ECLI:NL:RBMNE:2021:1811

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
4 mei 2021
Publicatiedatum
4 mei 2021
Zaaknummer
16.134196.20 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor poging doodslag en poging zware mishandeling met verwerping van noodweerexces

Op 4 mei 2021 heeft de Rechtbank Midden-Nederland in Lelystad uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van poging doodslag en poging zware mishandeling. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 18 mei 2020 in Almere heeft geprobeerd om [slachtoffer 1] van het leven te beroven door hem meermalen met een mes in zijn buik, nek en arm te steken. Daarnaast heeft de verdachte [slachtoffer 2] zwaar lichamelijk letsel toegebracht door haar met een mes in haar voet en been te steken. De verdachte heeft een beroep gedaan op noodweerexces, maar de rechtbank heeft dit verwerpt, omdat niet aannemelijk is gemaakt dat er sprake was van een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 36 maanden, met aftrek van de tijd die hij in voorarrest heeft doorgebracht. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd in aanmerking genomen, evenals de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, die niet eerder was veroordeeld. De rechtbank heeft geoordeeld dat de geweldshandelingen van de verdachte een zeer angstaanjagende situatie hebben gecreëerd voor de slachtoffers, die in hun eigen woning werden aangevallen. De rechtbank heeft de verbeurdverklaring van verschillende in beslag genomen voorwerpen gelast, die zijn gebruikt bij de bewezen verklaarde feiten.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummer: 16.134196.20 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 4 mei 2021
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1955] te [geboorteplaats] (Filipijnen),/
ingeschreven in de Basisregistratie personen op het adres: [adres] , [postcode] te [woonplaats] ,
nu gedetineerd in [verblijfplaats] te [plaatsnaam 1] ,
hierna te noemen: verdachte.
ONDERZOEK TER TERECHTZITTING
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 2 september 2020, 25 november 2020, 17 februari 2021 en 21 april 2021.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. J.R.F. Esbir Wildeman en van hetgeen verdachte en zijn raadsman mr. T. Scheffer, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht.
TENLASTELEGGING
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt erop neer dat verdachte:
Ten aanzien van feit 1:primair: op 18 mei 2020 in Almere heeft geprobeerd [slachtoffer 1] van het leven te beroven door hem meermalen met één of meer messen in zijn buik, nek en/of arm te steken, snijden en/of prikken,subsidiairten laste gelegd als zware mishandeling,meer subsidiairten laste gelegd als poging zware mishandeling;
Ten aanzien van feit 2:
primair: op 18 mei 2020 in Almere [slachtoffer 2] zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht door haar meermalen met één of meer messen in haar voet en/of been te steken, snijden en/of prikken,
subsidiairten laste gelegd als poging zware mishandeling.
VOORVRAGEN
De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.
WAARDERING VAN HET BEWIJS
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder 1 primair en 2 subsidiair ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich met betrekking tot het onder 1 ten laste gelegde niet uitgelaten over (de waardering van) het bewijs. Met betrekking tot het onder 2 ten laste gelegde heeft de raadsman integrale vrijspraak bepleit. Daartoe heeft hij ten aanzien van het onder 2 primair ten laste gelegde aangevoerd dat [slachtoffer 2] geen zwaar lichamelijk letsel heeft bekomen, waardoor de ten laste gelegde zware mishandeling niet kan worden bewezen verklaard. Ten aanzien van het onder 2 subsidiair ten laste gelegde heeft hij zich op het standpunt gesteld dat niet kan worden bewezen verklaard dat verdachte (voorwaardelijk) opzet op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan [slachtoffer 2] had.
Het oordeel van de rechtbank [1]

Vrijspraak van het onder 2 primair ten laste gelegde

De rechtbank is met de officier van justitie en de raadsman van oordeel dat het procesdossier onvoldoende bewijs oplevert ten aanzien van hetgeen verdachte onder 2 primair wordt verweten. De rechtbank zal verdachte daarvan dan ook vrijspreken.
