ECLI:NL:RBMNE:2021:1867

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
10 mei 2021
Publicatiedatum
10 mei 2021
Zaaknummer
16/211520-20, 16/259116-20 (gev. ttz), 16/292152-19 (gev. ttz) en 16/033795-21 (gev. ttz) (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor mensenhandel, opzetheling en diefstal in vereniging met betrekking tot een minderjarige

Op 10 mei 2021 heeft de Rechtbank Midden-Nederland in Lelystad uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, geboren in 2002, die zich schuldig heeft gemaakt aan mensenhandel, opzetheling en diefstal in vereniging. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met een medeverdachte een veertienjarig meisje heeft geworven, vervoerd en gehuisvest met het oogmerk van seksuele uitbuiting. Dit gebeurde in de periode van 1 januari 2020 tot en met 5 mei 2020. De verdachte heeft het slachtoffer aangemoedigd om seksadvertenties te plaatsen en heeft haar instructies gegeven over de prijs en de uitvoering van seksuele handelingen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een jeugddetentie van 10 maanden, met aftrek van het voorarrest, en heeft daarnaast de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen (PIJ) opgelegd. Tevens is er een contactverbod opgelegd met het slachtoffer en haar moeder. De rechtbank heeft de ernst van de feiten benadrukt, vooral gezien de kwetsbaarheid van het slachtoffer en de impact van de daden op haar leven. De verdachte heeft ook opzetheling gepleegd door een fiets en een identiteitskaart te verwerven, waarvan hij wist dat deze door misdrijf verkregen waren. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van enkele andere tenlastegelegde feiten, waaronder het voorhanden hebben van vuurwapens, omdat er onvoldoende bewijs was.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummers: 16/211520-20, 16/259116-20 (gev. ttz), 16/292152-19 (gev. ttz) en 16/033795-21 (gev. ttz) (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 10 mei 2021
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [2002] te [geboorteplaats] ,
gedetineerd in Intermetzo JJI Lelystad.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek, deels openbaar en deels achter gesloten deuren, op de terechtzittingen van 10 februari 2021, 2 maart 2021,
13 april 2021 en 26 april 2021.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. D.M.A. van der Zwan en van hetgeen verdachte en zijn raadsman,
mr. J.A.C. van den Brink, advocaat te Almere , alsmede de deskundigen, I.N.F. Goedhart, raadsonderzoeker bij de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad),
S. van den Brand, medewerker Samen Veilig Midden-Nederland (hierna: SAVE) en de benadeelde partijen, [slachtoffer 1] , bijgestaan door mr. A. Koopsen, advocaat te Alkmaar, en [benadeelde] , naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
parketnummer 16/211520-20:
feit 1
in de periode van ongeveer 1 januari 2020 tot en met 5 mei 2020 in Almere , zich ten aanzien van [slachtoffer 1] , terwijl zij de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, heeft schuldig gemaakt aan mensenhandel, doordat hij – samen met een ander –
A)
(sub 2) die [slachtoffer 1] heeft geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest of opgenomen, met het oogmerk van seksuele uitbuiting
en/of
(sub 5) die [slachtoffer 1] ertoe heeft gebracht zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met/voor een derde tegen betaling
en/of
B)
(sub 8) voordeel heeft getrokken uit seksuele handelingen van die [slachtoffer 1] met een derde tegen betaling;
feit 2
in de periode van ongeveer 1 januari 2020 tot en met 5 mei 2020 in Almere een of meer pistool/pistolen en een of meer revolver(s) voorhanden heeft gehad;
parketnummer 16/259116-20:
feit 1(hierna:
feit 3)
in de periode van ongeveer 6 mei 2020 tot en met 13 augustus 2020 in Almere , zich ten aanzien van [slachtoffer 1] , terwijl zij de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, heeft schuldig gemaakt aan mensenhandel, doordat hij – samen met een ander –
A)
(sub 2) die [slachtoffer 1] heeft geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest of opgenomen, met het oogmerk van seksuele uitbuiting
en/of
(sub 5) die [slachtoffer 1] ertoe heeft gebracht zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met/voor een derde tegen betaling
en/of
B)
(sub 8) voordeel heeft getrokken uit seksuele handelingen van die [slachtoffer 1] met een derde tegen betaling;
feit 2(hierna:
feit 4)
in de periode van ongeveer 6 mei 2020 tot en met 13 augustus 2020 in Almere een of meer pistool/pistolen en een of meer revolver(s) voorhanden heeft gehad;
parketnummer 16/292152-19:
feit 1(hierna:
feit 5)
op 5 december 2019 in Almere , samen met (een) ander(en), één of meerdere fietsen heeft geheeld;
feit 2(hierna:
feit 6)
op 5 december 2019 in Almere een bus pepperspray voorhanden heeft gehad;
parketnummer 16/033795-21:
feit 1(hierna:
feit 7)
in de periode 29 september 2020 tot en met 13 november 2020 in Almere [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht;
feit 2(hierna:
feit 8)
in de periode van 30 november 2019 tot en met 18 augustus 2020 in Almere , samen met (een) ander(en), een identiteitskaart op naam van [aangever 1] heeft geheeld;
feit 3(hierna:
feit 9)
in de periode van 14 augustus 2020 tot en met 15 augustus 2020 in Almere , samen met (een) ander(en) een trilmachine/trilplaat en een rubber hamer heeft gestolen.
De rechtbank nummert dus de bij de dagvaardingen met de parketnummers 16/259116-20, 16/292152-19 en 16/033795-21 ten laste gelegde feiten respectievelijk als de feiten 3 en 4, de feiten 5 en 6 en de feiten 7, 8 en 9.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het tenlastegelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder 1, 2, 4, 6, 7, 8 en 9 tenlastegelegde wettig en overtuigend te bewijzen. Ten aanzien van het onder 5 tenlastegelegde acht de officier van justitie opzetheling van één fiets wettig en overtuigend te bewijzen. De officier van justitie acht ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde een kortere periode dan ten laste is gelegd te bewijzen, te weten een periode van 1 januari 2020 tot en met 2 april 2020.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het onder 1 ten laste gelegde werven, vervoeren, overbrengen, huisvesten of opnemen van [slachtoffer 1] met het oogmerk van seksuele uitbuiting (sub 2), en van het onder 3 ten laste gelegde werven, vervoeren, overbrengen, huisvesten of opnemen van [slachtoffer 1] met het oogmerk van seksuele uitbuiting (sub 2) en het voordeel trekken uit seksuele handelingen van [slachtoffer 1] met een derde tegen betaling (sub 8). Hij heeft daartoe het volgende aangevoerd:
  • [slachtoffer 1] is in deze situatie terechtgekomen zonder dat verdachte daarvoor verantwoordelijk kan worden gehouden. Er kan slechts gesteld worden dat verdachte als katalysator heeft gefunctioneerd. Het lijkt erop dat [slachtoffer 1] ook zonder het aandeel van verdachte in deze situatie terecht zou zijn gekomen.
  • Verdachte had niet het oogmerk om [slachtoffer 1] seksueel uit te buiten. Voor de vraag of er sprake is van oogmerk van uitbuiting moet gekeken worden naar de omstandigheden van het geval. Daarbij zijn de aard, de duur van de tewerkstelling, de beperkingen die zij voor betrokkene meebrengt en het economisch voordeel dat daarmee door verdachte wordt behaald, van belang.
  • In de periode van 6 mei 2020 tot en met 13 augustus 2020 hebben er geen afspraken plaatsgevonden.
De raadsman heeft zich ten aanzien van het onder 1 en 3 tenlastegelegde voor het overige gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De raadsman heeft daarnaast vrijspraak bepleit van het onder 8 tenlastegelegde medeplegen en heeft zich voor het overige gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De raadsman heeft voorts vrijspraak bepleit van het onder 2, 4, 5, 7 en 9 tenlastegelegde. Hij heeft daartoe het volgende aangevoerd:
  • Voor het onder 2 en 4 tenlastegelegde geldt dat niet vaststaat dat de wapens waar verdachte mee te zien is op de afbeeldingen, vallen onder categorie III van de Wet wapens en munitie.
  • Voor het onder 5 tenlastegelegde geldt dat verdachte een plausibele verklaring heeft afgelegd voor het voorhanden hebben van de goudkleurige BMX fiets. De grijze Giant fiets is terug naar aangever en een verband tussen verdachte en de andere fiets(en) is niet aangetoond.
  • Voor het onder 7 tenlastegelegde geldt dat de wijze waarop de teksten in het dagboek van verdachte bekend zijn geworden bij het slachtoffer, gelet op zijn jonge leeftijd, niet voorzienbaar was voor verdachte. Daarnaast had verdachte geen opzet op het bedreigen van het slachtoffer aangezien het schrijven van de teksten enkel een manier was om zijn liefdesverdriet van zich af te schrijven en uiting te geven aan zijn frustratie. Ten slotte zou het slachtoffer zou nooit bekend zijn geworden met de teksten als de politie deze teksten niet met haar had gedeeld.
  • Voor het onder 9 tenlastegelegde geldt dat de conclusie dat de op de iPhone 7 aangetroffen conversatie kan worden toegeschreven aan verdachte en zijn oom [bijnaam] , niet kan worden getrokken. Niet valt uit te sluiten dat ook anderen dan verdachte die iPhone 7 hebben gebruikt. Voorts volgt uit de inhoud van het gesprek niet dat verdachte die bewuste nacht met de telefoon op pad is geweest om de trilmachine en de hamer te stelen terwijl hij contact onderhoudt met [bijnaam] . Mocht het verdachte zijn geweest die op 15 augustus heeft deelgenomen aan de conversatie, dan blijkt vooralsnog niet uit die conversatie wat de rol van verdachte is geweest en blijkt niet dat hij degene is geweest die de machine heeft gestolen of betrokken is geweest als medepleger of medeplichtige.
Subsidiair heeft de raadsman vrijspraak bepleit van het onder 5 ten laste gelegde medeplegen.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen feit 1 [1]
[slachtoffer 1]is als getuige gehoord. Zij heeft onder meer verklaard, zakelijk weergegeven:
A: Ja, over zeg maar die seksadvertenties en zo over dat hij
(de rechtbank begrijpt: verdachte)die chats voor mij moest doen weet je. [2]
V: Wat moest hij dan doen? Wat was dan precies afgesproken over?
A: Gewoon die mannen onder bedwang houden of zo, en te kijken wat ze gaan zeggen dan stuurde die mij af en toe wel screenshots van ja wat ze zeiden en zo. [3]
V: Oké en hoe ging dat toen, hoe ging dat met die eerste keer advertentie aan maken. Kan je daar wat over vertellen?
A: Ja ik weet nog dat ik bij [verdachte] was en toen uiteindelijk ging ik hem gewoon appen hij zegt ja weet je maak het gewoon aan maak het gewoon aan [4]
V: En wie bedacht bijvoorbeeld de tekst van de advertentie? [5] A: Wij allebei.
V: Samen over gehad?
A: Ja. [6]
V: Ja en hoe zat het dan met die afspraken? Jij zei van ja niet echt duidelijke afspraken over dat geld, over de verdeling.
A: Ja dat is tweede derde ( 2/3) / één derde (1/3).
A: Ja klopt, omdat we dat ook wel eerder hadden afgesproken dat hij wel iets meer geld zou krijgen omdat hij die chats deed dat hadden we gewoon afgesproken. [7]
V: Heb jij wel ooit met een klant afgesproken?
A: Ja.
V: Hoe is dat gegaan?
A: Ik weet dat ik zijn Snapchat kreeg doorgestuurd via [verdachte] . Ik zag gewoon alleen maar geld voor mijn ogen dus toen uiteindelijk had ik met [verdachte] afgesproken van ik ging als eerst naar zijn huis gingen we het erover hebben van ja weet je gaan we dit doen of gaan we dit niet doen. En toen uiteindelijk zei [verdachte] wil je het doen of niet ik zeg van ja weet je we gaan er gewoon voor. Ik zeg als jij mijn bodyguard bent dan kunnen we dat gewoon doen. Dus toen uiteindelijk toen die man die zei van ja ik wil haar wel meenemen naar een hotel dan geef ik het hotel daarna gewoon aan jullie en toen uiteindelijk toen zijn we samen met z’n tweeën met de taxi daar heen gegaan en hij was mijn bodyguard.
