeurte van een dwangsom,
II. [gedaagden] te veroordelen tot het tot 1 augustus 2021 staken en het gestaakt houden van het doen van reclame van/of opgezet door [gedaagden] voor gebruik van Eindexamensite op haar website Eindexamensite.nl wanneer er geen schriftelijke overeenstemming hierover is bereikt met VO-content, zulks op verbeurte van een dwangsom,
III. [gedaagden] te veroordelen om binnen twee dagen na betekening van dit vonnis over te gaan tot rectificatie op haar website Eindexamensite.nl en op haar sociale media-kanalen waaronder LinkedIn, Facebook en Instageram van alle reclame van/of opgezet door [gedaagden] voor gebruik van Eindexamensite.nl die op deze website zijn geplaatst in strijd met sub a en c van de overeenkomst conform de door VO-content voorgestelde tekst bij dagvaarding, althans een door de voorzieningenrechter te bepalen tekst, zulks op verbeurte van een dwangsom,
IV. [gedaagden] te veroordelen om binnen twee dagen na betekening van dit vonnis inzage te verlenen aan VO-content van de scholen aan wie [gedaagden] een licentie of gebruiksrecht voor Eindexamensite heeft aangeboden en/of daadwerkelijk ter beschikking heeft gesteld tegen andere voorwaarden dan de niet concurrerende prijs, zulks op verbeurte van een dwangsom,
V. [gedaagden] te veroordelen tot het tot 1 augustus 2021 staken en gestaakt houden van het ter beschikking stellen van een licentie of gebruiksrecht voor Eindexamensite.nl aan scholen voor het voorgezet onderwijs tegen andere voorwaarden dan de niet concurrerende prijs, zulks op verbeurte van een dwangsom,
VI. [gedaagden] hoofdelijk, te veroordelen in de kosten van de deze procedure en de nakosten, vermeerderd met de wettelijke rente.
2.7.
[gedaagden] voert gemotiveerd verweer.
2.8.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

3.Wat oordeelt de voorzieningenrechter

3.1.
Gelet op de aard van haar vorderingen heeft VO-content voldoende spoedeisend belang bij de beoordeling daarvan in kort geding, behoudens de gevallen die uit de beoordeling hierna zal blijken.
3.2.
De kernvraag is of aannemelijk is dat een rechter in een bodemprocedure zal oordelen dat partijen op 31 juli 2020 een overeenkomst hebben gesloten zoals gesteld door VO-content en door [gedaagden] wordt betwist. De vervolg vraag is of voldoende aannemelijk is dat [gedaagden] in strijd met de overeenkomst handelt, dan wel heeft gehandeld en daarom veroordeeld moet worden tot nakoming van de tussen partijen gesloten overeenkomst. Ook dat wordt door [gedaagden] betwist.
3.3.
De voorzieningenrechter acht voorshands voldoende aannemelijk dat tussen partijen een overeenkomst tot stand is gekomen. Hierna volgt de motivering.
3.4.
Uit de overgelegde correspondentie tussen partijen blijkt dat VO-content op 29 juli 2020 vraagt welke prijs zij voor het exclusief gebruik van Eindexamensite in het schooljaar 2020-2021 moet betalen. Daarop reageert de heer [A] van Studio VO, mede namens [gedaagden] bij e-mail van 30 juli 2020 om 14:20 uur. Hij geeft VO-content – kort samengevat – twee opties. Optie 1 houdt in dat VO-content voor schooljaar 2020-2021 € 100.000,00 betaalt. Het gebruik zal dan niet exclusief zijn. Optie 2 is dat VO-content € 500.000,00 betaalt voor het exclusief gebruik van Eindexamensite voor schooljaar 2020-2021. VO-content reageert daarop op 31 juli 2020 en doet een voorstel vanuit optie 1.