Bewijsmiddelen ten aanzien van het onder 1 primair en 2 subsidiair ten laste gelegde
[slachtoffer 1] heeft op 4 juni 2020 blijkens het daarvan opgemaakte
proces-verbaal van verhooronder meer het volgende verklaard, zakelijk weergegeven:
Toen ik de deur open hoorde gaan, draaide ik mij naar de deur toe. Toen werd ik gestoken in mijn buik. Hij stak mij met een mes. Hij zei: “Ik zal jou vermoorden”. [2]
Verdachte heeft op 26 mei 2020 blijkens het daarvan opgemaakte
proces-verbaal van verhoorhet volgende verklaard, zakelijk weergegeven:
V: [.] heeft verklaard dat hij zag dat jij een mes vasthield dat in zijn buik zat.A: Dat klopt. (…) Ik heb in zijn buik gestoken. [3]
[slachtoffer 2] heeft op 1 april 2021 blijkens het daarvan opgemaakte
proces-verbaal van verhooronder meer het volgende verklaard, zakelijk weergegeven:
Mijn broer probeerde zich te verstoppen onder de eettafel. Ik heb de strijkplank als bescherming gebruikt. [verdachte] kwam met het hout en het scherpe mes naar ons toe. [verdachte] probeerde mijn broer te steken. [verdachte] probeerde mij te steken, maar ik weerde mij af met de strijkplank. [verdachte] hield niet op. [verdachte] probeerde alle mogelijkheden om mijn broer te steken. [4]
Verbalisant [verbalisant] heeft blijkens
het daarvan opgemaakte proces-verbaal van bevindingenhet volgende gerelateerd:
Op 18 mei 2020 kreeg ik de melding te gaan naar de [adres] te [plaatsnaam 2] . Aangekomen zag ik een man in de woonkamer van de woning staan. Ik zag dat de man in zijn handen een grote stok had. [5] Ik zag en hoorde dat de man met de stok drie- of viermaal hard op iets in de hoek aan het inslaan was. Nadat ik de woning betrad, zag ik in de hoek een mannelijk lichaam op de grond liggen. Ik zag dat bij de man op de grond een vrouw stond. De vrouw bleek te zijn [slachtoffer 2] . De vrouw hoorde ik het volgende verklaren: mijn partner heeft mijn broer gestoken met de punten op de stok, ik heb mijn broer beschermd en ben ook gestoken door mijn partner, mijn partner heeft mij met de stok geslagen. Ik zag dat collega’s de man aanhielden die eerder met de stok aan het slaan was. Deze man bleek te zijn [verdachte] . Ik zag dat de stok die [verdachte] had vastgehouden aan beide uiteinden was voorzien van elastieken. Ik hoorde [slachtoffer 2](de rechtbank begrijpt: [slachtoffer 2] )
verklaren dat hieraan messen hadden gezeten en dat haar partner hiermee had gestoken. [6]
Ter terechtzitting van 21 april 2021 heeft
verdachte verklaard, zakelijk weergegeven:
Ik heb het mes aan de stok tegen [slachtoffer 1] gebruikt. Ik zou mijn vrouw daarmee nooit bewust raken, maar ik denk dat ik haar heb geraakt omdat zij tussen ons inkwam.
Uit de geneeskundige verklaring betreffende [slachtoffer 1] volgt dat bij onderzoek op 18 mei 2020 als letsel onder meer bij hem is waargenomen een forse steekwond in de buik waaruit ingewanden naar buiten kwamen, een steekwond in de hals en een forse snijwond in de arm. [7]
Uit de geneeskundige verklaring betreffende [slachtoffer 2] volgt dat bij onderzoek op 18 mei 2020 als letsel onder meer bij haar is waargenomen een huiddoorklieving aan haar been, die als snij- of steekverwonding wordt aangemerkt. [8]
Bewijsoverwegingen
De hiervoor gegeven bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben niet betrekking op beide feiten, maar op één feit.

Ten aanzien van het onder 2 subsidiair ten laste gelegde

De rechtbank acht op grond van de gebezigde bewijsmiddelen bewezen dat verdachte met zijn handelen opzet heeft gehad op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan
[slachtoffer 2] . Weliswaar is er onvoldoende bewijs dat verdachte vol opzet had op de zware mishandeling van zijn echtgenote, maar op basis van de stukken in het procesdossier en de ter terechtzitting van 21 april 2021 afgelegde verklaring van verdachte kan wel worden vastgesteld dat sprake is geweest van voorwaardelijk opzet op dit gevolg. Voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg is aanwezig indien de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat dat gevolg zal intreden. De beantwoording van de vraag of de gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de feitelijke omstandigheden van het geval, waarbij betekenis toekomt aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht.