Ik heb daar nu wel spijt van als ik er nu zeg maar zo over denk maar het was van ik heb het gewoon gedaan dus toen uiteindelijk toen kwam die man terug en ik en [verdachte] liepen mee en zijn we in die kamer gaan kijken
V: Met wie ging jij in die kamer kijken?
A: Met [verdachte] ook. En toen uiteindelijk toen ja toen zei [verdachte] ja oké, hij zegt ik laat jullie nu gewoon alleen, hij zegt ja weet je als er iets is bel me, ik zeg ja is goed en toen heb ik seks gehad met die man.
A: Echt heel kort en toen uiteindelijk, heeft ie ons 600 euro gegeven en toen heb ik hem, een beetje aan [verdachte] gegeven en aan mij en toen hebben we dat gewoon eerlijk verdeeld. En de volgende dag zijn we samen naar huis gegaan. [8]
A: Nee nee nee het was ik was bij [verdachte] en ik had zeg maar die man was doorgestuurd via Snapchat omdat [verdachte] natuurlijk die chats deed voor mij.
V: En door was ie dan doorgestuurd
A: Door [verdachte] want die man had tegen [verdachte] gezegd wat zijn Snap was en toen heb [verdachte] die snap naar mij toegestuurd.
V: Dus in de eerste instantie reageerde die man op [website] op die advertentie?
A: Ja via daar was het van [verdachte] naar mij gegaan.
En toen heb ik met hem gepraat en toen uiteindelijk kwam het op neer ik ging naar hem toe naar [verdachte] en toen wou die man eigenlijk als eerst voor de deur afspreken om als eerst te meeten en zo om te zien hoe ik er uit zag en uiteindelijk ging dat niet door, die man zelf vertrouwde het niet. Dus toen uiteindelijk toen zei die van ik stuur wel een taxi naar jullie huis. Dus toen deed ie dat en toen zijn wij samen in de taxi gegaan en toen uiteindelijk toen bracht hij ons niet naar Van der Valk maar eerst ergens in [woonplaats] en via daar was die man die had een auto en ik natuurlijk met [verdachte] en [verdachte] was als mijn bodyguard en niet als mijn pooier maar als mijn bodyguard was hij daar aan mijn zijde. En toen zijn we in die auto ingestapt en toen bracht hij ons naar Van der Valk. En toen had hij gewoon die kamer besteld. En toen uiteindelijk hebben we het gewoon gedaan.
V: Wat heb jij met die man afgesproken?
A: Dat ik seks wil hebben met hem.
V: En wat voor seks zou je hebben met hem?
A: Gewoon seks, geen pijpen gewoon seks, met condoom ook. Dus dat was het gewoon. [9]
A: het was januari [10]
V: En geld?
A: Van te voren aan [verdachte] zodat [verdachte] dat kon bewaren zodat die man niet zomaar van mij kon afpakken.
V: Oke dus als ik het goed begrijp geeft die man vooraf dat de seks is het geld aan [verdachte] ?
A: Ja
V: Hoeveel geld geeft ie aan [verdachte] ?
A: 600 euro.
En ik denk dat die man ook heel erg bang was voor [verdachte] omdat [verdachte] toch wel echt wel liet zien van hey ik ben echt wel een bodyguard hiero [11]
V: Wie had dat bedacht die 600 euro, dat je dat moest vragen wat hoe weet je hoeveel je moet vragen?
A: Dat, dat had [verdachte] verstand van, die die zag ook al die advertenties en zo maar ik denk dat we het een soort van samen hadden besloten omdat ik zei van ja hij zat op 300 ik zei van nee, 600 ik zeg ja, ik wilde gewoon voor 600 euro ik vind dat toch wel, het liefst, het was een heel hoog bedrag en voor lager zou ik dat niet doen natuurlijk. [12]
[slachtoffer 1]heeft in een aanvullend verhoor onder meer het volgende verklaard, zakelijk weergegeven:
O: Tijdens ons onderzoek zijn wij enkele naaktfoto’s tegen gekomen die wij jou willen laten zien.
O: Wij tonen jou nu foto [nummer]
V: Wie staat er op deze foto?
A: Dit ben ik.
O: Wij tonen jou nu foto [nummer]
V: Wie staat er op deze foto?
A: Dit ben ik.
V: Wanneer zijn deze foto's gemaakt?
A: In december 2019 en januari 2020.
V: Door wie zijn deze foto’s gemaakt?
A: Door mij. [13]
V: Naar wie heb je deze foto's doorgestuurd?
A: Naar [verdachte] . Deze foto’s moest ik van hem maken voor de seksadvertentie. Hij zei dat we ook foto’s nodig voor de advertentie
V: Wat was de bedoeling van deze foto’s?
A: Dat die op de seksadvertentie zouden komen te staan.
Ik heb wel een keer met [medeverdachte]
(de rechtbank begrijpt: de medeverdachte, tevens de moeder van verdachte)gesproken toen was ik daar thuis. Toen was ik daar met [verdachte] en [medeverdachte] . Toen was er een seksafspraak gepland in het huis van [verdachte] en [medeverdachte] . Toen hebben wij met z’n drieën over gesproken over hoe we het zouden gaan doen. [medeverdachte] ging daarna weg.
V: Wat hebben jullie precies besproken.
A: [verdachte] liet toen een foto zien van de man die zou komen. [medeverdachte] praatte gewoon mee en wist er van. [medeverdachte] gaf toen meer advies. Ze vertelde deze kun je wel vertrouwen en deze niet. Dit was voor de afspraak in februari, nog voor het hotel.
V: Waar baseerde [medeverdachte] dat op waarom je deze klant kon vertrouwen.
A: Gewoon over hoe ze er uit zagen, hoe ze praatte en of ze moeilijk deden over de prijs. [verdachte] vertelde mij dat ze daar wel ervaring mee hadden. [verdachte] vertelde dat ze wel ervaring hadden over mensenhandel. [14] [medeverdachte] praatte heel professioneel over dat soort dingen. Ze vertelde precies wat ik moest vertellen tegen de politie enzo. Ik merkte dat ze al heel veel wist over deze dingen. [15]
Verdachteis door de politie gehoord. Hij heeft onder meer het volgende verklaard, zakelijk weergegeven:
V: Zoals ik al bij het begin van het verhoor had verteld wordt je verdacht van mensenhandel en ontucht.
A: [slachtoffer 1] kwam met het idee om dat te doen. Ze vroeg mij hee kan ik het op jouw telefoon doen want ik wil niet dat mijn moeder erachter komt. Ik wilde haar helpen. [16]
V: Hoe ging het aanmaken van deze advertentie in zijn werk?
A: Zij heeft een account gemaakt en zij heeft mij het wachtwoord gegeven en toen heb ik de advertentie geplaatst.
V: Hebben jullie het samen over de inhoud gehad?
A: Zij had mij gewoon gezegd dat zij dat wilde doen seks hebben voor geld. Daaruit hebben wij beide een verhaaltje gemaakt.
V: Voor wie waren de opbrengsten bedoeld?
A: Voor [slachtoffer 1] en daarin moet ik eerlijk zeggen er is een keer geld binnengehaald toen had ik een deel aan [slachtoffer 1] gevraagd omdat mijn moeder schulden heeft.
V: Hoeveel had je aan haar gevraagd?
A: 400,- [17]
A: [slachtoffer 1] heeft het account zelf gemaakt en toen kwam ze bij mij thuis en toen heb ik de advertentie geplaatst met mijn telefoon.
V: In deze advertentie, veiliggesteld door de politie, wordt het telefoonnummer [telefoonnummer] als telefonisch contactnummer opgegeven. Wat kan jij over dit telefoonnummer verklaren?
A: Dan zal het mijn telefoonnummer wel zijn, want ik had mijn telefoonnummer gezet op die site.
V: Hoeveel advertenties heb jij gemaakt?
A: Weet ik niet, maar kan zijn dat het er meer zijn dan 1. Als er meer zijn dan zullen ze wel door mij gemaakt zijn.
V: Wie zou de contacten met eventuele klanten onderhouden?
A: Wij beiden. [18]
V: Wat zou de verdeling tussen [slachtoffer 1] en jou zijn met betrekking tot het door [slachtoffer 1] met sekswerk verdiende geld?
A: In eerste instantie wou ik dat geld voor mijn moeder die 400,- Toen had ik die 400,- aan mijn moeder gegeven en dacht ik als het haar niet uitmaakt dan wil ik wel een groter deel. [19]
V: [slachtoffer 1] heeft verklaard dat jij de bewuste advertentie had aangepast en dat er seks in ruil voor een iPhone werd aangeboden, waarbij [slachtoffer 1] de seks zou hebben.
V: Wiens idee was dat?
A: Dus het was mijn idee om in de advertentie om een iPhone te vragen.
V: Wat zou jouw rol zijn indien er een seksafspraak concreet zou worden?
A: Ik zou min of meer kijken of er niks aan de hand zou zijn. Dus als beveiliger. Eigenlijk om haar te beschermen. [20]
V: Uit ons onderzoek is gebleken dat deze seksafspraak is geweest op 25 januari 2020
V: Wat was jouw rol bij deze afspraak?
A: Hetzelfde wat ik daarvoor verklaarde, echt bescherming van haar.
V: Waar hebben jullie die klant ontmoet? [21] A: De taxi haalde ons op bij mijn huis en toen ging hij naar een ander hotel Bastion of Ibis. Toen was die man daar en toen gingen we met die man met zijn auto naar het hotel. [22]
V: [slachtoffer 1] heeft verklaard dat er meerdere seksafspraken met mannen waren gemaakt en dat het eerst bij jou thuis zou plaats vinden en later in hotels. Wat kun je daarover verklaren?
A: Dat klopt.
V: Wiens idee was het om het eerst bij jou thuis te laten plaats vinden?
A: Volgens mij gewoon van mij ja het was mijn idee.
V: Ik toon jou nu bijlage 9. In dat bericht zeg vermoedelijk jij: “Eerst is het bij mij osso Daarna gaat het in hotels”
Wat kun jij hierover verklaren?
A: het klinkt heel zwart wit maar dat was gewoon het plan. Dat bericht heb ik gestuurd zover ik denk ja.
O: Vervolgens stuur jij het bericht:
“Kan maar je moet me naam niet noemen
Weet nog niet moet me ma bespreken
T is sws wel minder als ik omdat wij moeten
alles regelen en als er iets fout gaat moeten
we ingrijpen + nog kans op politie”
V: Waarom stuurde je het bericht: T is sws wel minder als ik omdat wij moeten alles regelen en als er iets fout gaat moeten we ingrijpen + nog kans op politie”
A: Dat was eigenlijk ook meer voor het geld. Ik dacht dat ik zo wel meer geld kon krijgen dan die 400,- euro en zij ( [slachtoffer 1] ) vond dat oké. [23]
O: Ik toon jou nu bijlage 15. Daarop is te zien dat [slachtoffer 1] jou het bericht stuurt “gelekte nudes” [24]
Jij stuurt vervolgens het bericht:
“Is ook goed maar die doggie en pussie moet oookk
Klanten zijn er meer als je zonder cozu doet
Cozu
Zo werkt t met escorte ook’’
V: Wat kun je hierover verklaren?
A: gewoon zou vroeg mij meer vragen daarover, ik gaf gewoon antwoord daarop. Die foto’s van doggies en pussys was gewoon welke ze maakte. Die gelekte nudes waren op een Telegram bericht. Ik gaf haar gewoon advies.
V: Wat bedoel je met: Klanten zijn er meer als je zonder COZU doet. Zo werkt t met escort ook. Waarom stuurde je dit bericht aan [slachtoffer 1] ?