De heer [A] reageert daarop dezelfde dag, mede namens [gedaagden] . Hij stelt een aantal aanpassingen voor met betrekking tot voorwaarden sub a en c die door VO-content zijn voorgesteld en verklaart zich akkoord met voorwaarden d, e en NB. Diezelfde dag doet VO-content nog een finaal voorstel waarbij zij rekening houdt met een aantal van de door de heer [A] voorgestelde wijzigingen en voegt daarbij ook de eerder gewisselde e-mails toe.
3.5.
Op de eerste pagina van het ‘finale voorstel’ van VO-content staat het volgende:
“Dag [A] en [gedaagde sub 2] ,
In navolging op de hieronder bijgevoegde mailwisseling doe ik hierbij een finale voorstel voor aanpak en budget op hoofdlijnen aangaande Eindexamensite.nl in schooljaar 2020-2021. Finale voorstel zou als volgt gelezen moeten worden: als we hierover geen overeenstemming kunnen bereiken dan gaat VO-content de 100.000 euro niet uitbetalen aan StudioVO (en wordt dit bedrag mindering gebracht op de 62% aan binnengekomen contributies over 20-21) omdat dan na meerdere pogingen geen overeenstemming is bereikt:
“Onder voorbehoud van alle rechten en weren die voortvloeien uit de tot 1-8-2021 lopende samenwerkingsovereenkomst, betaalt VO-content € 100.000 (incl. BTW) voor 1 schooljaar Eindexamensite.nl (EES) te gebruiken door alle VO-content scholen. Deze geldsom wordt gefinancierd uit 62% van opbrengsten uit ontvangen contributies van deelnemers aan VO-content.
Onder de voorwaarden dat:
a)
StudioVO/ [gedaagden] en VO-content met elkaar overeenstemming bereiken over de communicatie/reclameboodschap op de site in schooljaar 20-21.
(kern van de boodschap: Op de website wordt duidelijk vermeld dat er gratis toegang is voor docenten en leerlingen die gelieerd zijn aan scholen die lid zijn van VO-content. [gedaagden] richt zich in 20-21 op de consumentenmarkt d.w.z. ouders, leerlingen,VAVO-studenten.)
b)
VO-scholen kunnen in 20-21 voor een prijs die niet concurreert met het lidmaatschap van VO- content een licentie af nemen bij Eindexamensite. Net als bij punt a) dienen partijen hierover vooraf met elkaar overeenstemming te bereiken alvorens de communicatie/reclame start.
c)
Deelnemers van VO-content-scholen krijgen het gehele schooljaar (01-08-20 tot 01-08-21) geen reclame van / of opgezet door [gedaagden] & StudioVO voor gebruik van Eindexamensite.nl.
Voorwaarden waar al overeenstemming over is bereikt:
d. Het zonder exclusiviteit uitleveren voor gebruik aan VO-content-scholen betreft een uitzondering die uitsluitend geldt het extra programma Eindexamensite.nl.
e. De huisstijl en branding van VO-content wordt zo nodig op 1-8-2021 gewijzigd en er wordt op die datum een duidelijk zichtbare banner gepubliceerd op eindexamensite.nl waarop duidelijk te lezen is dat Eindexamensite.nl geen onderdeel meer is het aanbod van VO-content indien over een voortgezet gebruik na 1-8-2021 geen overeenstemming wordt bereikt.
(…)”
Deze pagina wordt gesloten met de tekst ‘Voor akkoord’ en vervolgens de namen van degenen die namens VO-content, Studio VO en [gedaagden] tekenen. Er zijn ook handtekeningen geplaatst.
3.6.