De rechtbank overweegt dat de geweldshandelingen van verdachte, inhoudende het meermalen maken van krachtige stekende en slaande bewegingen met een mes en een aan een stok vastgemaakt mes in de richting van het beoogde slachtoffer, [slachtoffer 1] , terwijl een andere persoon, [slachtoffer 2] , ter bescherming van [slachtoffer 1] tussen beiden is gekomen en zich in de zeer directe nabijheid van hem bevond, de aanmerkelijke kans opleveren dat (ook) [slachtoffer 2] zwaar lichamelijk letsel wordt toegebracht. De geweldshandelingen zijn naar hun uiterlijke verschijningsvorm aan te merken als zozeer gericht op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel dat hieruit de bewuste aanvaarding van verdachte van die aanmerkelijke kans volgt. Dat het letsel van [slachtoffer 2] beperkt is gebleven, is een geluk voor haar, maar doet aan de aanmerkelijke kans op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel niet af.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de onder 2 subsidiair ten laste gelegde poging zware mishandeling kan worden bewezen.
BEWEZENVERKLARING
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
Ten aanzien van feit 1 primair:
op 18 mei 2020 te [plaatsnaam 2] , ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
[slachtoffer 1] opzettelijk van het leven te beroven, die [slachtoffer 1] met messen (al dan niet vastgebonden aan een stok), in de buik en de nek en de arm heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Ten aanzien van feit 2 subsidiair:
op 18 mei 2020 te [plaatsnaam 2] , ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
aan [slachtoffer 2] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, die [slachtoffer 2] met een mes (al dan niet vastgebonden aan een stok) in het been heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen onder 1 primair en 2 subsidiair meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.
STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
Ten aanzien van feit 1 primair:
poging doodslag
Ten aanzien van feit 2 subsidiair:
poging zware mishandeling
STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat verdachte ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging, omdat hem een beroep op noodweerexces toekomt. Daartoe heeft de raadsman aangevoerd dat het niet verdachte maar [slachtoffer 1] was die het geweld startte, door uit het niets tanden uit de mond van verdachte te slaan. Tegen die ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding was verdachte genoodzaakt zich te verdedigen. Met zijn handelen heeft verdachte weliswaar de grenzen van een noodzakelijke verdediging overschreden, maar die overschrijding was een onmiddellijk gevolg van een door die voornoemde ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding veroorzaakte hevige gemoedsbeweging, die mede werd gevoed door een voorgeschiedenis van stelselmatige treiterijen en mishandelingen van verdachte door [slachtoffer 1] .
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het door verdachte beschreven scenario en daarmee een noodweersituatie ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde niet aannemelijk is geworden, waardoor ook een beroep op noodweerexces niet kan slagen.
Indien de rechtbank desondanks van oordeel is dat verdachte is aangevallen door
[slachtoffer 1] , heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat niet aannemelijk is gemaakt dat bij verdachte sprake was van een hevige gemoedsbeweging die werd veroorzaakt door een daaraan voorafgaande wederrechtelijke aanranding, nu bovendien de gestelde structurele tegen verdachte gerichte geweldpleging door [slachtoffer 1] evenmin aannemelijk is gemaakt. Gelet op voorgaande overwegingen heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat verdachte strafbaar is.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of verdachte ten aanzien van het onder 1 primair bewezen verklaarde een beroep op noodweerexces toekomt en of verdachte derhalve dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging. Alvorens die vraag te beantwoorden, overweegt de rechtbank dat de volgorde waarin een en ander zich in de woning heeft afgespeeld zich lastig laat vaststellen, omdat alle bewoners wisselend en op onderdelen onderling tegenstrijdig hebben verklaard. Wat op basis van de verklaringen van alle bewoners alsook het sporenbeeld in elk geval kan worden vastgesteld, is dat in de woning een explosie van geweld heeft plaatsgevonden waarbij de emoties hoog zijn opgelopen.
De rechtbank overweegt dat een beroep op noodweerexces alleen kan slagen als aannemelijk is geworden dat verdachte zich in een situatie bevond waarin hij (een onmiddellijk dreigend gevaar voor) een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding moest afwenden. Door de verdediging is gesteld dat verdachte zich in een dergelijke situatie bevond toen [slachtoffer 1] hem in een plotselinge aanval een aantal tanden uit zijn mond sloeg. Door de verdediging is daartoe aangevoerd dat verdachte over die aanval vanaf het begin en in de kern consistent heeft verklaard, dat is vastgesteld dat hij letsel aan zijn gebit heeft opgelopen en dat het door hem geschetste scenario door de verklaringen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] niet wordt weerlegd.
