In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 4 mei 2021 uitspraak gedaan op een verzoek om voorlopige voorziening in het kader van een handhavingsverzoek tegen de opening van een camping op een perceel in Leusden. Verzoekers, waaronder [verzoeker] en [medeverzoeker], hebben samen met buurtbewoners handhavend opgetreden tegen de opening van de camping, die gepland stond voor 23 april 2021. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Leusden heeft het handhavingsverzoek op 22 februari 2021 afgewezen, waarop de verzoekers bezwaar hebben gemaakt en een voorlopige voorziening hebben gevraagd.
De voorzieningenrechter heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat de verzoekers een spoedeisend belang hebben bij hun verzoek, maar dat het bestreden besluit van de gemeente niet gebrekkig is. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de gemeente niet verplicht was om de wijzigingsbevoegdheid van het bestemmingsplan te gebruiken en dat de huidige bestemming van het perceel, die een camping toestaat, rechtmatig is. De voorzieningenrechter heeft geconcludeerd dat de belangen van de derde partij, die de camping wil exploiteren, zwaarder wegen dan die van de verzoekers, die vrezen voor aantasting van natuurwaarden en verstoring van de rust.
Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen, omdat er geen onomkeerbare gevolgen zijn aangetoond die zouden rechtvaardigen dat de opening van de camping wordt tegengehouden. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.