A: Zonder condoom is dat. Het waren eigenlijk alleen maar tips die ik gaf. Dat zag je ook op andere seksadvertenties. [25]
Verbalisant [verbalisant 1]heeft in een proces-verbaal van bevindingen onder meer het volgende gerelateerd:
In de mobiele telefoon van [slachtoffer 1] trof ik een WhatsApp-conversatie aan tussen [verdachte] en [slachtoffer 1] .
[telefoonnummer] @s. whatsapp.net [slachtoffer 1] Outgoing dus welke gebruikersnaam
21-2-2020 19:43:56(UTC+1)
[telefoonnummer] @s.whatsapp.net [verdachte] Incoming Gwn [slachtoffer 1]
21-2-2020 19:44:05(UTC+1)
[telefoonnummer] @s.whatsapp.net [slachtoffer 1] Outgoing Ai no
21-2-2020 19:44:09(UTC+1)
[telefoonnummer] @s.whatsapp.net [slachtoffer 1] Outgoing met mijn foto’s?
21-2-2020 19:44:19(UTC+1)
[telefoonnummer] @s.whatsapp.net [verdachte] Incoming Maak gwn account aan
21-2-2020 19:44:29(UTC+1)
[telefoonnummer] @s.whatsapp.net [verdachte] Incoming Alleen account aan maken
21-2-2020 19:44:35(UTC+1)
[telefoonnummer] @s.whatsapp.net [verdachte] Incoming Niks plaatsen
21-2-2020 19:44:40(UTC+1) [26]
Verbalisant [verbalisant 1]heeft in een proces-verbaal van bevindingen onder meer het volgende gerelateerd:
De advertentie met het ID [ID nummer] was aangemaakt op 21 februari 2020. Deze advertentie had de titel ‘ [titel] ’. De accountnaam van de adverteerder betrof [accountnaam] .
Inhoud van de advertentie:
Ik ben [slachtoffer 1] een echte sexy dame en goed verzorgd met een knap gezichtje. [27]
600,- per date ! (Prijs valt niet te bespreken)
[woonplaats]
ALLEEN ONTVANGEN
Zonder condoom is mogelijk!
Uit de aangeleverde informatie van [bedrijf] B.V. en het verrichtte onderzoek middels de Webcrawler, valt op te maken dat er drie advertenties waren aangemaakt welke gekoppeld waren aan het telefoonnummer [telefoonnummer] .
Dit betroffen de advertenties:
Advertentie ID: [ID nummer] aangemaakt op 21 januari 2020
Advertentie ID: [ID nummer] aangemaakt op 27 januari 2020
Advertentie ID: [ID nummer] aangemaakt op 21 februari 2020 [28]
[getuige]is als verdachte gehoord. Hij heeft onder meer het volgende verklaard, zakelijk weergegeven:
V: [slachtoffer 1] heeft verklaard dat ze seks heeft gehad met jou in het Van der Valk Hotel te [woonplaats] en dat jij hier voor betaald hebt. Wat kan jij hierover verklaren?
A: Zij wilden dat ik naar binnen moest komen bij de [straat]
V: Wie is zij? [29]
A: Er was een vriend van haar daar, voor beveiliging. Ik wilde voor mijn eigen veiligheid ook naar het hotel.
V: Hoe zijn jullie naar het hotel gegaan?
A: We wilden eerst naar een ander hotel, maar daar was geen plek. We zijn daarna met mijn auto naar van der Valk Hotel gereden. Ik ben eerst naar boven gegaan en daarna kwam zij binnen. Ik had haar 600 euro gegeven voor 3 of 4 uurtjes.
V: Jij ging eerst naar de hotelkamer en zij kwam later. Wat is daar op de kamer gebeurd?
A: Wij hebben heel kort seks gehad
V: Waar bestond de seks uit?
A: We hebben niet gezoend, ze heeft mij niet gepijpt. Alleen penetratie. Alles bij elkaar duurde misschien 15 minuutjes [30]
Verbalisant [verbalisant 1]heeft in een proces-verbaal van bevindingen onder meer het volgende gerelateerd:
In een onderzoek bij de eenheid Midden-Nederland is een mobiele telefoon in beslag genomen van:
[verdachte] , geboren op [2002] te [geboorteplaats] . [31]
Ik zag dat er in de IPhone 7, 14 WhatsApp-conversaties, 2 sms-conversatie en 18 email-conversaties stonden met potentiële klanten voor een seksafspraak.
Uit het digitale onderzoek naar de IPhone 7 blijkt dat er in de 14 WhatsApp- en 2 sms-conversaties tussen de potentiële klanten en [verdachte] in de periode van 21 januari 2020 t/m 2 april 2020 tenminste 2506 berichten over en weer waren verstuurd en in de 18 email-conversaties, 99 berichten.
Ik zag dat er door [verdachte] in de meeste conversaties een of meerdere foto’s naar de potentiële klanten waren verzonden. In enkele gevallen zag ik dat er naaktfoto’s van [slachtoffer 1] waren verstuurd. Ik heb [slachtoffer 1] [32] meerdere keren gehoord en foto's van [slachtoffer 1] heb gezien, waardoor ik [slachtoffer 1] kon herkennen op een aantal foto’s die door mij in de IPhone 7 werden aangetroffen. [33]
Ik zag dat er in de IPhone 7 een verwijderde WhatsApp-conversatie stond met een potentiële klant met het telefoonnummer [telefoonnummer] . Ik zag dat er in deze conversatie 716 berichten over en weer waren verstuurd in de periode 4 maart 2020 t/m 2 april 2020. De inhoud van de meeste berichten in deze conversatie zijn tijdens het veiligstellen van de mobiele telefoon door elkaar gehusseld.
Ik zag dat er in de berichten over geldbedragen van 600 euro werd gesproken. Tevens zag ik dat er gesproken werd over de mogelijkheid van anale seks. Hieronder worden enkele berichten uit de conversatie weergegeven.
4-3-2020 16:56:00(UTC+1) [telefoonnummer] @s.whatsapp.net Incoming
ik heb wel ok wensen wat
4-3-2020 16:56:24(UTC+1) [telefoonnummer] ( [verdachte] ) Outgoing
maar vertel
4-3-2020 16:57:19(UTC+1) [telefoonnummer] @s.whatsapp.net Incoming
anaal en zc mooie lingerie
4-3-2020 16:57:25(UTC+1) [telefoonnummer] ( [verdachte] ) Outgoing
anaal niet
4-3-2020 16:57:29(UTC+1) [telefoonnummer] ( [verdachte] ) Outgoing
voor de rest goed is
4-3-2020 16:58:45(UTC+1) [telefoonnummer] @s.whatsapp.net Incoming
jammer 600 te oke heel vind iets veel sorry dan ik [34]
Ik zag dat er in de IPhone 7 een verwijderde WhatsApp-conversatie stond met een potentiële klant met het telefoonnummer [telefoonnummer] . Ik zag dat er in deze conversatie 46 berichten over en weer waren verzonden in de periode 21 januari 2020 t/m 23 januari 2020.
De inhoud van de meeste berichten in deze conversatie zijn tijdens het veiligstellen van de mobiele telefoon door elkaar gehusseld.
Ik zag dat [verdachte] enkele foto’s had verstuurd.
Hieronder worden enkele berichten uit de conversatie weergegeven.
21-l-202011:50:22(UTC+1) [telefoonnummer] @s.whatsapp.net Incoming
en is jong wat [35]
21-1-202011:51:20(UTC+1) [telefoonnummer] @s.whatsapp.net Outgoing
dan jonger 18
21-1-2020 11:51:43(UTC+1) [telefoonnummer] @s.whatsapp.net Outgoing
met puur omdat weinig ervaring ik een heb maar nieuwe telefoon nodig
21-1-2020 11:51:54(UTC+1) [telefoonnummer] @s.whatsapp.net Incoming
vanaf 16 hoe wel ik en ok jong want mag het geloof
21-1-2020 11:52:02(UTC+1) [telefoonnummer] @s.whatsapp.net Incoming
en heb je een foto
21-1-2020 12:02:32(UTC+1) [telefoonnummer] @s.whatsapp.net Outgoing
niet je hoofd sex best ik anaal zelf het wil maar geven vingeren
21-1-2020 12:02:39(UTC+1) [telefoonnummer] @s.whatsapp.net Outgoing
en ik kan squirten
23-1-2020 14:46:13(UTC+1) [telefoonnummer] @s.whatsapp.net Incoming
straks ook krijg maar alvast je lekker filmpje ik
23-1-2020 14:46:56(UTC+1) [telefoonnummer] @s.whatsapp.net Outgoing
isgoed x hmm [36]
Ik zag dat er in de IPhone 7 van de verdachte [verdachte] een Telegram-account geïnstalleerd was met de naam [accountnaam] . [37]
In een Telegram-conversatie met [telegram account] wordt [verdachte] een wapen aangetroffen met twee magazijnen. Dit wapen kost € 1500,-- waarop [verdachte] het antwoord geeft: “Hmm kijk heb aiso voor me werken nu toch dus dan heb ik t geld in 2 weekenden”. Het woord ‘aiso’ is straattaal voor meisje. [38]
10-2-2020 01:42:25(UTC+1) [telegram account] Incoming
Maar deze kost 1500 volgens mij met twee maggas
10-2-2020 01:42:31(UTC+1) [telegram account] Incoming
Orgineel
10-2-2020 01:42:39(UTC+1) [telegram account] Incoming
Geen omgebouwde shit
10-2-2020 01:43:02(UTC+1) [accountnaam] Outgoing
Hmm kijk heb aiso voor me werken nu toch dus dan heb ik t geld in 2 weekenden. [39]
Bewijsoverwegingen feit 1
Juridisch kader
Artikel 273f lid 1 onder 2 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) ziet op het werven van een ander met het oogmerk van uitbuiting van die ander, terwijl die ander nog geen 18 jaar is. Het gaat om activiteiten die iemand in een positie brengen waarin deze bewogen kan worden zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid en/of diensten. Het daadwerkelijk bewegen van een minderjarige tot het verrichten van arbeid en/of diensten in de prostitutie is strafbaar gesteld in lid 1 onder 5. Ten aanzien van beide strafbaarstellingen geldt dat het minderjarige slachtoffer vanwege de inherente kwetsbare positie extra bescherming geniet. Minderjarigheid vormt dan ook een geobjectiveerd bestanddeel, zodat er geen beroep kan worden gedaan op verontschuldigbare dwaling met betrekking tot de leeftijd van het slachtoffer.
De handelingen omschreven in lid 1 onder 2 zijn slechts strafbaar indien deze zijn begaan met het oogmerk van uitbuiting. De gedragingen moeten dus zijn gericht op de uitbuiting van een persoon. Dit bestanddeel is door de wetgever niet gedefinieerd maar omvat volgens lid 2 in ieder geval uitbuiting van een ander in de prostitutie en andere vormen van seksuele uitbuiting. Bij minderjarige slachtoffers wordt ervan uitgegaan dat zij niet beschikken over een zekere rijpheid die hen in staat stelt de gevolgen van hun handelingen te overzien en zelfstandig beslissingen te nemen. De wil of instemming van de minderjarige is dan ook irrelevant. Door het tewerkstellen van minderjarigen in de prostitutie is er in het algemeen sprake van een grote inbreuk op de lichamelijke en geestelijke integriteit van de minderjarige. Reeds indien bewezen kan worden dat verdachte de ten laste gelegde gedragingen heeft verricht ten opzichte van een minderjarige is sprake van uitbuiting. Voorts is van belang dat niet is vereist dat de ander daadwerkelijk is uitgebuit.
In artikel 273f lid 1 onder 5 Sr is strafbaar gesteld de situatie waarbij een minderjarige ertoe wordt gebracht zich beschikbaar te stellen voor prostitutie of de situatie waarbij enige handeling wordt ondernomen waarvan men weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat die minderjarige zich daartoe beschikbaar stelt. Uitbuiting hoeft als zodanig niet in de tekst van lid 1 onder 5 te worden ingelezen. De betekenis van het bestanddeel “ertoe brengen” moet ruim worden opgevat en omvat ook faciliterende handelingen, zelfs als deze op verzoek van de minderjarige worden verricht.