Naar het oordeel van de rechtbank is het voornoemde door verdachte geschetste scenario op grond van het procesdossier en het verhandelde ter terechtzitting niet voldoende aannemelijk geworden. Hoewel verdachte steeds heeft verklaard dat hij uit zelfverdediging heeft gehandeld, is dit gestelde scenario enkel van verdachte afkomstig en wordt dat door zowel [slachtoffer 1] als [slachtoffer 2] wel degelijk weersproken. Weliswaar is geconstateerd dat een aantal tanden aan het gebit van verdachte ontbrak, maar die constatering leidt niet tot de vaststelling dat [slachtoffer 1] de eerste klap zou hebben uitgedeeld, waartegen verdachte zich vervolgens zou hebben verdedigd. Immers is bepaald niet ondenkbaar dat dit letsel is ontstaan tijdens de worsteling die heeft plaatsgevonden,
nadat[slachtoffer 1] door verdachte in zijn buik was gestoken en die worsteling zich door de woning heeft verplaatst. De enkele constatering dat tanden aan het gebit van verdachte ontbreken is aldus onvoldoende ondersteunend voor het door verdachte gestelde scenario.
Gelet op het voorgaande is niet aannemelijk geworden dat er sprake was van een situatie waarin voor verdachte de noodzaak bestond zich te verdedigen tegen een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding door [slachtoffer 1] . Nu de rechtbank van oordeel is dat geen sprake was van een noodweersituatie, komt verdachte geen beroep op noodweerexces toe.
Nu ook overigens geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten, is verdachte dan ook strafbaar.
OPLEGGING VAN STRAF
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door hem bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 40 maanden, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, waarvan een gedeelte van tien maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft, in geval verdachte niet wordt ontslagen van alle rechtsvervolging en vrijgesproken, verzocht rekening te houden met de voorgeschiedenis tussen verdachte en de slachtoffers, de omstandigheden in de persoon van verdachte zoals zijn leeftijd en blanco strafblad alsook de vaststelling dat hij weinig weerbaar is.
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan twee ernstige geweldsdelicten die in de huiselijke sfeer hebben plaatsgevonden en waarvan zijn echtgenote en zwager het slachtoffer zijn geworden. Allereerst heeft hij geprobeerd [slachtoffer 1] van het leven te beroven door met messen meermalen op hem in te steken. Zelfs toen de al zeer gehavende [slachtoffer 1] weerloos op de grond lag, is verdachte op hem blijven insteken. Verdachte heeft
hem zodanig verwond dat onder meer zijn darmen zich (deels) buiten zijn lichaam bevonden. Op enig moment is [slachtoffer 2] haar broer te hulp geschoten en heeft zij hem verdedigd tegen het grove geweld van haar man. Hierbij heeft ook zij letsel bekomen, omdat haar man zelfs toen tekeer bleef gaan met een aan een stok vastgemaakt mes. Verdachte heeft in hun woning een voor beide slachtoffers zeer angstaanjagende situatie gecreëerd. Dat [slachtoffer 1] het ernstig gewelddadig gedrag van verdachte heeft overleefd, lijkt te danken aan het optreden van zijn zus en de ter plaatse gekomen politieagenten die, ondanks dat verdachte dit belette door de balkondeur op slot te draaien, de woning in wisten te komen.
Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft de rechtbank kennisgenomen van een op zijn naam gesteld uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister van 4 augustus 2020, waaruit blijkt dat verdachte in Nederland niet eerder is veroordeeld voor enig strafbaar feit.
Daarnaast heeft de rechtbank ten aanzien van de persoon van verdachte in het bijzonder kennisgenomen van een Pro Justitia psychologisch rapport van 21 januari 2021, opgemaakt door M.G.H. van Willigenburg, psycholoog. Verdachte heeft meegewerkt aan het onderzoek door de psycholoog. Wel werd dit onderzoek enigszins belemmerd door een taalbarrière en een gebrek aan te raadplegen referenten. De psycholoog heeft desalniettemin vastgesteld dat verdachte niet lijdt aan een psychische stoornis, verstandelijke handicap of psychogeriatrische aandoening. Om die reden heeft de psycholoog geen risicoanalyse vanuit een gedragskundig oogpunt opgemaakt. Er wordt dan ook geen behandeling in een forensisch kader geadviseerd.
