ECLI:NL:RBMNE:2021:1900

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
28 april 2021
Publicatiedatum
10 mei 2021
Zaaknummer
UTR 21/720
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onbevoegdheid van de bestuursrechter in een zaak over kwijtschelding van belastingaanslag

In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 28 april 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure. Eiser heeft beroep ingesteld tegen de beslissing van het Bestuur van de Belastingsamenwerking gemeenten & hoogheemraadschap Utrecht (BGHU) van 29 mei 2020, waarin zijn verzoek om kwijtschelding van een belastingaanslag werd afgewezen. De rechtbank heeft in haar overwegingen uiteengezet dat op grond van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een belanghebbende tegen een besluit beroep kan instellen bij de bestuursrechter, maar dat er uitzonderingen zijn. In dit geval is de bestreden uitspraak genomen op basis van artikel 26 van de Invorderingswet 1990, waarvoor geen beroep bij de bestuursrechter mogelijk is, zoals ook is vastgelegd in de Bevoegdheidsregeling bestuursrechtspraak.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de bestreden uitspraak niet onder de uitzonderingen valt die beroep bij de bestuursrechter mogelijk maken. Eiser kan in plaats daarvan een vordering indienen bij de burgerlijke rechter als hij meent dat zijn verzoek om kwijtschelding ten onrechte is afgewezen. Dit leidt tot de conclusie dat de bestuursrechter in deze zaak onbevoegd is om te oordelen. De rechtbank heeft zich daarom onbevoegd verklaard en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan door rechter R.C. Moed, in aanwezigheid van griffier O. Asafiati.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21/720

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 28 april 2021 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser,

en
het Bestuur van de Belastingsamenwerking gemeenten & hoogheemraadschap Utrecht (BGHU),verweerder
.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep dat eiser heeft ingediend tegen de uitspraak van verweerder van 29 mei 2020 op zijn administratief beroep (bestreden uitspraak).

Overwegingen

1. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is. Hieronder legt de rechtbank dat verder uit.
2. Eiser heeft verweerder gevraagd om kwijtschelding van de aan hem opgelegde aanslag met aanslagnummer [aanslagnummer] . Met de bestreden uitspraak heeft verweerder dit verzoek afgewezen.
3. Op grond van artikel 8:1, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan een belanghebbende tegen een besluit beroep instellen bij de bestuursrechter. In de Awb staat ook dat tegen een aantal besluiten geen beroep kan worden ingesteld. Het gaat dan om besluiten die in de Bevoegdheidsregeling bestuursrechtspraak (de Bevoegdheidsregeling) worden genoemd. In deze Bevoegdheidsregeling staat dat geen beroep kan worden ingesteld tegen besluiten die zijn genomen op grond van de Invorderingswet 1990, met uitzondering van de artikelen 30, 49 of 62a. Met andere woorden: er kan alleen tegen beslissingen op grond van de artikelen 30, 49 of 62a van de Invorderingswet 1990 beroep bij de bestuursrechter worden ingesteld.
4. De bestreden uitspraak, waarmee eiser het niet eens is, is genomen op grond van artikel 26, eerste lid, van de Invorderingswet 1990, en de artikelen 7, eerste lid en 25 van de Uitvoeringsregeling Invorderingswet 1990. Dat is in overeenstemming met artikel 255, tweede lid, van de Gemeentewet. In dat artikel van de Gemeentewet staat namelijk dat de regels die gelden voor artikel 26 van de Invorderingswet 1990 ook op het verlenen van gehele of gedeeltelijke kwijtschelding van toepassing zijn. Die regels zijn in een ministeriële regeling opgesteld door Onze Minister van Financiën. De rechtbank verwijst naar een uitspraak van het gerechtshof Amsterdam van 26 april 2012 [1] .
5. Kort samengevat komt dit erop neer dat tegen de bestreden uitspraak van verweerder geen beroep bij de bestuursrechter kan worden ingesteld. Eiser kan uitsluitend een vordering bij de burgerlijke rechter instellen op de in het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering bepaalde wijze indien hij vindt dat verweerder zijn verzoek om kwijtschelding ten onrechte heeft afgewezen.
6. Dit betekent dat de bestuursrechter onbevoegd is om op het beroep van eiser te beslissen. De bestuursrechter van de rechtbank zal zich daarom onbevoegd verklaren.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart zich onbevoegd.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.C. Moed, rechter, in aanwezigheid van O. Asafiati, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 28 april 2021.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.