Volgens VO-content is dit de overeenkomst die partijen hebben gesloten. [gedaagden] betwist dit. Volgens haar was dit alleen een voorstel. Zij heeft het wel getekend, maar dat geldt alleen voor de voorwaarden waarover overeenstemming bestond en zij heeft het in samenhang met de daaraan gekoppelde e-mail gelezen. Volgens [gedaagden] hebben partijen geen overeenstemming bereikt over de voorwaarden a tot en met c. Dit betekent dat volgens het finale voorstel VO-content geen € 100.000,00 zal betalen voor het gebruik van de Eindexamensite. Het voorstel hoeft daarom ook niet verder uitgevoerd te worden. Verder voert [gedaagden] aan dat in de e-mail van 30 juli 2020 van de heer [A] staat dat [gedaagden] haar handen vrij wil hebben vanaf 1 januari 2021 om zich voor te bereiden op een ‘
leven na Studio VO/VO-content’.
3.7.
De voorzieningenrechter volgt [gedaagden] niet in haar verweer. Een overeenkomst komt tot stand door aanbod en aanvaarding daarvan. Tekenen ‘voor akkoord’ op een voorstel, betekent dat je akkoord gaat mét het voorstel. Met andere woorden; [gedaagden] heeft het aanbod van VO-content aanvaard. [gedaagden] heeft niet aannemelijk gemaakt dat zij bij het ondertekenen van het ‘finale voorstel’ nog een voorbehoud heeft gemaakt ten aanzien van de door VO-content voorgestelde voorwaarden waarover op dat moment nog geen overeenstemming bestond. De verwijzing naar de e-mail waarin de heer [A] zegt dat [gedaagden] vanaf 1 januari 2021 haar handen vrij wil hebben, baat haar ook niet. Uit de tekst valt te lezen dat die mededeling betrekking had op het al dan niet bereiken van overeenstemming over het schooljaar 2021-2022. Dit betekent dat de voorzieningenrechter aannemelijk acht dat de overeenkomst voor schooljaar 2020-2021 is gesloten. Partijen hebben afgesproken dat VO-content € 100.000,00 zal betalen voor het niet exclusief gebruik van Eindexamensite. [gedaagden] erkent ook dat zij de Eindexamensite aan VO-content ter beschikking heeft gesteld en daarvoor ook heeft gefactureerd. Zij heeft dus uitvoering gegeven aan de overeenkomst. Dat zij op enig moment in februari 2021 heeft gezegd, ik trek me terug uit de afspraken, ik zal niet meer factureren, maar de site wel ter beschikking blijven stellen, maakt niet dat de afspraken van 31 juli 2020 niet zijn gemaakt.
3.8.
Daarbij komt dat VO-content voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat [gedaagden] (aanvankelijk) ook uitvoering heeft gegeven aan de overeenkomst. Zo blijkt uit de e-mailcorrespondentie van augustus 2020 dat partijen gesproken hebben over hoe de inlogpagina eruit zal komen te zien. [gedaagden] heeft vervolgens bepaalde teksten voorgesteld, waarin VO-content wordt genoemd, vermeld wordt dat de deelnemers van VO-content kosteloos gebruik kunnen maken van Eindexamensite en dat wanneer de school niet deelnemer van VO-content is, men voor € 25,00 toegang kan kopen. In een van die e-mails schrijft [gedaagden] met verwijzing naar printscreens van de voorgestelde inlogpagina’s:
“Zie bijlage. Is de boodschap zo duidelijker? Conform punt a”. Met ‘punt a’ verwijst [gedaagden] naar voorwaarde sub a van het finale voorstel/de overeenkomst. Dit duidt er klaarblijkelijk op dat [gedaagden] uitvoering heeft gegeven aan de voorwaarde genoemd onder sub a van de overeenkomst.
3.9.
Anders dan het verweer van [gedaagden] doet voorkomen, betwist zij niet dat aan de voorwaarde sub b uitvoering is gegeven. In die zin dat partijen hebben afgesproken wat zij onder niet concurrerende prijs verstaan. Dat is het volgende:
  • € 25,- per eindexamenleerling;
  • € 12,50 per leerling in het voor-eindexamenjaar; en
  • € 0,- voor alle overige leerlingen.
Daarbij geldt dat er geen (gratis) proefperiode mag worden overeengekomen.
3.10.
