ECLI:NL:RBMNE:2021:1810

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
4 mei 2021
Publicatiedatum
4 mei 2021
Zaaknummer
16/659317-15
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor medeplegen van oplichting van de gemeente Almere door onterecht aanvragen van loonkostensubsidie

Op 4 mei 2021 heeft de Rechtbank Midden-Nederland in Lelystad uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het medeplegen van oplichting van de gemeente Almere. De verdachte, geboren in 1985 in Suriname, heeft samen met anderen in de periode van 1 februari 2011 tot en met 27 december 2011 de gemeente Almere opgelicht door onterecht loonkostensubsidie aan te vragen voor zijn bedrijf. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte wist dat hij geen recht had op deze subsidie en heeft hem veroordeeld tot een taakstraf van 75 uren, die kan worden omgezet in 37 dagen hechtenis indien niet naar behoren uitgevoerd. De rechtbank heeft ook geconstateerd dat er sprake was van een grove overschrijding van de redelijke termijn van berechting, wat in het voordeel van de verdachte is meegewogen bij de straftoemeting.

De benadeelde partij, de gemeente Almere, heeft een schadevergoeding van € 42.113,60 gevorderd, maar de rechtbank heeft de vordering gedeeltelijk toegewezen tot een bedrag van € 4.972,80. Dit bedrag is vastgesteld op basis van de schade die de gemeente heeft geleden als gevolg van het bewezen verklaarde feit. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte hoofdelijk aansprakelijk is voor dit bedrag, samen met zijn medeverdachte. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij voor het overige afgewezen, en de proceskosten zijn tot op heden begroot op nihil. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken op de zitting.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummer: 16/659317-15
Vonnis van de meervoudige kamer van 4 mei 2021
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1985 te [geboorteplaats] (Suriname),
vertrokken, onbekend waarheen,
laatst bekende woonadres: [adres] te ( [postcode] ) [woonplaats] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is bij verstek gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 18 maart 2020, 26 augustus 2020, 4 december 2020, 3 maart 2021 en 20 april 2021.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. M. Kamper.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
primair
in de periode van 1 februari 2011 tot en met 27 december 2011 te Almere, samen met anderen de gemeente Almere heeft opgelicht voor een bedrag van € 19.891,20;
subsidiair
in de periode van 1 februari 2011 tot en met 27 december 2011 te Almere, medeplichtig is geweest aan het oplichten van de gemeente Almere voor een bedrag van ongeveer
€ 19.891,40.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het tenlastegelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het primair tenlastegelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen primair tenlastegelegde
Indien hoger beroep wordt ingesteld zullen de bewijsmiddelen worden uitgewerkt en opgenomen in een bijlage die aan dit vonnis zal worden gehecht.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
primair
in de periode van 1 februari 2011 tot en met 27 december 2011 te Almere, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk om zich en anderen wederrechtelijk te bevoordelen door listige kunstgrepen en door een samenweefsel van verdichtsels de gemeente Almere heeft bewogen tot de afgifte van een geldbedrag te weten 19.891,20 euro, hebbende verdachte en zijn mededaders toen aldaar met vorenomschreven oogmerk – zakelijk weergegeven – opzettelijk valselijk en listiglijk en bedrieglijk en in strijd met de waarheid
  • een gefingeerde arbeidsovereenkomst voor bovengenoemd bedrijf aangeleverd en
  • vervolgens een verleningsbeschikking opgemaakt waarin staat dat de gemeente Almere akkoord is met de inzet van loonkostensubsidie en
  • vervolgens een bericht gestuurd naar het team Betalingen met daarin het bedrag dat uitbetaald moet worden aan [naam onderneming] BV, waardoor de gemeente Almere werd bewogen tot bovenomschreven afgifte.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen primair meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
primair
medeplegen van oplichting.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot een taakstraf van 75 uren, indien niet of niet naar behoren verricht te vervangen door 37 dagen hechtenis, geheel voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
8.2
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezenverklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken. Meer in het bijzonder geldt het volgende.
De aard en de ernst van het feit
Verdachte heeft samen met anderen de gemeente Almere opgelicht door loonkostensubsidie voor zijn bedrijf te laten regelen terwijl hij wist dat hij hier geen recht op had. Vervolgens heeft hij gedeeld in het geldbedrag dat zijn medeverdachte [medeverdachte 1] onterecht van de gemeente Almere heeft ontvangen en heeft dat geld naar eigen inzicht besteed. Verdachte heeft daarmee op grove wijze misbruik gemaakt van gemeenschapsgeld. De regeling voor loonkostensubsidie is door de overheid in het leven geroepen om werkzoekenden die in de bijstand zitten en moeilijk werk kunnen vinden, makkelijker aan een baan te helpen. Het geld dat ten onrechte aan verdachte en zijn medeverdachten is uitbetaald kon dan ook niet worden uitbetaald aan iemand die daar daadwerkelijk recht op had.
De persoon van verdachte
De rechtbank heeft kennis genomen van een op naam van verdachte gesteld Uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister van 10 februari 2020. Uit dat uittreksel volgt dat verdachte eerder is veroordeeld. Dit was voor het laatst op 28 oktober 2010.
De straf
De rechtbank heeft bij het bepalen van de soort en de zwaarte van de op te leggen straf acht geslagen op de oriëntatiepunten straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Deze oriëntatiepunten gaan bij fraude bij een benadelingsbedrag tussen de € 10.000,- tot € 70.000,- uit van een gevangenisstraf van twee tot vijf maanden.
De rechtbank stelt voorop dat verdachte recht heeft op berechting binnen een redelijke termijn. Volgens vaste rechtspraak van de Hoge Raad bedraagt de redelijke termijn voor berechting een periode van 24 maanden. De termijn waarbinnen de berechting van verdachte heeft plaatsgevonden is aangevangen op 24 februari 2015, zijnde de datum waarop verdachte door de politie is gehoord en aan welke handeling hij in redelijkheid de verwachting heeft kunnen ontlenen dat het Openbaar Ministerie een strafrechtelijke vervolging tegen hem zou instellen. Deze termijn eindigt op 4 mei 2021, zijnde de datum van dit vonnis. Deze termijn bedraagt in totaal (op enkele dagen na) 74 maanden. Het voorgaande betekent dat sprake is van een overschrijding van de redelijke termijn van berechting met 50 maanden. Van feiten of bijzondere omstandigheden die deze overschrijding kunnen rechtvaardigen is niet gebleken. De rechtbank zal dit gegeven in het voordeel van verdachte betrekken bij de straftoemeting door deze sterk te matigen.
Hoewel het bewezenverklaarde feit op zichzelf beschouwd de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf rechtvaardigt, zoals hierboven is uiteengezet, ziet de rechtbank in de overschrijding van de redelijke termijn aanleiding om daarvan af te zien en te volstaan met het opleggen van een geheel voorwaardelijke taakstraf. Alles afwegend, acht de rechtbank een voorwaardelijke taakstraf van 75 uren, te vervangen door 37 dagen hechtenis indien de taakstraf niet of niet naar behoren wordt verricht, passend en geboden en zal deze straf aan verdachte opleggen. Verdachte zal de taakstraf niet uit hoeven voeren als hij gedurende de proeftijd van 1 jaar geen strafbaar feit zal plegen.