In artikel 273f lid 1 onder 8 Sr is strafbaar gesteld de situatie waarbij wordt geprofiteerd van het prostitutiewerk van een minderjarige. Het bestandsdeel uitbuiting maakt geen deel uit van dit onderdeel.
Het oordeel van de rechtbank
Uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte in januari 2020 door het minderjarige slachtoffer [slachtoffer 1] is benaderd met het idee om een seksadvertentie op een website te plaatsen waarin zij zichzelf aanbiedt. Verdachte wilde haar daarbij helpen en heeft haar vervolgens instructies gegeven over de inhoud van de tekst van de advertentie en de te vragen prijs. Ook heeft verdachte de plannen besproken met de medeverdachte en heeft hij regelmatig advies van haar gekregen. De medeverdachte heeft [slachtoffer 1] ook zelf adviezen en instructies gegeven met betrekking tot seksafspraken. Daarnaast hebben verdachte en de medeverdachte hun woning ter beschikking gesteld met de intentie om de seksafspraken van [slachtoffer 1] daar te laten plaatsvinden.
Hoewel [slachtoffer 1] twijfelde, heeft zij op aandringen van verdachte een account gemaakt op de website www. [website] .nl. Verdachte heeft haar gevraagd om naaktfoto’s te maken voor de advertentie en vervolgens heeft hij daarmee op 21 januari 2020 een seksadvertentie voor [slachtoffer 1] aangemaakt. Zij hadden daarbij afgesproken dat verdachte aanvankelijk de contacten met potentiële klanten onderhield en de afspraken maakte. Hierbij maakte verdachte afspraken over de tijd, prijs en de diensten. Hoewel de meeste van deze conversaties niet hebben geleid tot een seksafspraak, heeft er in de nacht van 24 januari op 25 januari 2020 in het Van der Valk Hotel in [woonplaats] daadwerkelijk een seksafspraak plaatsgevonden. Verdachte is die nacht met [slachtoffer 1] met de taxi naar het hotel gereden. Verdachte is vervolgens met haar mee naar binnen gegaan om te fungeren als bodyguard. Voor de seksuele handelingen heeft [slachtoffer 1] € 600,-- van de klant gekregen waarvan zij een gedeelte van € 400,-- heeft afgestaan aan verdachte. Verdachte heeft dit bedrag vervolgens aan de medeverdachte gegeven. Verder heeft verdachte in de periode van 21 januari 2020 tot en met 2 april 2020 nog twee seksadvertenties aangemaakt en vele gesprekken gevoerd met potentiële klanten.
De geboortedatum van [slachtoffer 1] wordt niet betwist en is [2005] .
Gelet op hetgeen hiervoor bij het juridisch kader uiteen is gezet, is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte [slachtoffer 1] heeft geworven, vervoerd, overgebracht en gehuisvest met het oogmerk van seksuele uitbuiting. Door [slachtoffer 1] aan te moedigen een account te maken op een website waar seks wordt aangeboden, zelf seksadvertenties ten behoeve van [slachtoffer 1] te maken en afspraken voor [slachtoffer 1] te maken met klanten, heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het werven van [slachtoffer 1] met het oogmerk van seksuele uitbuiting. Dat verdachte zich hiervan bewust is, leidt de rechtbank af uit de op zijn telefoon aangetroffen Telegram-conversatie waarin verdachte aangeeft dat hij een meisje voor zich heeft werken. Door met [slachtoffer 1] in de taxi naar het hotel te rijden waar een seksafspraak zou plaatsvinden heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het vervoeren en overbrengen van [slachtoffer 1] met het oogmerk van seksuele uitbuiting. Door zijn woning ter beschikking te stellen zodat de seksafspraken van [slachtoffer 1] daar konden plaatsvinden en het controleren van de hotelkamer waar daadwerkelijk een seksafspraak heeft plaatsgevonden, heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het huisvesten met het oogmerk van seksuele uitbuiting.
De rechtbank is voorts van oordeel dat verdachte met voornoemde handelingen in de periode van 21 januari 2020 tot en met 2 april 2020 een wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan het ertoe brengen dat [slachtoffer 1] zich beschikbaar zou stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met derden tegen betaling. Een minderjarige op enigerlei wijze faciliteren tot een rol in de prostitutie is strafbaar, ongeacht de wil van die minderjarige zelf.
De rechtbank acht ten slotte op grond van het voorgaande wettig en overtuigend bewezen dat verdachte opzettelijk voordeel heeft getrokken uit seksuele handelingen van [slachtoffer 1] .
Verdachte heeft ten aanzien van de seksafspraak in de nacht van 24 januari op 25 januari 2020 verklaard dat hij in de veronderstelling was dat de klant een “sugar daddy” was en dat hij ervan uitging dat er geen seks zou plaatsvinden. De rechtbank acht deze verklaring, gelet op de inhoud van de door verdachte geplaatste advertenties, de inhoud van de gesprekken met [slachtoffer 1] en de inhoud van de gesprekken die verdachte voerde met de potentiële klanten, ongeloofwaardig.
Medeplegen
De rechtbank stelt voorop dat de betrokkenheid bij een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking.
Uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting leidt de rechtbank af dat het slachtoffer zowel van verdachte als de medeverdachte adviezen en instructies heeft gekregen over de advertenties en sekswerkzaamheden. Daarnaast hebben verdachte en de medeverdachte hun woning ter beschikking zodat seksafspraken daar zouden kunnen plaatsvinden. Ten slotte hebben zij beiden geprofiteerd van de uitbuiting van het slachtoffer.
Op grond van het voorgaande oordeelt de rechtbank dat sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en zijn medeverdachte die in de kern bestaat uit een gezamenlijke uitvoering. Daarmee acht de rechtbank het tenlastegelegde medeplegen bewezen.
Vrijspraak feiten 2 en 4
De rechtbank acht het onder 2 en 4 tenlastegelegde niet wettig en overtuigend bewezen en zal verdachte daarvan vrijspreken. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Uit de stukken in het dossier volgen sterke aanwijzingen dat verdachte in de periode van
16 december 2019 tot en met 7 augustus 2020 op verschillende momenten diverse vuurwapens, dan wel op een vuurwapen gelijkende voorwerpen, voorhanden heeft gehad en dat verdachte in de periode van 10 februari 2020 tot en met 19 april 2020 op zoek was naar een werkend vuurwapen. Er is echter geen wapen bij verdachte aangetroffen en er heeft dan ook geen onderzoek ter categorisering kunnen plaatsvinden. Dit maakt dat de rechtbank van oordeel is dat niet kan worden vastgesteld dat verdachte wapens voorhanden heeft gehad die vallen in de categorie III onder 1 van de Wet wapens en munitie, zoals tenlastegelegd.
Vrijspraak feit 3
De rechtbank acht het onder 3 tenlastegelegde niet wettig en overtuigend bewezen en zal verdachte daarvan vrijspreken. De stukken in het dossier bevatten geen aanwijzingen dat verdachte na 2 april 2020 handelingen heeft verricht gericht op het seksueel uitbuiten van [slachtoffer 1] .
Partiële vrijspraak feit 5
De rechtbank zal verdachte vrijspreken van de onder 5 tenlastegelegde opzetheling van meerdere fietsen. Op basis van het procesdossier kan niet worden vastgesteld dat verdachte naast de gouden BMX fiets één of meerdere andere fietsen voorhanden heeft gehad, waarvan hij ten tijde van het verwerven of voorhanden krijgen wist dan wel redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het door een misdrijf verkregen goed betrof.
De rechtbank zal verdachte ook vrijspreken van het medeplegen van het onder 5 tenlastegelegde. Het procesdossier bevat geen bewijs voor de stelling dat verdachte dit in nauwe en bewuste samenwerking met een of meer ander(en) heeft gedaan.
Bewijsmiddelen feit 5
Het feit is door verdachte begaan. Verdachte heeft het onder 5 ten laste gelegde feit bekend. De raadsman heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 13 april 2021;
  • een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef en onder 5 Wetboek van Strafvordering, te weten een afschrift van aangifte van [aangever 2] , genummerd PL0900-2019348935, opgemaakt door J. Bredow, opgenomen op pagina 12 tot en met 14 van het dossier met registratienummers PL0900-2019367676 (Z), PL0900-2019348935, PL0900-2019364815 en PL0900-2019364878.
Bewijsmiddelen feit 6
Het feit is door verdachte begaan. Verdachte heeft het onder 6 ten laste gelegde feit bekend. De raadsman heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 13 april 2021;
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 5 december 2019, genummerd PL0900-2019364815-4, opgemaakt door [verbalisant 2] en [verbalisant 3] , werkzaam bij de politie Eenheid Midden-Nederland, opgenomen op pagina 21 en 22 van het dossier met registratienummers PL0900-2019367676 (Z), PL0900-2019348935, PL0900-2019364815 en PL0900-2019364878;
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 5 december 2019, genummerd PL0900-2019364878-3, opgemaakt door [verbalisant 4] , werkzaam bij de politie Eenheid Midden-Nederland, opgenomen op pagina 70 tot en met 74 van voornoemd dossier.
Vrijspraak feit 7
De rechtbank acht het onder 7 tenlastegelegde niet wettig en overtuigend bewezen en zal verdachte daarvan vrijspreken. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Aan de hand van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting stelt de rechtbank vast dat verdachte gedurende zijn detentie in de periode van 29 september 2020 tot en met
13 november 2020 in zijn dagboek een aantal bedreigende teksten heeft opgeschreven. Verdachte heeft hierover verklaard dat hij [slachtoffer 2] niet heeft willen bedreigen en dat het schrijven in zijn dagboek slechts een manier was om zijn liefdesverdriet van zich af te schrijven. Het dagboek is door het personeel van de JJI in de cel van verdachte gevonden en personeelsleden hebben het dagboek vervolgens gelezen. Hierop heeft het personeel de officier van justitie op de hoogte gebracht van de bedreigende teksten. De politie heeft de bedreigende teksten vervolgens met het slachtoffer gedeeld.
De rechtbank is op grond van het voorgaande van oordeel dat niet is komen vast te staan dat de verdachte (voorwaardelijk) opzet heeft gehad op het daadwerkelijk op de hoogte raken door [slachtoffer 2] van wat als bedreiging is ten laste gelegd. Het was voor verdachte redelijkerwijs niet voorzienbaar dat deze teksten door de politie met [slachtoffer 2] gedeeld zouden worden. Daarmee komt de rechtbank niet meer toe aan een verdere inhoudelijke beoordeling van het onder 7 tenlastegelegde.
Partiële vrijspraak feit 8
De rechtbank zal verdachte vrijspreken van het medeplegen van het onder 8 tenlastegelegde. Het procesdossier bevat geen bewijs voor de stelling dat verdachte dit in nauwe en bewuste samenwerking met een of meer ander(en) heeft gedaan.
