ECLI:NL:RBMNE:2021:188

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
22 januari 2021
Publicatiedatum
25 januari 2021
Zaaknummer
513947 / HA RK 20-310
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wrakingsverzoek tegen rechter in strafzaak ongegrond verklaard

In deze wrakingszaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 22 januari 2021 uitspraak gedaan over een verzoek tot wraking van mr. R.P.P. Hoekstra, de behandelend rechter in een strafzaak tegen verzoeker. Het wrakingsverzoek werd ingediend naar aanleiding van de beslissing van de rechter om twee getuigen niet te horen. Verzoeker was van mening dat de rechter niet goed naar hem had geluisterd en dat de motivering voor het afwijzen van de getuigen onvoldoende was. De rechter had in zijn schriftelijke reactie aangegeven dat hij de getuigenverzoeken op de voorgeschreven wijze had beoordeeld en dat hij twee getuigen wel had toegewezen. Verzoeker voelde zich hierdoor partijdig behandeld.

De wrakingskamer heeft in haar beoordeling vastgesteld dat de beslissing van de rechter om het verzoek tot het horen van getuigen af te wijzen moet worden aangemerkt als een procesbeslissing. De wrakingskamer oordeelde dat een als negatief ervaren procesbeslissing in het algemeen geen grond voor wraking oplevert, tenzij de motivering zo onbegrijpelijk is dat deze een zwaarwegende aanwijzing voor vooringenomenheid oplevert. De wrakingskamer concludeerde dat er geen aanwijzingen waren voor vooringenomenheid van de rechter en dat de vrees voor partijdigheid van verzoeker niet objectief gerechtvaardigd was.

Uiteindelijk verklaarde de wrakingskamer het verzoek tot wraking ongegrond en droeg zij de griffier op om deze beslissing toe te zenden aan alle betrokken partijen. De procedure in de strafzaak tegen verzoeker zal worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond op het moment van de schorsing vanwege het wrakingsverzoek.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

WRAKINGSKAMER
Locatie: Lelystad
Zaaknummer/rekestnummer: 513947 / HA RK 20-310
Beslissing van de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakingszaken van
22 januari 2021
op het verzoek in de zin van artikel 512 van het Wetboek van Strafvordering (verder: Sv) van:
[verzoeker],
wonende te [woonplaats] ,
(verder te noemen: verzoeker).

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het proces-verbaal van de zitting van 8 december 2020 met daarin opgenomen het wrakingsverzoek van verzoeker gericht tegen mr. R.P.P. Hoekstra;
- de schriftelijke reactie van mr. R.P.P. Hoekstra van 9 december 2020.
1.2.
Het wrakingsverzoek is op 8 januari 2021 in het openbaar behandeld door de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakingszaken (verder: de wrakingskamer).
Bij de mondelinge behandeling is verzoeker verschenen. De rechter is met bericht van verhindering niet verschenen. De officier van justitie is niet aanwezig.
1.3.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.Het wrakingsverzoek

2.1.
Het verzoek tot wraking is gericht tegen mr. R.P.P. Hoekstra als behandelend rechter (hierna te noemen: de rechter), in de strafzaak met de parketnummers 16/103970-20 en 15/800133-16. In die strafzaak is verzoeker verdachte. De strafzaak tegen verzoeker is op
8 december 2020 door de rechter behandeld.
2.2.
Verzoeker heeft het volgende ten grondslag gelegd aan zijn wrakingsverzoek. Verzoeker heeft de rechter verzocht vier getuigen te horen. De rechter heeft twee getuigen afgewezen en verzoeker is het niet eens met die beslissing. De rechter heeft niet goed naar hem geluisterd. Het is voor zijn verdediging van belang en noodzakelijk dat deze getuigen worden gehoord. De motivering van de rechter voor het afwijzen van deze getuigen is te kort door de bocht. De rechter geeft aan dat de getuigen geen deskundigen zijn, maar dat is onvoldoende om zijn verzoek af te wijzen. In zijn reactie op het wrakingsverzoek geeft de rechter aan dat hij twee getuigen wel heeft toegewezen. Verzoeker heeft door die reactie het gevoel dat de rechter denkt dat dit voor verzoeker genoeg moet zijn. Dit heeft bij verzoeker de indruk gewekt dat de rechter partijdig is.
2.3.
De rechter heeft niet berust in de wraking. In zijn schriftelijke reactie stelt hij zich op het standpunt dat hij de getuigenverzoeken op de voorgeschreven wijze heeft beoordeeld, hij twee getuigen heeft toegewezen en hij zijn beslissing om de twee bedoelde getuigen af te wijzen deugdelijk heeft gemotiveerd. Dat verzoeker het niet eens is met zijn beslissing is geen grond voor wraking. Uit de beslissing en de motivering voor die beslissing kan geen vooringenomenheid worden afgeleid.

