Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 28 april 2021 in de zaak tussen
[eiser] , te [woonplaats] , eiser,
.
Rechtbank Midden-Nederland
In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 28 april 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure. Eiser heeft beroep ingesteld tegen de beslissing van het Bestuur van de Belastingsamenwerking gemeenten & hoogheemraadschap Utrecht (BGHU) van 29 mei 2020, waarin zijn verzoek om kwijtschelding van een belastingaanslag werd afgewezen. De rechtbank heeft in haar overwegingen uiteengezet dat op grond van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een belanghebbende tegen een besluit beroep kan instellen bij de bestuursrechter, maar dat er uitzonderingen zijn. In dit geval is de bestreden uitspraak genomen op basis van artikel 26 van de Invorderingswet 1990, waarvoor geen beroep bij de bestuursrechter mogelijk is, zoals ook is vastgelegd in de Bevoegdheidsregeling bestuursrechtspraak.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de bestreden uitspraak niet onder de uitzonderingen valt die beroep bij de bestuursrechter mogelijk maken. Eiser kan in plaats daarvan een vordering indienen bij de burgerlijke rechter als hij meent dat zijn verzoek om kwijtschelding ten onrechte is afgewezen. Dit leidt tot de conclusie dat de bestuursrechter in deze zaak onbevoegd is om te oordelen. De rechtbank heeft zich daarom onbevoegd verklaard en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan door rechter R.C. Moed, in aanwezigheid van griffier O. Asafiati.