Bewijsmiddelen feit 8 [40]
[aangever 1]heeft aangifte gedaan. Hij heeft onder meer het volgende verklaard, zakelijk weergegeven:
Ik zag dat persoon 1 dicht tegen mij aan kwam staan. Hij zei tegen mij: “Tas af en die trui wil ik ook hebben.” Ik wilde niet gestoken, ik deed mij tas af en trui uit. Ik zag dat persoon deze aanpakte. Onder dwang en bedreiging heb ik deze goederen afgestaan. In mijn tas zat mijn ID-kaart. [41]
Verbalisanten [verbalisant 5] en [verbalisant 6]hebben de woning van verdachte ter inbeslagneming doorzocht. Daarbij hebben zij een identiteitskaart op naam van [aangever 1] aangetroffen onder het matras van verdachte. [42]
Bewijsoverweging feit 8
De rechtbank stelt vast dat verdachte heeft beschikt over de identiteitskaart van aangever. Verdachte heeft zich zowel bij de politie als ter terechtzitting beroepen op zijn zwijgrecht. Nu verdachte geen aannemelijke verklaring heeft gegeven voor het bezit van de identiteitskaart, is de rechtbank van oordeel dat, gelet op de aard van een dergelijk goed en de plaats waar het is aangetroffen, het niet anders kan dan dat verdachte ten tijde van het voorhanden krijgen van het goed wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
Bewijsmiddelen feit 9 [43]
[aangever 3]heeft namens [benadeelde] aangifte gedaan. Hij heeft onder meer verklaard, zakelijk weergegeven:
Er is vannacht of vanochtend, tussen 14 augustus 2020 te 22:00 uur en 15 augustus 2020 te 10:15 uur, een trilplaat en een zware grote rubberen hamer uit de tuin, te [woonplaats] , gestolen. [44]
Verbalisant [verbalisant 1]heeft in een proces-verbaal van bevindingen onder meer het volgende gerelateerd:
Uit de WhatsApp-conversatie blijkt dat [verdachte] samen met een vriend, [A] genaamd, in de nacht van 14 augustus 2020 op 15 augustus 2020 in opdracht van [bijnaam] en tegen betaling een trilplaat heeft gestolen. In de berichten schrijft [verdachte] dat hij de trilplaat na de diefstal in zijn schuur heeft gezet.
Ik zag dat de IPhone 7 van [verdachte] in de nacht van 14 augustus 2020 op 15 augustus 2020 3 gps locaties had vastgelegd. Daaruit blijkt dat de IPhone 7 van [verdachte] :
Vanaf 14 augustus 2020 20:13 uur t/m 15 augustus 2020 00:25 uur verbleef in de directe omgeving van zijn woning op de [adres] te [woonplaats] .
Vanaf 15 augustus 2020 te 00:39 uur t/m 01:33 uur op circa 130 meter afstand van de locatie van de diefstal.
Vanaf 15 augustus 2020 te 01:52 uur weer in de directe omgeving van de [adres] te [woonplaats] was. [45]
9-8-2020 16:47:07(UTC+2) [telefoonnummer] @s.whatsapp.net [bijnaam] Incoming
Geluidsfragment:
Ja ik heb bij de buurman een trilplaat. Hij staat er nu al een weekend, omdat in het weekend wordt er niet gewerkt toch en morgen gaan ze weer werken, dan is hij weer weg, dat kleine stukje. Het is een nieuwe trilplaat, 20 kilo, 30 kilo. Maar ik moet even met twee man doet het ff snel weg, want ik ga nooit meer een kans krijgen een trilplaat nieuw van een paar duizend vinden. Hij ligt er echt voor het oprapen snap je. [46]
15-8-2020 00:22:45(UTC+2) [telefoonnummer] @s.whatsapp.net [bijnaam] Incoming
Okebben je alleen
15-8-2020 00:22:50(UTC+2) [telefoonnummer] @s.whatsapp.net Outgoing
[A]
15-8-2020 00:22:58(UTC+2) [telefoonnummer] @s.whatsapp. net [bijnaam] Incoming
[A] ?
15-8-2020 00:23:09(UTC+2) [telefoonnummer] @s.whatsapp.net Outgoing
Die witmang dealer
15-8-2020 16:11:31(UTC+2) [telefoonnummer] @s.whatsapp.net Outgoing
T is gefikst [47]
15-8-2020 19:10:58(UTC+2) [telefoonnummer] @s.whatsapp.net [bijnaam] Incoming
Waar is het nu
15-8-2020 19:15:1 (UTC+2) [telefoonnummer] @s.whatsapp.net Outgoing
Me schuur dus moet zo ook weg daar [48]
Verbalisant [verbalisant 7]heeft in een proces-verbaal van bevindingen onder meer het volgende gerelateerd:
Op 18 augustus 2020 voerde ik een doorzoeking uit in de schuur behorende bij de woning gelegen aan de [adres] te [woonplaats] . Wel troffen wij een apparaat aan gelijkend op een trilplaat. [49]

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
feit 1
in de periode van ongeveer 1 januari 2020 tot en met 2 april 2020 te Almere tezamen en in vereniging met een ander
A) een ander, te weten [slachtoffer 1] , geboren op [2005] , (telkens)
- heeft geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest of opgenomen, met het oogmerk van seksuele uitbuiting van die [slachtoffer 1] (sub 2°) terwijl die [slachtoffer 1] de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt,
en
- ertoe heeft gebracht zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met en/of voor een derde tegen betaling ( sub 5°) terwijl die [slachtoffer 1] de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt,
en
B) opzettelijk voordeel heeft getrokken uit seksuele handelingen van een ander, te weten die [slachtoffer 1] , met en/of voor een derde tegen betaling (sub 8°), terwijl die [slachtoffer 1] de leeftijd van zestien jaren, nog niet had bereikt,
immers heeft hij, verdachte en zijn mededader
- die [slachtoffer 1] instructies gegeven om een advertentie aan te maken op de site sexjobs.nl en
- die [slachtoffer 1] aangezet naakt / erotische foto’s en filmpjes van zichzelf te maken ten behoeve van die advertenties en
- die [slachtoffer 1] instructies gegeven over de te vragen prijs aan klanten voor het verrichten van seksuele handelingen met en/of voor die klanten en
- klanten voor die [slachtoffer 1] geregeld en werkplekken voor die [slachtoffer 1] geregeld waar zij haar prostitutiewerkzaamheden kon verrichten en
- een groot deel van het geld dat die [slachtoffer 1] met haar prostitutiewerkzaamheden verdiende aan hen, verdachte en zijn mededader, laten afgeven;
feit 5
op 5 december 2019 te Almere, een goed, te weten één fiets heeft verworven, voorhanden gehad, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist, dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
feit 6
op 5 december 2019 te Almere, een wapen van categorie II, onder 6 van de Wet wapens en munitie, te weten een bus pepperspray, zijnde een voorwerp bestemd voor het treffen van personen met giftige, verstikkende, weerloosmakende, traanverwekkende en soortgelijke stoffen voorhanden heeft gehad;
feit 8
in de periode van 30 november 2019 tot en met 18 augustus 2020 te Almere, een goed, te weten een identiteitskaart op naam van [aangever 1] , heeft voorhanden gehad terwijl hij ten tijde van de verwerving of voorhanden krijgen van dit goed wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
feit 9
in de periode van 14 augustus 2020 tot en met 15 augustus 2020 te Almere tezamen en in vereniging met een of meer anderen, trilplaat (blauw HP800s) en een rubber hamer (nr 8 zacht), die aan een ander toebehoorden, te weten [benadeelde] , heeft weggenomen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen onder 1, 5, 6, 8 en 9 meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
feit 1:
mensenhandel, terwijl de persoon ten aanzien van wie de in artikel 273f, eerste lid onder 2°, 5° en 8° omschreven feiten worden gepleegd, de leeftijd van achttien jaren nog niet heeft bereikt en de in artikel 273f, eerste lid onder 2°, 5° en 8° omschreven feiten worden gepleegd door twee of meer verenigde personen, meermalen gepleegd;
feit 5 en 8, telkens:
opzetheling;
feit 6:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II;
feit 9:
diefstal door twee of meer verenigde personen.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Uit de Pro Justitia-rapportages van G.C.G.M. Broekman, kinder- en jeugdpsychiater, en
drs. R.J. Vriend, GZ-psycholoog, volgt niet dat de bewezen verklaarde feiten aan verdachte in het geheel niet kunnen worden toegerekend. Er is ook overigens niet gebleken van feiten of omstandigheden de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF OF MAATREGEL

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd toepassing te geven aan het jeugdstrafrecht en verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot:
- een jeugddetentie voor de duur van 14 maanden, met aftrek;
- de maatregel van Plaatsing in een Inrichting voor Jeugdigen (hierna: PIJ-maatregel);
- een vrijheidsbeperkende maatregel in de zin van artikel 38v Sr, inhoudende een contactverbod met [slachtoffer 1] en haar familie en met [slachtoffer 2] .
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht toepassing te geven aan het jeugdstrafrecht en te volstaan met een onvoorwaardelijke jeugddetentie die gelijk is aan de duur van het voorarrest, al dan niet in combinatie met een voorwaardelijke jeugddetentie.
De raadsman heeft voorts verzocht de Raad alsnog opdracht te geven onderzoek te doen naar andere mogelijkheden dan de PIJ-maatregel. Hij heeft daartoe aangevoerd dat het advies van de psycholoog, psychiater, de Raad en SAVE onvolledig is en daarmee onzorgvuldig. Er is onvoldoende onderbouwd waarom een voorwaardelijke PIJ-maatregel niet zou kunnen volstaan.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf of maatregel heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezenverklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Aard en ernst van de feiten
Verdachte heeft zich samen met de medeverdachte schuldig gemaakt aan mensenhandel van een jong en kwetsbaar slachtoffer. Verdachte heeft het slachtoffer aangemoedigd om geld te verdienen met seks, seksadvertenties voor het slachtoffer gemaakt, contact met (potentiële) klanten onderhouden en is met het slachtoffer ter beveiliging meegegaan naar een seksafspraak. Ook hebben verdachte en de medeverdachte het slachtoffer geadviseerd en hebben zij hun woning voor seksafspraken ter beschikking gesteld.
De rechtbank acht dit handelen van verdachte ernstig en zeer kwalijk. De wetgever heeft minderjarigen maximaal willen beschermen tegen dergelijk grensoverschrijdend gedrag waarvan bekend is dat slachtoffers daarvan op latere leeftijd nog de nadelige psychische gevolgen kunnen ondervinden. Verdachte is geheel aan de belangen van het slachtoffer voorbij gegaan en heeft kennelijk enkel oog gehad voor zijn eigen belangen en voor financieel gewin. Op geen enkel moment hebben verdachte en de medeverdachte bedacht of laten blijken dat dergelijk werk niet geschikt is voor een veertienjarige. Verdachte heeft hiermee een grote inbreuk op de lichamelijke en geestelijke integriteit van het slachtoffer gemaakt.
Verdachte heeft zich ook schuldig gemaakt aan opzetheling van een fiets en een identiteitskaart. Door de goederen te helen heeft de verdachte indirect van diefstal geprofiteerd en bijgedragen aan het in stand houden van een afzetmarkt voor gestolen goederen. Ten aanzien van de opzetheling van de identiteitskaart verdient opmerking dat het slachtoffer op zeer ernstige en vernederende wijze is beroofd van onder andere zijn identiteitskaart waarbij het slachtoffer letterlijk is uitgekleed en die dag in zijn onderkleding in de vrieskou naar huis heeft moeten gaan. Dat verdachte over het voorhanden hebben van die identiteitskaart op geen enkel moment een verklaring heeft willen afleggen, vindt de rechtbank kwalijk.
Verdachte heeft zich ook schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een bus pepperspray. Het voorhanden hebben van een dergelijk wapen brengt een risico voor de veiligheid van personen met zich en draagt bij aan gevoelens van onveiligheid in de samenleving.
Ten slotte heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan diefstal in vereniging van een trilplaat en een hamer. Hij heeft zich hierbij kennelijk laten leiden door uitsluitend eigen financieel gewin en heeft zich niet bekommerd om de gevolgen van zijn handelen voor het slachtoffer.
Persoon van verdachte
Bij haar beslissing heeft de rechtbank acht geslagen op een uittreksel justitiële documentatie betreffende verdachte van 27 oktober 2020 waaruit blijkt dat verdachte eerder op
25 september 2018 is veroordeeld voor een handelen in strijd met de Wet wapens en munitie en op 24 mei 2018 is veroordeeld voor diefstal in vereniging met behulp van valse sleutels, mishandeling en bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht. Op 23 oktober 2019 heeft verdachte een strafbeschikking gekregen voor rijden zonder rijbewijs.
Bij haar beslissing heeft de rechtbank ook rekening gehouden met:
- een Pro Justitia rapport van 22 januari 2021, opgemaakt door G.C.G.M. Broekman, kinder- en jeugdpsychiater;
- een Pro Justitia rapport van 27 januari 2021, opgemaakt door drs. R.J. Vriend, GZ-psycholoog;
- een rapport van de Raad van 30 maart 2021, opgemaakt door J. Smeulders, raadsonderzoeker;
- een rapport van SAVE van 1 april 2021, opgemaakt door S. van den Brand, medewerker SAVE.
