ECLI:NL:RBMNE:2021:1852

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
25 maart 2021
Publicatiedatum
6 mei 2021
Zaaknummer
UTR 20/493
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens onbekende eiser

In deze zaak heeft mr. D.A.N. Bartels MRE namens een onbekende eiser beroep ingesteld tegen een uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking SWW, gedateerd 23 december 2019. De rechtbank heeft besloten om partijen niet uit te nodigen voor een zitting, omdat het beroepschrift niet voldoet aan de wettelijke eisen. De rechtbank legt uit dat het beroepschrift enkel vermeldt dat het beroep is ingesteld namens een belanghebbende, zonder de identiteit van deze persoon te vermelden. Dit is in strijd met de artikelen 6:5 en 6:6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), die vereisen dat de identiteit van degenen namens wie beroep wordt ingesteld, voor afloop van de beroepstermijn bekend moet zijn.

De beroepstermijn liep tot en met 3 februari 2020, maar Bartels heeft binnen deze termijn geen documenten overgelegd die de identiteit van de eiser aantonen, zoals een machtiging. De rechtbank stelt vast dat de identiteit van de eiser niet binnen de beroepstermijn bekend was, en dat dit verzuim niet kan worden hersteld. Daarom verklaart de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk op basis van artikel 8:54 Awb. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een vergoeding van de proceskosten.

De uitspraak is gedaan door rechter mr. R.C. Moed, in aanwezigheid van griffier K.F.K. Hoogbruin, en is openbaar gemaakt op 25 maart 2021. Partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om een verzetschrift in te dienen als zij het niet eens zijn met deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 20/493

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 25 maart 2021 in de zaak tussen

Onbekende eiser(es),

(beweerdelijk gemachtigde: mr. D.A.N. Bartels MRE),
en

de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking SWW, verweerder,

(gemachtigde: mr. A.J. van Griethuysen).

Procesverloop

Mr. D.A.N. Bartels MRE (Bartels) heeft beweerdelijk namens onbekende eiser(es) beroep ingesteld tegen een uitspraak op bezwaar van verweerder van 23 december 2019.

Overwegingen

1. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is. Het beroepschrift voldoet niet aan de wettelijke eisen, waardoor de rechtbank de zaak niet inhoudelijk kan behandelen. Hieronder legt de rechtbank dat verder uit.
2. In het beroepschrift heeft Bartels volstaan met de vermelding dat het beroep is ingesteld namens belanghebbende met daarbij de opmerking dat de gemeente anoniem uitspraak heeft gedaan, zonder de gegevens van de persoon namens wie hij beroep instelt te vermelden. Het is vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) dat de artikelen 6:5 en 6:6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) er niet toe strekken om het mogelijk te maken beroep in te stellen namens nog onbekende personen. De in artikel 8:1, in samenhang met de artikelen 6:7 en 6:11 van de Awb, neergelegde regeling met betrekking tot de beroepstermijn brengt met zich dat de identiteit van degenen namens wie beroep wordt ingesteld, voor afloop van de beroepstermijn kenbaar moet zijn.
3. In dit geval liep de beroepstermijn tot en met 3 februari 2020. Bartels heeft binnen die termijn geen stukken overlegd waaruit de identiteit van degene namens wie hij beroep heeft ingesteld blijkt, zoals een machtiging met daarop de gegevens van eiser(es). De identiteit van eiser(es) was dus niet binnen de beroepstermijn bekend. Het is eveneens vaste rechtspraak van de Afdeling dat een dergelijk verzuim zich niet leent voor herstel. Dat betekent dat het beroep niet-ontvankelijk is.
4. Het beroep is kennelijk niet-ontvankelijk (artikel 8:54 Awb). Het beroep zal niet inhoudelijk worden behandeld.
5. Voor een vergoeding van de proceskosten is geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.C. Moed, rechter, in aanwezigheid van
K.F.K. Hoogbruin, griffier. De beslissing is uitgesproken op 25 maart 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.