[gedaagden] vindt dat zij hiermee alleen met de eerste zin van voorwaarde b heeft ingestemd en niet met de tweede zin. Zoals reeds gesteld is niet gebleken dat [gedaagden] een voorbehoud heeft gemaakt ten aanzien van het ‘finale voorstel’ van VO-content. Dit betekent dat de voorzieningenrechter ervan uitgaat dat tussen partijen overeenstemming is bereikt over voorwaarden sub b.
3.11.
Dat partijen een overeenkomst hebben gesloten wordt door [gedaagden] ook bevestigd in haar e-mail van 12 november 2020. Zij schrijft:
“Dat is conform hetgeen we afgesproken hebben (finale overeenkomst).
Ik respecteer uiteraard onze afspraak. We werken er hier dagelijks hard aan dat deelnemende scholen, docenten en leerlingen nog meer dan voorheen profijt hebben van deze extra collectie en gezien de bezoekersaantallen lijkt dat te lukken.
Met als aanleiding [naam] wil ik hierbij voor de zekerheid nog even aanstippen wat we afgesproken hebben en benadrukken dat ik daar zo secuur als mogelijk mee om probeer te gaan.
Samengevat is onze finale overeenkomst:
- We hebben een contract voor het lopende schooljaar.
- Eindexamensite kan gebruikt worden door deelnemers van VO-content.
- In het huidige jaar kan er losse verkoop plaatsvinden in de consumentenmarkt.
- Ik benader in het huidige schooljaar geen (aan VO- content) deelnemende scholen met reclame.
- Niet deelnemende scholen kunnen in het huidige schooljaar een licentie afsluiten mits niet concurrerend. Daar hebben we duidelijke afspraken over gemaakt.
Voor het komende schooljaar (21-22) is nog niets afgesproken.”
3.12.
De stelling van [gedaagden] dat voornoemde e-mail zo moet worden gelezen dat hij met ‘overeenkomst’ ‘voorstel’ bedoelde en met de samenvatting ‘de kaders van het voorstel’, acht de voorzieningenrechter gelet op de inhoud van de e-mail en de gedragingen van [gedaagden] nadien ongeloofwaardig. [gedaagden] zegt in later e-mails toe géén scholen meer te zullen benaderen met reclame. Hiermee is naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter dus voldoende aannemelijk geworden dat [gedaagden] ook voorwaarde sub c, namelijk, het niet benaderen van deelnemers van VO-content in het schooljaar 2020-2021 met reclame, bevestigt.
3.13.
Nu aannemelijk is geworden dat tussen VO-content en [gedaagden] een overeenkomst is gesloten, komt de voorzieningenrechter toe aan de beoordeling van de door VO-content ingestelde vorderingen. Aanleiding voor die vorderingen is volgens VO-content dat [gedaagden] een of meer voorwaarden uit de overeenkomst niet nakomt.
Vordering I: het benaderen van scholen & niet concurrerende prijs
3.14.
VO-content vordert dat [gedaagden] stopt met (1) het benaderen van scholen die bij VO-content zijn aangesloten middels reclame-uitingen en (2) het ter beschikking stellen van een licentie of gebruiksrecht voor het gebruik van Eindexamensite voor deze scholen onder andere voorwaarden dan de niet concurrerende prijs. Aan deze vordering legt VO-content ten grondslag dat [gedaagden] een aantal scholen een gratis licentie voor gebruik van Eindexamensite heeft afgegeven, bij wijze van pilot. Dit is in strijd met sub b van de overeenkomst. Het is [gedaagden] niet toegestaan om de licentie voor een prijs onder de niet concurrerende prijs aan te bieden. Het aanbieden van het gratis gebruik van de licentie voor Eindexamensite is de meest vergaande vorm van concurrentie.
3.15.