Uit het rapport van de psychiater volgt dat er bij verdachte sprake is van een psychische stoornis van de geestesvermogens in de vorm van een normoverschrijdend-gedragsstoornis
en thans overgaand in een persoonlijkheidsstoornis met een gemengd beeld van narcistische
en antisociale trekken. De intelligentie is op gemiddeld niveau ontwikkeld. Gelet op het chronische en structurele karakter van de stoornis, was hiervan ook sprake ten tijde van het tenlastegelegde en beïnvloedde dit de gedragskeuzen en gedragingen van verdachte. Het tenlastegelegde kan daaruit (mede) verklaard worden en lijkt vooral te worden bepaald door
een gebrek aan remming van antisociale (seksuele) prikkels vanuit gebrekkig ontwikkelde
gewetensfuncties, egocentriciteit met een gebrek aan empathie. De psychiater adviseert om verdachte het tenlastegelegde in een verminderde mate toe te rekenen.
De psychiater schat het risico op recidive in als hoog. De psychische stoornis (persoonlijkheidsstoornis) met beperkte gewetensvorming, ego gerichtheid, seksuele drang en beperkte zelfreflectie, zorgen bij verdachte voor een verhoogd recidiverisico. Daarbij dient in ogenschouw genomen te worden dat moeder van verdachte van goede wil is, maar er niet in slaagt om verdachte te bieden wat hij nodig heeft, zoals structuur, leeftijdsadequate zorg en aandacht en morele bijsturing. De oom van verdachte als identificatiefiguur, met wie hij intensief optrekt, vormt een negatieve factor, gelet op zijn (volgens verdachte) crimineel verleden.
De psychiater adviseert om jeugdstrafrecht toe te passen, gelet op de onrijpe persoonlijkheidsontwikkeling van verdachte. Geadviseerd wordt, mede gelet op de ernst van het tenlastegelegde, de zorgelijke persoonlijkheidsontwikkeling en verhoogde kans op recidive, om de onvoorwaardelijke PIJ-maatregel op te leggen. Een ambulant traject wordt niet toereikend geacht om recidivegedrag te voorkomen. Behandeling in een gespecialiseerde forensische jeugd-behandelsetting voor zeden is geïndiceerd, zoals dit binnen JJI Den Hey-Acker te Breda mogelijk is.
Uit het rapport van de psycholoog volgt dat er bij verdachte sprake is van een antisociale- en narcistische persoonlijkheidsstoornis met mogelijk een psychopathische ontwikkeling. Daarnaast is differentiaal diagnostisch een parafiele stoornis gesteld wegens hyper seksueel gedrag. Deze stoornissen waren aanwezig ten tijde van het tenlastegelegde en beïnvloedde de gedragskeuzes en gedragingen van verdachte ten tijde van het tenlastegelegde. Vanuit zijn narcistische persoonlijkheidskenmerken ging verdachte naast zijn vaste relatie middels grooming een bijzondere band en seksuele relatie met het slachtoffer aan, die gekenmerkt werd door opwinding bij zijn dominante rol bij seksualiteit. Vanuit zijn lacunaire gewetensontwikkeling en charmante vermogen om dingen voor elkaar te krijgen, had hij er geen problemen mee het slachtoffer te helpen zich te prostitueren en een deel van het geld te verkrijgen. Hij zag zichzelf vanuit narcistisch perspectief als bijzondere vriend die haar hielp. Hij had het idee haar beschermer te zijn door naar de afspraak een mes en een neppistool mee te nemen. Vanuit zijn lacunaire gewetensvorming ziet verdachte geen problemen met betrekking tot het meenemen en/of bezitten van wapens. De psycholoog adviseert dan ook om het tenlastegelegde in verminderde mate aan verdachte toe te rekenen. De antisociale en narcistische scheefgroei in zijn persoonlijkheidsontwikkeling zijn dusdanig ernstig dat verdachte zich niet bewust lijkt van het ongewenste van zijn gedrag, ook achteraf niet.
De psycholoog schat het algemene risico op recidive in als hoog. De kans op seksuele recidive wordt ingeschat als matig. Verdachte is uitgevallen op school en heeft geen pro-sociale dagbesteding. Zijn moeder is medeverdachte en verdachte gaat vrijwel alleen met deviante vrienden om. Indien verdachte terug zou gaan naar zijn huidige leefomgeving is de kans groot dat zijn persoonlijkheidsproblematiek verder verhardt en hij volledig uitvalt op school of werk.
Hoewel er argumenten zijn om toepassing te geven aan het volwassenenstrafrecht, adviseert de psycholoog toepassing te geven aan het jeugdstrafrecht. Verdachte is nog volop in ontwikkeling. Het bijsturen van zijn emotionele ontwikkeling, coping-vaardigheden en het op gang brengen van zijn morele ontwikkeling, passen meer bij een jeugdige ontwikkeling dan een verharde volwassene.
Om de huidige scheefgroei in zijn persoonlijkheidsontwikkeling bij te stellen, zal een langer durende intensieve klinische behandeling nodig zijn, waarbij er aandacht is voor het leren reflecteren op de effecten van zijn eigen (seksuele) gedrag op anderen, het leren hanteren van impulsiviteit en het aanleren van actieve coping om pro sociale doelen te kunnen bereiken. De psycholoog adviseert de benodigde langer durende klinische behandeling te laten plaatsvinden in het kader van een PIJ-maatregel zonder voorwaarden.
De psycholoog acht een PIJ-maatregel noodzakelijk vanwege de ernst van de scheefgroei in de persoonlijkheid van verdachte, het hoge recidivegevaar voor algemene delicten, het matige recidivegevaar voor seksuele delicten en omdat eerdere ambulante behandeling onvoldoende effect heeft gehad. Vanuit de thuissituaties bij zowel moeder als vader kan onvoldoende de bijsturing worden geboden die verdachte nu nodig heeft. Verdachte heeft een klinisch forensisch kader nodig om zijn school- en werkmogelijkheden te ontwikkelen.
De Raad en SAVE onderschrijven de adviezen van de psychiater en de psycholoog. Er is sprake van een erg zorgelijke ontwikkeling, te weten het antisociale en narcistische functioneren van verdachte. Daarnaast zijn er zorgen om zijn seksuele ontwikkeling. Beide factoren maken dat er een groot risico op herhaling is. Intensieve behandeling is noodzakelijk.
De Raad heeft de mogelijkheden voor een voorwaardelijke PIJ-maatregel en de maatregel betreffende het gedrag van de jeugdige (hierna: GBM) onderzocht. De kans op succesvolle ambulante behandeling wordt echter te gering geacht. Naast dat het bij verdachte ontbreekt aan probleembesef, intrinsieke motivatie voor behandeling, een zinvolle dagbesteding en hij zijn tijd doorbrengt met antisociale jongeren, neemt ook moeder deel aan deze leefwereld van verdachte. Hij ziet moeder als zijn beste vriendin en zij zijn samen “twee handen op één buik”. Zo sluit moeder zich ook aan bij de vrienden van verdachte en erkent zij het beeld over verdachte dat door de psychiater en de psycholoog is geschetst niet.
Verdachte heeft langere tijd geen contact gehad met zijn vader en het contact na contactherstel is gebrekkig en instabiel. Ook de relatie tussen vader en moeder is moeizaam. Deze factoren, alsmede het hoge risico op recidive, zullen de noodzakelijke ambulante behandeling belemmeren. Ook een (deels) voorwaardelijke detentie met een GBM (maximaal twee jaar) hebben als nadeel dat de duur van de behandeling vermoedelijk te kort is om verdachte afdoende te kunnen behandelen. Daarbij komt het risico dat de behandeling wordt stopgezet op het moment dat verdachte zich niet aan de voorwaarden houdt.
Ook SAVE heeft onderzoek gedaan naar de redenen waarom het ambulante kader, een andere behandelsetting of een GBM niet passend zijn bij hetgeen voor verdachte nodig is om de kans op recidive te verkleinen. Geconcludeerd wordt dat de behandeling die nodig is, zeer intensief zal moeten zijn. Het ambulante kader zal hieraan niet kunnen voldoen. Daarnaast is het netwerk van verdachte niet in staat gebleken hem te begeleiden in de behandeling die hij nodig heeft. Het is van groot belang dat verdachte uit het huidige netwerk in [woonplaats] blijft om zo een eerlijke kans te creëren om de behandeling te laten slagen. De GBM als strafrechtelijk kader wordt niet als haalbaar geacht.
De Raad en SAVE sluiten zich aan bij het advies van de psychiater en de psycholoog om verdachte met toepassing van het jeugdstrafrecht een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel op te leggen. Gezien het gebrek aan probleeminzicht en behandelmotivatie is een gesloten behandeling in een gedwongen justitieel kader noodzakelijk. De Raad adviseert om daarnaast, gelet op de ernst van de feiten, verdachte een onvoorwaardelijke jeugddetentie op te leggen ter hoogte van de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht.
Op te leggen straf
Verdachte was tijdens het plegen van het onder 8 en 9 bewezenverklaarde 18 jaar oud. Het uitgangspunt is dan dat het volwassenenstrafrecht toegepast wordt. Gelet op bovenstaande adviezen en de persoon van verdachte zoals ter terechtzitting is gebleken, ziet de rechtbank echter aanleiding om verdachte voor alle bewezen verklaarde feiten volgens het jeugdstrafrecht te berechten.
De rechtbank neemt de conclusies van de deskundigen over, maakt die tot de hare en is gelet daarop van oordeel dat het hiervoor onder 1 bewezenverklaarde in een verminderde mate aan verdachte kan worden toegerekend. De rechtbank zal hiermee rekening houden bij het bepalen van de op te leggen straf.
De rechtbank is van oordeel dat de ernst van de feiten, met name de ernst van de mensenhandel, meebrengt dat niet kan worden volstaan met de oplegging een andere straf dan een onvoorwaardelijke jeugddetentie.
De rechtbank is van oordeel, gelet op de rapporten van de deskundigen en de toelichtingen ter terechtzitting, dat verdachte langdurige en intensieve behandeling nodig heeft om het risico op recidive terug te dringen en om zich verder te kunnen ontwikkelen. Gebleken is dat de benodigde behandeling uitsluitend binnen de intramurale setting van een JJI kan plaatsvinden. Verdachte is onvoldoende intrinsiek gemotiveerd en heeft onvoldoende probleembesef om een dergelijke behandeling te laten plaatsvinden in het kader van een voorwaardelijke straf of een GBM. Bovendien zal in een dergelijk kader overtreding van de voorwaarden leiden tot het stoppen van de behandeling.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat oplegging van een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel passend en geboden is.
De rechtbank stelt vast dat wat betreft het onder 1 bewezenverklaarde aan de wettelijke vereisten voor oplegging van een PIJ-maatregel, zoals deze staan omschreven in artikel 77s, eerste lid van het Wetboek van Strafrecht, is voldaan. Het onder 1 bewezenverklaarde betreft een misdrijf waarop naar wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld. Ten tijde van het plegen van het misdrijf leed verdachte aan een ziekelijke stoornis en een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens. Behandeling en begeleiding is noodzakelijk voor een zo gunstig mogelijke verdere ontwikkeling van verdachte. Bovendien eist de veiligheid van personen, gelet op het hoge risico op recidive, de oplegging van de maatregel.
De maatregel geldt voor een termijn van drie jaren. Na twee jaar eindigt de maatregel van rechtswege voorwaardelijk, tenzij de maatregel wordt verlengd op de wijze zoals bedoeld in artikel 6:6:31 van het Wetboek van Strafvordering. De rechtbank stelt vast dat de maatregel opgelegd is ter zake van een misdrijf dat gericht is tegen en gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van één of meer personen. Daarom kan de maatregel verlengd worden, telkens met ten hoogste twee jaren en tot een maximum van zeven jaren, zoals bedoeld in artikel 6:6:31, tweede lid van het Wetboek van Strafvordering.
