ECLI:NL:RBMNE:2021:1814
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen vastgestelde waarde onroerende zaak in het kader van de Wet WOZ
Op 4 mei 2021 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een zaak tussen een eiser en de heffingsambtenaar van de gemeente. De zaak betreft de vaststelling van de waarde van een onroerende zaak, een vrijstaande woning, voor het kalenderjaar 2020. De waarde was oorspronkelijk vastgesteld op € 713.000,-, maar na bezwaar van de eiser werd deze verlaagd naar € 680.000,-. De eiser was het niet eens met deze waarde en heeft beroep ingesteld. Tijdens de zitting op 19 januari 2021, die via videobelverbinding plaatsvond, heeft de rechtbank de argumenten van beide partijen gehoord. De rechtbank oordeelde dat de heffingsambtenaar niet aan zijn bewijslast had voldaan, omdat de waarde van de woning niet correct was vastgesteld volgens de Wet WOZ. De rechtbank stelde vast dat de woning op de waardepeildatum in aanbouw was en dat de waarde moest worden vastgesteld op basis van de toestand van de woning in het kalenderjaar 2020. De rechtbank heeft de waarde van de woning uiteindelijk schattenderwijs vastgesteld op € 650.000,-. De uitspraak op bezwaar werd vernietigd en de rechtbank droeg de verweerder op om het griffierecht aan de eiser te vergoeden. De beslissing werd openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.