[gedaagden] erkent dat dat zij (in november 2020) een aantal scholen heeft benaderd om een licentieovereenkomst af te sluiten voor het schooljaar 2021-2022 en als onderdeel daarvan aangeboden om in het huidig schooljaar gedurende een beperkte periode gratis gebruik te maken van Eindexamensite. Zij vindt dat dit aanbod, een gratis pilot als onderdeel van een licentieovereenkomst voor het volgend schooljaar, géén concurrerende prijs is en ook niet hetzelfde is als het gratis verstrekken van proeflicentie voor het schooljaar 2020-2021.
3.16.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter gaat dit verweer niet op. Voorshands acht de voorzieningenrechter aannemelijk dat een gratis pilot, ook al maakt het deel uit van een licentie voor het volgend schooljaar, in strijd is met voorwaarde sub b. Het biedt immers de school de mogelijkheid om in 2020-2021 gratis, wat concurrerend is, gebruik te maken van Eindexamensite, terwijl aannemelijk is dat partijen beoogd hadden dat [gedaagden] in het schooljaar 2020-2021 niet zal concurreren met VO-content. Verder staat als onvoldoende weersproken vast dat [gedaagden] gedurende een bepaalde periode op Eindexamensite.nl verschillende opties voor het afnemen van een licentie aangeboden tegen een concurrerende prijs. Zo bod [gedaagden] Eindexamensite aan voor € 10,00 per eindexamenleerling, terwijl partijen € 12,50 hadden afgesproken. Ook bood [gedaagden] een ‘corona actie’ aan, waarmee een licentie kon worden gekocht met 83% korting. Daar komt bij dat [gedaagden] helemaal geen overleg heeft gevoerd met VO-content alvorens zij heeft gecommuniceerd met scholen, terwijl partijen dit wél hebben afgesproken. VO-content heeft daarom belang bij het gevorderde. Het voorgaande leidt ertoe dat de vordering onder I zal worden toegewezen.
Vordering II: reclame voor Eindexamensite
3.17.
VO-content vordert dat [gedaagden] stopt met het doen van reclame van/of opgezet door [gedaagden] voor gebruik van Eindexamensite op haar website Eindexamensite.nl wanneer er geen schriftelijke overeenstemming hierover is bereikt met haar. Aan deze vordering legt VO-content, zo begrijpt de voorzieningenrechter, ten grondslag dat [gedaagden] de voorwaarde onder sub a van de overeenkomst schendt. Ook deze vordering zal worden toegewezen, zij het beperkt in tijd.
3.18.
Voldoende aannemelijk is geworden dat [gedaagden] niet heeft gecommuniceerd met VO-content over alle reclameboodschappen op haar website, terwijl partijen dit wel zo hebben afgesproken. Daarnaast heeft VO-content prinstscreens overgelegd, die door [gedaagden] niet zijn weersproken, waaruit blijkt dat [gedaagden] op haar website niet vermeldt dat er gratis toegang is voor docenten en leerlingen gelieerd aan VO-content. Dit is in strijd met voorwaarde sub a van de overeenkomst.
3.19.
Gelet op de belangen van [gedaagden] om niet te worden belemmerd in haar bedrijfsvoering, ziet de voorzieningenrechter aanleiding om de termijn waarbinnen partijen overeenstemming moeten bereiken te beperken tot 30 april 2021. Deze termijn acht de voorzieningenrechter voldoende voor het maken van afspraken over een reclameboodschap. Dit betekent echter niet dat [gedaagden] vrij staat om ná 30 april 2021 zich niet meer aan de overeenkomst te houden, dus reclameboodschappen in strijd met de overeenkomst van 31 juli 2020 te plaatsen. Deze termijn ziet enkel op het bereiken van overeenstemming over de reclameboodschap die op [gedaagden] website mag komen te staan.
Vordering III: rectificatie
3.20.