Vanwege de expertise op het gebied van zedendelicten is de JJI Den Hey-Acker te Breda een passende plaats waar de PIJ-maatregel ten uitvoer kan worden gelegd.
De rechtbank ziet, gelet op de duidelijk onderbouwde adviezen van de deskundigen en de toelichtingen ter terechtzitting, geen aanleiding om opdracht te geven nader onderzoek te doen naar andere mogelijkheden dan de onvoorwaardelijke PIJ-maatregel.
Gelet op de ernst van de strafbare feiten acht de rechtbank, naast de oplegging van de onvoorwaardelijk PIJ-maatregel, oplegging van een onvoorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van 10 maanden, met aftrek van het voorarrest, passend en geboden. Dit is een jeugddetentie van kortere duur dan zoals is gevorderd door de officier van justitie. Dit hangt onder andere samen met de conclusie van de rechtbank dat verdachte van een aantal verdenkingen moet worden vrijgesproken en met het belang dat, zoals ook is aangegeven door de Raad, verdachte zo snel mogelijk begint met de voor hem noodzakelijke behandeling.
Ter beveiliging van de maatschappij en ter voorkoming van strafbare feiten wordt aan verdachte tevens de maatregel in de zin van artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht opgelegd, strekkende tot beperking van de vrijheid voor de duur van twee jaren, inhoudende een contactverbod met [slachtoffer 1] en [B] .

9.BENADEELDE PARTIJ

[slachtoffer 1]heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 10.300,--. Dit bedrag bestaat uit € 300,-- materiële schade en € 10.000,-- immateriële schade, ten gevolge van de aan verdachte onder 1 en 3 ten laste gelegde feiten.
[benadeelde]heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 501,58, bestaande uit materiële schade ten gevolge van het aan verdachte onder 9 ten laste gelegde feit, en € 191,34 aan proceskosten.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
[slachtoffer 1]
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot gehele en hoofdelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] , te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
[benadeelde]
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot gehele en hoofdelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde] , te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
9.2
Het standpunt van de verdediging
[slachtoffer 1]
De raadsman heeft zich ten aanzien van de materiële schade gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Ten aanzien van de immateriële schade heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat het gevorderde bedrag sterk dient te worden gematigd. De door de benadeelde partij aangehaalde uitspraken en letselcategorieën zijn niet van toepassing aangezien er geen sprake is van frequent fysiek geweld, ernstige bedreigingen, lange periode of stelselmatigheid. Benadeelde was reeds behept met problematiek. De schade kan niet enkel voor rekening van verdachte komen.
[benadeelde]
De raadsman heeft zich primair op het standpunt gesteld dat, gelet op zijn verweer om verdachte vrij te spreken van het onder 9 tenlastegelegde, de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vordering. Subsidiair heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering moet worden verklaard. Ten aanzien van de schadeposten trilmachine en de hamer is niet duidelijk met hoeveel afschrijving rekening gehouden moet worden. Nader onderzoek levert een onevenredige belasting op van het strafgeding. Ten aanzien van het de schadepost niet-gewerkte uren is niet onderbouwd dat die tijd daadwerkelijk is besteed, waarom dat zoveel uren zouden moeten zijn en dat het uurtarief gerechtvaardigd is. Bovendien betreft het geen rechtstreekse schade.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
[slachtoffer 1]
Materiële schade
Vaststaat dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor onder 1 bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft geleden. De materiële schade, bestaande uit een bedrag van
€ 300,-- is niet betwist en deugdelijk onderbouwd.
Immateriële schade
Vaststaat dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor onder 1 bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft geleden. Gelet op wat in vergelijkbare gevallen aan immateriële schadevergoeding wordt toegewezen, acht de rechtbank een bedrag van € 7.500,-- billijk.
Conclusie
De rechtbank zal de vordering tot het bedrag van € 7.800,-- hoofdelijk toewijzen en verdachte veroordelen tot betaling van het toegewezen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 2 april 2020. Daarnaast zal de rechtbank aan verdachte de schadevergoedingsmaatregel opleggen. Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken, tot op dit moment begroot op nihil.
[benadeelde]
Materiële schade
Vaststaat dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor onder 9 bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft geleden. Ten aanzien van de schadepost trilplaat en hamer stelt de rechtbank vast dat het gevorderde bedrag de vervangingsschade betreft. Uit de onderbouwing blijkt dat de aanschaf van de weggenomen trilplaat € 379,-- heeft gekost. De rechtbank acht dit bedrag toewijsbaar. Voorts blijkt uit de onderbouwing dat de hamer die de benadeelde ter vervanging heeft aangeschaft, goedkoper is dan de weggenomen hamer. Ook dat bedrag is daarom toewijsbaar.
Proceskosten
De benadeelde partij heeft de vordering ter terechtzitting toegelicht. Om ter terechtzitting aanwezig te kunnen zijn heeft de benadeelde partij snipperuren moeten opnemen en reiskosten gemaakt. De rechtbank acht deze kosten toewijsbaar.
Conclusie
De rechtbank zal de vordering tot het bedrag van € 416,50 hoofdelijk toewijzen en verdachte veroordelen tot betaling van het toegewezen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 15 augustus 2020. Daarnaast zal de rechtbank aan verdachte de schadevergoedingsmaatregel opleggen. Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken, tot op heden begroot op € 191,34.

10.BESLAG

10.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier heeft gevorderd dat de volgende in beslag genomen goederen worden onttrokken aan het verkeer:
  • telefoon iPhone 7 (voorwerpnummer MDRCC20003 617137);
  • laptop HP (voorwerpnummer MDRCC20003 617141);
  • telefoon iPhone 6 Plus (voorwerpnummer MDRCC20003 617142);
  • iPad (voorwerpnummer MDRCC20003 617145);
  • zwart geknoopt armband met verborgen mes (voorwerpnummer MDRCC20003 617146);
  • lege huls (voorwerpnummer MDRCC20003 617147);
  • 8 stuks ongeopende AirPods met wireless charging case (voorwerpnummer MDRCC20003 617335);
  • dagboek en brief (voorwerpnummer MDRCC20003 631024).
De officier van justitie heeft daarnaast gevorderd de bewaring voor de rechthebbende te gelasten van de in beslag genomen AirPods (voorwerpnummer MDRCC20003 617333).
De officier van justitie heeft ten slotte gevorderd het in beslag genomen identiteitsbewijs (voorwerpnummer MDRCC20003 617144) zal worden overgedragen aan de gemeente aangezien de tenaamgestelde reeds een nieuw identiteitsbewijs van de gemeente heeft ontvangen.
10.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft de rechtbank verzocht de teruggave te gelasten van de in beslag genomen gegevensdragers. Het enkele feit dat op die gegevensdragers strafbare afbeeldingen en filmpjes staan zou daaraan niet in de weg moeten staan aangezien die gegevens gemakkelijk kunnen worden gewist.
10.3
Het oordeel van de rechtbank
Onttrekking aan het verkeer
De rechtbank zal de in beslag genomen voorwerpen, te weten telefoon iPhone 7 (voorwerpnummer MDRCC20003 617137), laptop HP (voorwerpnummer MDRCC20003 617141), telefoon iPhone 6 Plus (voorwerpnummer MDRCC20003 617142) en iPad (voorwerpnummer MDRCC20003 617145) onttrekken aan het verkeer. Deze voorwerpen zijn van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang. Met behulp van de gezamenlijkheid van deze voorwerpen is het onder 1 bewezen verklaarde feit begaan.
De rechtbank zal de in beslag genomen voorwerpen, te weten zwart geknoopt armband met verborgen mes (voorwerpnummer MDRCC20003 617146), lege huls (voorwerpnummer MDRCC20003 617147), 8 stuks ongeopende AirPods met wireless charging case (voorwerpnummer MDRCC20003 617335) en dagboek en brief (voorwerpnummer MDRCC20003 631024) onttrekken aan het verkeer. Deze voorwerpen zijn van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang. De voorwerpen zijn bij gelegenheid van het onderzoek naar het door verdachte begane feit, dan wel het feit waarvan hij wordt verdacht aangetroffen. Deze voorwerpen kunnen dienen tot het begaan of de voorbereiding van soortgelijke misdrijven.
Bewaring in beslag genomen voorwerp
Met betrekking tot het in beslag genomen voorwerp, te weten AirPods (voorwerpnummer MDRCC20003 617333), kan geen persoon als rechthebbende worden aangemerkt. De rechtbank zal daarom de bewaring ten behoeve van de rechthebbende van dit voorwerp gelasten.
Teruggave aan de gemeente
De rechtbank zal de teruggave gelasten aan de gemeente van het in beslag genomen voorwerp, te weten identiteitsbewijs (voorwerpnummer MDRCC20003 617144), aangezien de gemeente belast is met de uitgifte van identiteitsbewijzen en de tenaamgestelde reeds een nieuwe identiteitskaart heeft ontvangen.

11.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen
  • 36b, 36c, 36d, 36f, 38v, 47, 77a, 77c, 77g, 77i, 77s, 77we, 77gg, 273f, 312 en 416 van het Wetboek van Strafrecht en
  • 26 en 55 van de Wet wapens en munitie;
zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

12.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het onder 2, 3, 4 en 7 tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1, 5, 6, 8 en 9 tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het onder 1, 5, 6, 8 en 9 meer of anders tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het onder 1, 5, 6, 8 en 9 bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf en maatregel
- veroordeelt verdachte tot een
jeugddetentievan
10 maanden;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de jeugddetentie in mindering zal worden gebracht;
- legt op aan verdachte
de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen;
- legt aan verdachte op de
maatregel strekkende tot beperking van de vrijheidvoor de duur van 2 jaren;
- beveelt dat verdachte
  • zich onthoudt van contact met [slachtoffer 1] , geboren op [2005] ;
  • zich onthoudt van contact met [B] , geboren op [1982] ;
- beveelt dat vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor het geval verdachte niet aan de maatregel voldoet. De duur van deze vervangende jeugddetentie bedraagt 7 dagen voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan, met een maximum van 6 maanden. Toepassing van de vervangende jeugddetentie heft de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet op;
Voorlopige hechtenis
- heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van het tijdstip waarop de duur van de voorlopige hechtenis gelijk wordt aan de opgelegde vrijheidsstraf;
Beslag
- verklaart de volgende voorwerpen onttrokken aan het verkeer:
  • telefoon iPhone 7 (voorwerpnummer MDRCC20003 617137);
  • laptop HP (voorwerpnummer MDRCC20003 617141);
  • telefoon iPhone 6 Plus (voorwerpnummer MDRCC20003 617142);
  • iPad (voorwerpnummer MDRCC20003 617145);
  • zwart geknoopt armband met verborgen mes (voorwerpnummer MDRCC20003 617146);
  • lege huls (voorwerpnummer MDRCC20003 617147);
  • 8 stuks ongeopende AirPods met wireless charging case (voorwerpnummer MDRCC20003 617335);
  • dagboek en brief (voorwerpnummer MDRCC20003 631024);
- gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende(n) van het volgende voorwerp:
 AirPods (voorwerpnummer MDRCC20003 617333);
- gelast de teruggave aan de gemeente van het volgende voorwerp:
 identiteitsbewijs (voorwerpnummer MDRCC20003 617144);
Benadeelde partij [slachtoffer 1]
- wijst de vordering van [slachtoffer 1] toe tot een bedrag van € 7.800,--;
- veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan [slachtoffer 1] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 2 april 2020 tot de dag van de algehele voldoening, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
- verklaart [slachtoffer 1] voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
- veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 1] aan de Staat € 7.800,-- te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 2 april 2020 tot de dag van de volledige betaling, waarbij gijzeling in verband met de jeugdige leeftijd van verdachte achterwege blijft;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of zijn mededader op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Benadeelde partij [benadeelde]
- wijst de vordering van [benadeelde] toe tot een bedrag van € 416,50;
- veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan [benadeelde] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 15 augustus 2020 tot de dag van de algehele voldoening, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
- verklaart voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
- veroordeelt verdachte ook in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken, tot op dit moment begroot op € 191,34;
- legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [benadeelde] aan de Staat € 416,50 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 25 augustus 2020 tot de dag van de volledige betaling waarbij gijzeling in verband met de jeugdige leeftijd van verdachte achterwege blijft;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of (een van) zijn mededader(s) op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed.
