ECLI:NL:RBMNE:2021:1837

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
4 mei 2021
Publicatiedatum
6 mei 2021
Zaaknummer
21/777
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op WIA-aanvraag en loonsanctie

Op 4 mei 2021 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tussen eiseres, vertegenwoordigd door mr. S. Heijnen, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, vertegenwoordigd door mw. S.N. Westmaas-Kanhai. Eiseres had een WIA-aanvraag ingediend op 7 augustus 2019, maar verweerder had niet tijdig beslist. Eiseres heeft verweerder op 30 december 2020 in gebreke gesteld, maar er was nog steeds geen beslissing genomen. De rechtbank oordeelt dat verweerder in gebreke is en dat eiseres recht heeft op een dwangsom van € 100,- per dag voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. Daarnaast moet verweerder het griffierecht van € 49,- en een vergoeding van € 267,- voor proceskosten aan eiseres betalen. De rechtbank verklaart het beroep gegrond en draagt verweerder op om binnen twee weken na verzending van de uitspraak alsnog een besluit bekend te maken.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21/777

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 4 mei 2021 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres,

(gemachtigde: mr. S. Heijnen),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder,
(gemachtigde: mw. S.N. Westmaas-Kanhai).

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep van eiseres omdat verweerder niet op tijd heeft beslist op haar aanvraag.

Overwegingen

1. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is. Hieronder legt de rechtbank dat verder uit.
2. Als een bestuursorgaan niet op tijd beslist op een aanvraag of bezwaarschrift kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Wel moet de betrokkene dan eerst een ‘ingebrekestelling’ aan het bestuursorgaan sturen. Dat wil zeggen dat de betrokkene per brief aan het bestuursorgaan moet laten weten dat er binnen twee weken alsnog beslist moet worden op zijn aanvraag of bezwaar. Dit staat (onder andere) in de artikelen 6:2, 6:12 en 7:1 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
3. Eiseres heeft haar aanvraag ingediend op 7 augustus 2019. In de wet is geen termijn opgenomen waarbinnen verweerder op deze aanvraag moet beslissen. In zo’n geval geldt een beslistermijn van acht weken. Dit staat in de artikelen 4:13 en 4:14 van de Awb.
4. Bij besluit van 24 oktober 2019 is om die reden aan de werkgever een loonsanctie van een jaar opgelegd. De behandeling van de WIA-aanvraag van eiseres is om die reden opgeschort. Eiseres heeft verweerder op 30 december 2020 in gebreke gesteld, maar verweerder heeft nog steeds geen beslissing genomen op de WIA-aanvraag van eiseres. Partijen zijn het er over eens en ook de rechtbank stelt vast dat verweerder in gebreke is.
6. In artikel 4:17 van de Awb staat dat als een bestuursorgaan niet op tijd een besluit neemt, het bestuursorgaan een dwangsom moet betalen voor elke dag dat het in gebreke is, voor maximaal 42 dagen. De dwangsom bedraagt de eerste veertien dagen € 23,- per dag, de daaropvolgende veertien dagen € 35,- per dag en de overige dagen € 45,- per dag. Het bestuursorgaan stelt de dwangsom vast binnen twee weken na de laatste dag waarover de dwangsom betaald moet worden (artikel 4:18, lid 1, Awb).
7. Verweerder heeft de hoogte van de dwangsom bij besluit van 26 februari 2021 vastgesteld op het maximale bedrag van €1.442,-. De rechtbank hoeft dat dus niet meer te doen in deze uitspraak.
8. Omdat verweerder nog geen (nieuw) besluit heeft genomen bepaalt de rechtbank dat verweerder dit alsnog moet doen. Verweerder moet dit doen binnen twee weken na het verzenden van deze uitspraak (artikel 8:55d, lid 1, Awb).
9. De rechtbank bepaalt dat verweerder een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee de beslistermijn nu nog wordt overschreden door verweerder. Daarbij geldt wel een maximum van € 15.000,-.
10. Het beroep is kennelijk gegrond (artikel 8:54 van de Awb). Dat betekent ook dat eiseres een vergoeding krijgt voor de proceskosten die zij heeft gemaakt. Verweerder moet dit betalen. Volgens het Besluit proceskosten bestuursrecht is dit een vast bedrag omdat eiseres een professionele (juridische) hulpverlener heeft ingeschakeld om voor haar een beroepschrift in te dienen. Omdat de zaak alleen gaat over de vraag of de beslistermijn is overschreden wordt een lager bedrag toegekend (wegingsfactor 0,5). Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden. Toegekend wordt € 267,-.
11. Omdat het beroep gegrond is moet verweerder het griffierecht van € 49,- aan eiseres betalen.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
-vernietigt het, met een besluit gelijk te stellen, niet tijdig nemen van een besluit;
- draagt verweerder op binnen twee weken na de dag van verzending van deze uitspraak alsnog een besluit bekend te maken;
- bepaalt dat verweerder aan eiser een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-;
- bepaalt dat verweerder het griffierecht van € 49,- dat eiseres heeft betaald moet betalen;
- veroordeelt verweerder tot betaling van € 267,- aan proceskosten. Verweerder moet dit bedrag betalen aan eiseres.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.C. Moed rechter, in aanwezigheid van O. Asafiati griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 4 mei 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
De rechter is verhinderd de
uitspraak te ondertekenen.
de griffier de rechter
Afschrift verzonden of digitaal ter beschikking gesteld aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.