Op 8 februari 2021 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak waarbij de onbekende eiser(es) beroep heeft ingesteld tegen een uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van de Gemeente Gooise Meren. Het beroep was ingesteld door mr. D.A.N. Bartels MRE, die beweerde namens de onbekende eiser(es) op te treden. De rechtbank heeft echter vastgesteld dat het beroepschrift niet voldeed aan de wettelijke eisen, omdat de identiteit van de eiser(es) niet was vermeld. Dit is in strijd met de artikelen 6:5 en 6:6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), die vereisen dat de identiteit van de persoon namens wie beroep wordt ingesteld, voor afloop van de beroepstermijn bekend moet zijn.
De rechtbank heeft geoordeeld dat de beroepstermijn liep tot en met 10 februari 2020, en dat er binnen deze termijn geen stukken zijn overgelegd die de identiteit van de eiser(es) bevestigden. Dit verzuim kan niet worden hersteld, wat leidt tot de conclusie dat het beroep niet-ontvankelijk is. De rechtbank heeft daarom besloten het beroep niet inhoudelijk te behandelen en heeft geen aanleiding gezien voor een vergoeding van de proceskosten. De uitspraak is gedaan door rechter mr. R.C. Stijnen, in aanwezigheid van griffier K.F.K. Hoogbruin, en is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.