Dit vonnis is gewezen door mr. H. den Haan, voorzitter, tevens kinderrechter,
mrs. R.F. van Aalst en V.C. Kool, rechters, in tegenwoordigheid van mr. I.S.A. Nahumury, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 10 mei 2021.
Mrs. Van Aalst en Kool zijn buiten staat dit vonnis te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
16/211520-20
1
hij in of omstreeks de periode van ongeveer 01 januari 2020 tot en met 05 mei 2020 te Almere en /of elders in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
A) een ander, te weten [slachtoffer 1] , geboren op [2005] , (telkens)
- heeft geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest of opgenomen, met het oogmerk van seksuele uitbuiting van die [slachtoffer 1] (sub 2°) terwijl die [slachtoffer 1] de leeftijd van zestien jaren, in elk geval de leeftijd van achttien jaren, nog niet had bereikt,
en/of
- ertoe heeft gebracht zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met en/of voor een derde tegen betaling dan wel ten aanzien van die [slachtoffer 1] (telkens) enige handeling(en) heeft ondernomen waarvan verdachte en/of verdachtes mededader(s) wist(en) of redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat die [slachtoffer 1] zich daardoor beschikbaar zou(den) stellen tot het verrichten van die seksuele handelingen ( sub 5°) terwijl die [slachtoffer 1] de leeftijd van zestien jaren, in elk geval de leeftijd van achttien jaren, nog niet had bereikt,
en/of
B) (telkens) opzettelijk voordeel heeft getrokken uit seksuele handelingen van die/een ander of anderen, te weten die [slachtoffer 1] , met en/of voor een derde tegen betaling (sub 8°), terwijl die [slachtoffer 1] de leeftijd van zestien jaren, in elk geval de leeftijd van achttien jaren, nog niet had(den) bereikt, immers is en/of heeft hij, verdachte en/of zijn mededader(s)
- die [slachtoffer 1] instructies gegeven om een advertentie aan te maken op de site sexjobs.nl (of soortgelijke sites) en/of
- ( naakt / erotische) foto’s en/of fimpjes van die [slachtoffer 1] gemaakt, althans die [slachtoffer 1] daartoe aangezet die van zichzelf te maken (ten behoeve van die advertentie(s)) en/of
- die [slachtoffer 1] instructies gegeven over de te vragen prijs aan klanten voor het verrichten van sexuele handelingen met en/of voor die klanten en/of
- klanten voor die [slachtoffer 1] geregeld en/of een of meer werkplek(ken) voor die [slachtoffer 1] geregeld waar zij haar prostitutiewerkzaamheden kon verrichten en/of
- alle althans een groot deel van het geld dat die [slachtoffer 1] met haar prostitutiewerkzaamheden verdiende van haar afgepakt en/of aan hem/hen, verdachte en/of zijn mededader(s), laten afgeven;
2
hij in of omstreeks de periode van ongeveer 01 januari 2020 tot en met 05 mei 2020 te Almere en /of elders in Nederland een of meer wapen(s) van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een of meer pistool/pistolen en/of een of meer revolver(s)
(en een hoeveelheid bij die wapens behorende munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie ) zijnde (telkens) een vuurwapen in de vorm van pistool en/of revolver en/of
Munitie voorhanden heeft gehad;
16-259116-20
1
hij in of omstreeks de periode van ongeveer 06 mei 2020 tot en met 13 augustus 2020 te Almere en /of elders in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
A) een ander, te weten [slachtoffer 1] , geboren op [2005] , (telkens)
- heeft geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest of opgenomen, met het oogmerk van seksuele uitbuiting van die [slachtoffer 1] (sub 2°) terwijl die [slachtoffer 1] de leeftijd van zestien jaren, in elk geval de leeftijd van achttien jaren, nog niet had bereikt,
en/of
- ertoe heeft gebracht zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met en/of voor een derde tegen betaling dan wel ten aanzien van die [slachtoffer 1] (telkens) enige handeling(en) heeft ondernomen waarvan verdachte en/of verdachtes mededader(s) wist(en) of redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat die [slachtoffer 1] zich daardoor beschikbaar zou(den) stellen tot het verrichten van die seksuele handelingen ( sub 5°) terwijl die [slachtoffer 1] de leeftijd van zestien jaren, in elk geval de leeftijd van achttien jaren, nog niet had bereikt,
en/of
B) (telkens) opzettelijk voordeel heeft getrokken uit seksuele handelingen van die/een ander of anderen, te weten die [slachtoffer 1] , met en/of voor een derde tegen betaling (sub 8°), terwijl die [slachtoffer 1] de leeftijd van zestien jaren, in elk geval de leeftijd van achttien jaren, nog niet had(den) bereikt, immers is en/of heeft hij, verdachte en/of zijn mededader(s)
- die [slachtoffer 1] instructies gegeven om een advertentie aan te maken op de site sexjobs.nl (of soortgelijke sites) en/of
- ( naakt / erotische) foto’s en/of fimpjes van die [slachtoffer 1] gemaakt, althans die [slachtoffer 1] daartoe aangezet die van zichzelf te maken (ten behoeve van die advertentie(s)) en/of
- die [slachtoffer 1] instructies gegeven over de te vragen prijs aan klanten voor het verrichten van sexuele handelingen met en/of voor die klanten en/of
- klanten voor die [slachtoffer 1] geregeld en/of een of meer werkplek(ken) voor die [slachtoffer 1] geregeld waar zij haar prostitutiewerkzaamheden kon verrichten en/of
- alle althans een groot deel van het geld dat die [slachtoffer 1] met haar prostitutiewerkzaamheden verdiende van haar afgepakt en/of aan hem/hen, verdachte en/of zijn mededader(s), laten afgeven;
2
hij in of omstreeks de periode van ongeveer 06 mei 2020 tot en met 13 augustus 2020 te Almere en /of elders in Nederland een of meer wapen(s) van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een of meer pistool/pistolen en/of een of meer revolver(s)
(en een hoeveelheid bij die wapens behorende munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie ) zijnde (telkens) een vuurwapen in de vorm van pistool en/of revolver en/of
munitie voorhanden heeft gehad;
16-292152-19
1
hij op of omstreeks 5 december 2019 te Almere, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een goed, te weten één of meerdere fietsen heeft verworven, voorhanden gehad en/of overgedragen, terwijl hij en zijn mededader(s) ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
2
hij op of omstreeks 5 december 2019 te Almere, althans in het arrondissement Midden-Nederland, een wapen van categorie II, onder 6 van de Wet wapens en munitie, te weten een bus pepperspray, zijnde een voorwerp bestemd voor het treffen van personen met giftige, verstikkende, weerloosmakende, traanverwekkende en soortgelijke stoffen voorhanden heeft gehad;
16-033795-21
1
hij in of omstreeks de periode van 29 september 2020 tot en met 13 november 2020 in Lelystad en/of Almere (zijn ex-vriendin) [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht,
immers heeft verdachte opzettelijk in een dagboek in de Justitiele Jeugdinrichting te Lelystad (JJI) dreigend geschreven
-“maar ik denk elke dag voor het slapen hoe ik [slachtoffer 2] vermoord” en/of
-“het moet gebeuren” en/of
-“het ergste van alles is nog dat ik het van plan was.. op het moment dat ik die schoenen ging geven.. toen ik haar zag dacht ik der alleen maar aan” en/of
-“ [slachtoffer 2] woont [adres] der kamer is gelijk wanneer je de trap op loopt gelijk de deur voor je neus ze woont met der moeder en broertje soms is der moeder die vriend daar ik hoor echt dat je hier iets in kan betekenen mama” en/of
-“als dat niet lukt desnoods gaan we samen of iets maar ik ben zeker van me zaak dat dit gaat gebeuren” en/of
-“ik zal nooit normaal leven zonder dat zei leeft” .. “sinds dag 1 wil ik dit al het spijt me mama echt waar” en/of
-“maar de dag dat ik vrij kom ga ik het doen”.. “ik ben niet bang mee voor de hell of karma” en/of
-“help me of steun me want ik kan niet meer verder zo. Zeg die man dat ik 10.000/15.000 euro wil betalen als hij moeilijk doet maar wel in delen en dat zal niet 123 kunnen maar ik zal het wel doen” en/of
-“hoe dan ook gaat [slachtoffer 2] dood het moet gebeuren… ik loop al lang met deze gedachtes” en/of
-“ik was al in staat om het te doen op het moment dat ik die schoenen gaf toen had ik die pistool bij me ik kan niet normaal in slaap vallen zonder dat ik haar in me gedachtes heb vermoord” en/of
-“het moet gebeuren anders kan ik niet door”.. “koste wat het kost gaat het gebeuren” en/of
-“ik weet niet of die man van jenoba iets kan betekenen maar ze moet dood”.
waarna de JJI de politie onverwijld heeft geïnformeerd over bovenstaande uitingen en/of voornemens van verdachte en/of waarna die [slachtoffer 2] door de politie is geïnformeerd over bovenstaande uitingen en/of voornemens van verdachte, en/of
aldus opzettelijk een voor die [slachtoffer 2] (zeer) (be)dreigende situatie heeft
doen ontstaan.
2
Hij in of omstreeks de periode van 30 november 2019 tot en met 18 augustus 2020 te Almere, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een goed, te weten een identiteitskaart op naam van [aangever 1] , heeft verworven, voorhanden gehad en/of overgedragen, terwijl hij en/of zijn mededader(s) ten tijde van de verwerving of voorhanden krijgen van dit goed wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
3
Hij in of omstreeks de periode van 14 augustus 2020 tot en met 15 augustus 2020 te Almere tezamen en in verlening met een of meer anderen, althans alleen, een trilmachine/trilplaat (blauw HP800s) en/of een rubber hamer (nr 8 zacht), die aan een ander toebehoorden, te weten [benadeelde] , heeft weggenomen met het oogmerk van wederrechtelijke toeeigening.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 14 januari 2021, genummerd 2020087469 I, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd A1 tot en met A3, B1 tot en met B23, C1 tot en met C9 en 1 tot en met 1141. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Pagina 50.
3.Pagina 52.
4.Pagina 53.
5.Pagina 55.
6.Pagina 56.
7.Pagina 65.
8.Pagina 66.
9.Pagina 67.
10.Pagina 69.
11.Pagina 70.
12.Pagina 73.
13.Pagina 1110.
14.Pagina 1111.
15.Pagina 1112.
16.Pagina 301.
17.Pagina 303.
18.Pagina 304.
19.Pagina 305.
20.Pagina 306.
21.Pagina 307.
22.Pagina 308.
23.Pagina 309.
24.Pagina 310.
25.Pagina 311.
26.Pagina 117.
27.Pagina 144.
28.Pagina 145.
29.Pagina 731.
30.Pagina 732.
31.Pagina 857.
32.Pagina 863.
33.Pagina 865.
34.Pagina 866.
35.Pagina 867.
36.Pagina 868.
37.Pagina 881.
38.Pagina 882.
39.Pagina 888.
40.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 14 januari 2021, genummerd 2020087469 I, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd A1 tot en met A3, B1 tot en met B23, C1 tot en met C9 en 1 tot en met 1141. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
41.Pagina 841.
42.Pagina B22 en de lijst van inbeslaggenomen goederen, als bijlage opgenomen bij het proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming, pagina 22.
43.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 14 januari 2021, genummerd 2020087469 I, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd A1 tot en met A3, B1 tot en met B23, C1 tot en met C9 en 1 tot en met 1141. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
44.Pagina 845.
45.Pagina 897.
46.Pagina 898.
47.Pagina 899.
48.Pagina 900.
49.Pagina 1061.