3.De beoordeling

3.1.
Artikel 512 Sv bepaalt dat elk van de rechters die een zaak behandelen op verzoek van de verdachte of het openbaar ministerie kan worden gewraakt op grond van feiten en omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
3.2.
De wrakingskamer onderzoekt in een wrakingsprocedure of de onpartijdigheid van de rechter schade lijdt. Een rechter wordt geacht partijdig te zijn tot het tegendeel vaststaat. Van dat laatste kan sprake zijn indien uit zijn of haar overtuiging of gedrag persoonlijke vooringenomenheid tegenover een procespartij blijkt. Daarnaast kan een procespartij de indruk krijgen dat de rechter vooringenomen is. Het gezichtspunt van de procespartij is hier van belang maar speelt geen doorslaggevende rol. Beslissend is of de vrees voor partijdigheid objectief gerechtvaardigd is. Komt vooringenomenheid of een gerechtvaardigd vermoeden daarvan vast te staan, dan lijdt de rechterlijke onpartijdigheid schade. De wrakingskamer zal het wrakingsverzoek aan de hand van de hiervoor genoemde maatstaven beoordelen.
3.3.
Persoonlijke vooringenomenheid bij de rechter tegenover verzoeker is niet gesteld of gebleken. Onderzocht moet daarom worden of uit het optreden van de rechter blijkt dat hij vooringenomen is of dat hij die schijn heeft gewekt. Naar het oordeel van de wrakingskamer is dat niet het geval.
3.4.
De beslissing van de rechter om het verzoek tot het horen van getuigen af te wijzen moet worden aangemerkt als een procesbeslissing. Een als negatief ervaren procesbeslissing is in het algemeen geen grond voor toewijzing van een verzoek tot wraking van de rechter die deze beslissing heeft genomen. Alleen als de motivering daarvan zo onbegrijpelijk is dat deze een zwaarwegende aanwijzing oplevert dat de rechter jegens een partij een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij die partij bestaande vrees voor partijdigheid van de rechter objectief gerechtvaardigd is, kan dit tot een ander oordeel leiden. Daar is bij de beslissing van de rechter om het verzoek tot het horen van de getuigen af te wijzen geen sprake van. Uit de motivering van de beslissing van de rechter ter zitting en uit de reactie van de rechter op het wrakingsverzoek kan geen vooringenomenheid worden afgeleid.
3.5.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen zal de wrakingskamer het verzoek tot wraking ongegrond verklaren.

4.De beslissing

De wrakingskamer:
4.1.
verklaart het verzoek tot wraking ongegrond;
4.2.
draagt de griffier van de wrakingskamer op deze beslissing toe te zenden aan verzoeker, de gewraakte rechter, andere betrokken partijen, alsmede aan de voorzitter van het team Strafrecht, waarin de rechter werkzaam is en de president van deze rechtbank;
4.3.
bepaalt dat de procedure van verzoeker met parketnummers 16/103970-20 en 15/800133-16 dient te worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond op het moment van de schorsing vanwege het wrakingsverzoek.
Deze beslissing is gegeven door mr. G.L.M. Urbanus, voorzitter, en mr. G.J.J.M. Essink en mr. W.S. Ludwig als leden van de wrakingskamer, bijgestaan door mr. K.F. van Dam, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 22 januari 2021.
de griffier de voorzitter
de griffier is buiten staat deze
beslissing te ondertekenen.
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.