VO-content vordert dat [gedaagden] een rectificatie moet plaatsen op haar website Eindexamensite en andere sociale media-kanalen. Het door VO-content voorgestelde tekst luidt als volgt:
“Ingevolge een uitspraak van de Voorzieningenrechter van de rechtbank Midden- Nederland dient [gedaagden] hierbij haar eerdere communicatie over het verkrijgen van een gebruiksrecht voor Eindexamensite te rectificeren en aan te passen aan gemaakte afspraken met derden. Dit betekent dat Eindexamensite in dit schooljaar
(1) voor docenten en leerlingen van scholen die aangesloten zijn bij VO-contentgratistoegankelijk is; en
(2) voor docenten en leerlingen van scholen dienietaangesloten zijn bij VO- content toegankelijk is tegen de voorwaarden en prijsstelling die zij met derden is overeengekomen. Alle eerdere communicatie over het verkrijgen van een gebruiksrecht van Eindexamensite komt hierbij te vervallen”
3.21.
Deze vordering komt echter naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet voor volledige toewijzing in aanmerking. De voorzieningenrechter acht zich niet bevoegd in te grijpen in de overeenkomsten die [gedaagden] met derden heeft gesloten. De eventuele gevolgen van het niet nakomen van de overeenkomst zal zich moeten vertalen in een schadevergoeding, als daarvan sprake is. De voorzieningenrechter wijst de volgende tekst toe:
“Ingevolge een uitspraak van de Voorzieningenrechter van de rechtbank Midden- Nederland dient [gedaagden] hierbij haar eerdere communicatie over het verkrijgen van een gebruiksrecht voor Eindexamensite te rectificeren. Dit betekent dat Eindexamensite in dit schooljaar (1) voor docenten en leerlingen van scholen die aangesloten zijn bij VO-contentgratistoegankelijk is en (2) voor docenten en leerlingen van scholen dienietaangesloten zijn bij VO- content toegankelijk is tegen de voorwaarden en prijsstelling die zij met derden is overeengekomen.
Vordering IV: inzage
3.22.
VO-content vordert inzage in de scholen aan wie [gedaagden] een aanbod heeft gedaan en/of aan wie zij de Eindexamensite daadwerkelijk ter beschikking heeft gesteld. Deze vordering zal worden afgewezen. Los van de vraag of VO-content een dergelijke inzage kan vorderen op basis van de subverwerkingsovereenkomst dan wel artikel 843a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, heeft zij helemaal niet gesteld welk spoedeisend belang zij bij deze vordering heeft.
Beroep op artikel 6:248 lid 2 BW
3.23.
Voor het geval wordt aangenomen dat [gedaagden] in strijd met de overeenkomst tussen partijen heeft gehandeld, heeft [gedaagden] gevraagd om de voorwaarde sub b van de overeenkomst buiten toepassing te verklaren, omdat deze naar matstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn. [gedaagden] voert daartoe – kort samengevat – aan dat het er naar uitziet dat zij haar enige licentieafnemer, VO-content, kwijt zal raken en het haar onmogelijk wordt gemaakt om andere licentieafnemers te vinden.
3.24.
Voorop gesteld wordt dat de (voorzieningen)rechter terughoudendheid dient te betrachten bij de toepassing van artikel 6:248 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek (BW) en dat een contractueel beding alleen terzijde kan worden geschoven indien het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn om een partij aan dit beding te houden. De voorzieningenrechter is van oordeel [gedaagden] niet aannemelijk heeft gemaakt dat door toepassing van voorwaarde sub b haar onmogelijk wordt gemaakt om reclame te maken voor Eindexamensite voor het schooljaar 2021-2022 en/of afnemers te werven. Niet gesteld, noch gebleken, is dat [gedaagden] zich voldoende heeft ingespannen om binnen de kaders van de afspraken tussen partijen op zoek te gaan naar nieuwe afnemers. Voor zover [gedaagden] stelt dat het werven van nieuwe afnemers alleen mogelijk is met het aanbieden van een gratis pilot in het schooljaar 2020-2021, heeft zij dit standpunt niet onderbouwd. Dit verweer wordt daarom als onvoldoende gemotiveerd verworpen.
Dwangsommen
3.25.