De rechtbank is van oordeel dat niet kan worden volstaan met een straf die geen vrijheidsbeneming met zich brengt. In strafverzwarende zin zal de rechtbank rekening houden met de omstandigheid dat de slachtoffers zijn aangevallen in hun eigen woning, een plek waar zij zich bij uitstek veilig zouden moeten voelen. Anders dan de officier van justitie heeft gevorderd, zal de rechtbank geen voorwaardelijk strafdeel aan verdachte opleggen. De rechtbank overweegt daartoe dat verdachte in Nederland niet eerder is veroordeeld voor enig strafbaar feit en dat bij hem geen recidivegevaar is vastgesteld.
Alles afwegende acht de rechtbank het passend en geboden om voor het bewezen verklaarde aan verdachte een gevangenisstraf op te leggen voor de duur van 36 maanden, met aftrek van de tijd die hij in voorarrest heeft doorgebracht.
BESLAG
Verbeurdverklaring
De rechtbank zal de volgende in beslag genomen voorwerpen verbeurd verklaren, nu met behulp van deze voorwerpen het onder 1 primair en/of het onder 2 subsidiair bewezen verklaarde is begaan:
  • een mes (goednummer: PL0900-2020153451-2630872);
  • een mes (goednummer: PL0900-2020153451-2630873);
  • een houten balk met aan weerszijden elastiek (goednummer: PL0900-2020153451-2630874);
  • een houten stok (goednummer: PL0900-2020153451-2630875).
Teruggave aan de rechthebbenden
De rechtbank zal teruggave gelasten van de volgende in beslag genomen voorwerpen aan degenen die redelijkerwijs als rechthebbenden daarvan kunnen worden aangemerkt:
  • een shirt (goednummer: PL0900-2020153451-2630868);
  • een broek (goednummer: PL0900-2020153451-2630869);
  • een fles met ontvetter (goednummer: PL0900-2020153451-2630870);
  • een spuitkop (goednummer: PL0900-2020153451-2630871);
  • een telefoon van het merk Apple (goednummer: PL0900-2020153451-2630876);
  • een telefoon, zwart van kleur (goednummer: PL0900-2020153451-2630877);
  • een telefoon van het merk Samsung (goednummer: PL0900-2020153451-2630878);
  • een huistelefoon (goednummer: PL0900-2020153451-2630885);
  • een telefoon, roze van kleur (goednummer: PL0900-2020153451-2630888);
  • een geluid- en beelddrager (goednummer: PL0900-2020153451-2630889);
  • een shirt (goednummer: PL0900-2020153451-2630794);
  • een bh (goednummer: PL0900-2020153451-2630797);
  • twee slippers (goednummer: PL0900-2020153451-2630801);
  • een legging (goednummer: PL0900-2020153451-2630802);
  • een shirt (goednummer: PL0900-2020153451-2630804);
  • een vest (goednummer: PL0900-2020153451-2630805);
  • ondergoed (goednummer: PL0900-2020153451-2630806);
  • een joggingbroek (goednummer: PL0900-2020153451-2630901);
  • beddengoed (goednummer: PL0900-2020153451-2633018);
  • een handgeschreven briefje (goednummer: PL0900-2020153451-2633019);
  • een lege verpakking medicatie (goednummer: PL0900-2020153451-2633020).

TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 33, 33a, 45, 57, 287 en 302 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
BESLISSING
De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het onder 2 primair ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1 primair en 2 subsidiair ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het onder 1 primair en 2 subsidiair meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het onder 1 primair en 2 subsidiair bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvan
36 maanden;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Beslag
- verklaart de volgende voorwerpen verbeurd:
  • een mes (goednummer: PL0900-2020153451-2630872);
  • een mes (goednummer: PL0900-2020153451-2630873);
  • een houten balk met aan weerszijden elastiek (goednummer: PL0900-2020153451-2630874);
  • een houten stok (goednummer: PL0900-2020153451-2630875);
- gelast de teruggave aan de rechthebbenden van de volgende voorwerpen:
  • een shirt (goednummer: PL0900-2020153451-2630868);
  • een broek (goednummer: PL0900-2020153451-2630869);
  • een fles met ontvetter (goednummer: PL0900-2020153451-2630870);
  • een spuitkop (goednummer: PL0900-2020153451-2630871);
  • een telefoon van het merk Apple (goednummer: PL0900-2020153451-2630876);
  • een telefoon, zwart van kleur (goednummer: PL0900-2020153451-2630877);
  • een telefoon van het merk Samsung (goednummer: PL0900-2020153451-2630878);
  • een huistelefoon (goednummer: PL0900-2020153451-2630885);
  • een telefoon, roze van kleur (goednummer: PL0900-2020153451-2630888);
  • een geluid- en beelddrager (goednummer: PL0900-2020153451-2630889);
  • een shirt (goednummer: PL0900-2020153451-2630794);
  • een bh (goednummer: PL0900-2020153451-2630797);
  • twee slippers (goednummer: PL0900-2020153451-2630801);
  • een legging (goednummer: PL0900-2020153451-2630802);
  • een shirt (goednummer: PL0900-2020153451-2630804);
  • een vest (goednummer: PL0900-2020153451-2630805);
  • ondergoed (goednummer: PL0900-2020153451-2630806);
  • een joggingbroek (goednummer: PL0900-2020153451-2630901);
  • beddengoed (goednummer: PL0900-2020153451-2633018);
  • een handgeschreven briefje (goednummer: PL0900-2020153451-2633019);
  • een lege verpakking medicatie (goednummer: PL0900-2020153451-2633020).