De gevorderde dwangsommen worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld.
Proces- en nakosten
3.26.
[gedaagden] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van VO-content worden begroot op:
- dagvaarding € 94,22
- griffierecht € 667,00
- salaris advocaat €
1.016,00(1 punt x tarief € 1.016,00)
Totaal € 1.777,22
3.27.
Als VO-content nog kosten moet maken om de beslissing uit te voeren, moet [gedaagden] die ook betalen. Die eventuele kosten worden, zoals gevorderd, hieronder vermeld in de beslissing.
3.28.
De gevorderde wettelijke rente over de proces- en nakosten zal worden toegewezen met inachtneming van de hierna te bepalen termijn.

4.De beslissing

De voorzieningenrechter
4.1.
veroordeelt [gedaagden] tot het tot 1 augustus 2021 staken en gestaakt houden van (1) het benaderen van scholen die bij VO-content zijn aangesloten middels reclame-uitingen voor het product Eindexamensite alsmede (2) het ter beschikking stellen van een licentie of gebruiksrecht voor het gebruik van Eindexamensite aan deze scholen onder andere voorwaarden dan de niet concurrerende prijs;
4.2.
veroordeelt [gedaagden] tot het tot 30 april 2021 staken en het gestaakt houden van het doen van reclame van/of opgezet door [gedaagden] voor gebruik van Eindexaemnsite.nl op haar website Eindexamensite.nl wanneer er geen schriftelijke overeenstemming hierover is bereikt met VO-content;
4.3.
veroordeelt [gedaagden] om twee dagen na betekening van dit vonnis over te gaan tot rectificatie op haar website Eindexamensite.nl en of haar sociale media-kanalen waaronder LinkedIn, Facebook en Instagram van alle reclame van/of opgezet door [gedaagden] voor gebruik van Eindexamensite.nl die op deze websites zijn geplaatst in strijd met sub a en c van de overeenkomst conform de tekst onder r.o. 3.21, luidend:
Ingevolge een uitspraak van de Voorzieningenrechter van de rechtbank Midden-Nederland dient [gedaagden] hierbij haar eerdere communicatie over het verkrijgen van een gebruiksrecht voor Eindexamensite te rectificeren. Dit betekent dat Eindexamensite in dit schooljaar (1) voor docenten en leerlingen van scholen die aangesloten zijn bij VO-contentgratistoegankelijk is en (2) voor docenten en leerlingen van scholen dienietaangesloten zijn bij VO- content toegankelijk is tegen de voorwaarden en prijsstelling die zij met derden is overeengekomen;
4.4.
veroordeelt [gedaagden] tot het tot 1 augustus 2021 staken en gestaakt houden van het ter beschikking stellen van een licentie of gebruiksrecht voor Eindexamensite aan scholen in het voortgezet onderwijs tegen andere voorwaarden dan de niet concurrerende prijs;
4.5.
veroordeelt [gedaagden] om aan VO-content een dwangsom te betalen van € 1.500,00 voor iedere keer dat zij niet aan de in 4.1 en voor iedere dag of een gedeelte daarvan dat zij niet aan de in 4.2, 4.3 en 4.4 uitgesproken veroordelingen voldoet, tot een maximum van € 45.000,00 is bereikt;
4.6.
veroordeelt [gedaagden] hoofdelijk, in die zin, dat wanneer de een betaalt, de ander tot de hoogte van die betaling zal zijn bevrijd, in de proceskosten, aan de zijde van VO-content tot op heden begroot op € 1.777,22, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling;
4.7.
veroordeelt [gedaagden] hoofdelijk, in die zin, dat wanneer de een betaalt, de ander tot de hoogte van die betaling zal zijn bevrijd, in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 131,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 68,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over de nakosten met ingang van de vijftiende dag na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening;
4.8.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
4.9.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.J. van Maanen en in het openbaar uitgesproken op 24 maart 2021. [1]

Voetnoten

1.type: AS/4879