Dit vonnis is gewezen door mr. W.S. Ludwig, voorzitter, mrs. M.C. Danel en
A.A.M. Elzakkers, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.S. Valk, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 4 mei 2021.
mrs. W.S. Ludwig en M.C. Danel zijn buiten staat dit vonnis te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1.
hij, op of omstreeks 18 mei 2020 te Almere, althans in Nederland ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1] opzettelijk van het leven te beroven,
die [slachtoffer 1] met een of meer messen (al dan niet vastgebonden aan een stok), althans (een) scherp(e) en/of puntig(e) voorwerp(en), meermalen, althans eenmaal, in de buik en/of de nek en/of de arm, althans in het (boven)lichaam, heeft gestoken en/of gesneden en/of geprikt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij, op of omstreeks 18 mei 2020 te Almere, althans in Nederland aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een of meer steekwond(en) in de buik en/of nek
en/of bovenarm, heeft toegebracht door die [slachtoffer 1] met een of meer messen (al dan niet vastgebonden aan een stok), althans (een) scherp(e) en/of puntig(e) voorwerp(en), meermalen, althans eenmaal, in de buik en/of de nek en/of de arm, althans in het (boven)lichaam, te steken en/of te snijden en/of te prikken;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij, op of omstreeks 18 mei 2020 te Almere, althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen die [slachtoffer 1] met een of meer messen (al dan niet vastgebonden aan een
stok), althans (een) scherp(e) en/of puntig(e) voorwerp(en), althans eenmaal, in de buik en/of de nek en/of de arm, althans in het (boven)lichaam, heeft gestoken en/of gesneden en/of geprikt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij, op of omstreeks 18 mei 2020 te Almere, althans in Nederland, aan [slachtoffer 2]
opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een of meer steekwond(en) in de voet en/of
(boven)been, heeft toegebracht door die [slachtoffer 2] met een of meer messen, althans (een) scherp(e) en/of puntig(e) voorwerp(en), meermalen, althans eenmaal, in de voet en/of het (boven)been, althans in het lichaam, te steken en/of te snijden en/of te prikken;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij, op of omstreeks 18 mei 2020 te Almere, althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 2] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen die [slachtoffer 2] met een of meer messen (al dan niet vastgebonden aan een
stok), althans (een) scherp(e) en/of puntig(e) voorwerp(en), althans eenmaal, in de voet en/of het (boven)been, althans in het lichaam, heeft gestoken en/of gesneden en/of geprikt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers, zijn dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 11 augustus 2020, voorzien van proces-verbaalnummer PL0900-2020153451, opgemaakt door politie Midden-Nederland en doorgenummerd pagina 1 tot en met 144 (hierna te noemen: Einddossier) of het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 24 augustus 2020, voorzien van proces-verbaalnummer PL0900-2020153451, opgemaakt door politie Midden-Nederland en doorgenummerd pagina 1 tot en met 174 (hierna te noemen: Forensisch dossier). Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Einddossier, pagina 125.
3.Einddossier, pagina 39.
4.Proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 2] door de rechter-commissaris van 1 april 2021 2020, pagina 9.
5.Einddossier, pagina 76.
6.Einddossier, pagina 77.
7.Einddossier, pagina’s 120 en 121.
8.Forensisch dossier, pagina 138 en 156.