9.BENADEELDE PARTIJ

Gemeente Almere heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 42.113,60, ten gevolge van onder meer het aan verdachte ten laste gelegde feit.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering van de benadeelde partij hoofdelijk gedeeltelijk toe te wijzen tot een bedrag van € 19.891,20.
9.2
Het oordeel van de rechtbank
Vaststaat dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor onder rubriek 5 bewezenverklaarde feit rechtstreekse schade heeft geleden. De gevorderde schade is daarnaast redelijk en voldoende onderbouwd.
De rechtbank stelt vast dat in de vonnissen van medeverdachten [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] van 9 september 2020 aan de benadeelde partij een schadevergoeding van een bedrag van respectievelijk € 4.972,80, € 12.380,27 en € 7.407,47 is toegekend en dat in het vonnis van medeveroordeelde [medeveroordeelde] van 18 december 2020 aan de benadeelde partij het resterende bedrag van € 17.353,06 is toegekend. Daarmee is het volledige schadebedrag al toegewezen.
Hoewel de rechtstreekse schade van de benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde feit € 19.891,20 bedraagt, zal de rechtbank verdachte niet voor het gehele bedrag hoofdelijk aansprakelijk houden. In het feit dat verdachte zich slechts een gedeelte van het bedrag van € 19.891,20 heeft toegeëigend en het feit dat medeverdachte [medeverdachte 1] ook slechts voor betaling van 1/4e deel van dat bedrag is veroordeeld, ziet de rechtbank aanleiding om verdachte te veroordelen 1/4e deel van de totale schade te vergoeden.
Conclusie
De rechtbank zal daarom de schadevergoeding toewijzen tot een bedrag van € 4.972,80, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 27 december 2011, tot aan de dag van volledige betaling.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte voor deze schade naar burgerlijk recht met zijn medeverdachte [medeveroordeelde] hoofdelijk aansprakelijk is. In het vonnis van medeverdachte [medeveroordeelde] is al bepaald dat [medeveroordeelde] samen met verdachte hoofdelijk aansprakelijk is. Dat [verdachte] slechts wordt veroordeeld tot betaling van € 4.972,80 – terwijl [medeveroordeelde] is veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 17.353,06 – en ten aanzien van de overige medeverdachten de hoofdelijkheid is afgewezen, zijn geen redenen van de wettelijke regeling van de hoofdelijkheid af te wijken. Dit betekent dat verdachte en zijn medeverdachte [medeveroordeelde] elk tegenover de benadeelde partij voor het bedrag van € 4.972,80 aansprakelijk zijn. De rechtbank zal bepalen dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of zijn medeverdachte [medeveroordeelde] de schade aan de benadeelde partij heeft vergoed.
De rechtbank zal de vordering van de benadeelde partij gemeente Almere wat betreft het meer gevorderde afwijzen.
De rechtbank zal aan verdachte geen verplichting opleggen tot betaling van het toe te wijzen bedrag aan de Staat. Naar het oordeel van de rechtbank is de ratio van de schadevergoedingsmaatregel zoals bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht om natuurlijke personen te ontlasten bij de inning van schadevergoeding en mag van rechtspersonen worden verwacht dat zij zelf de wegen kennen om een toegewezen vordering te incasseren.
Proceskosten
Verdachte zal ook – hoofdelijk – worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 47 en 326 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het primair tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het primair bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
taakstrafvan
75 uren;
- beveelt dat voor het geval verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 37 dagen hechtenis;
- bepaalt dat de taakstraf
niet zal worden ten uitvoer gelegd,
tenzijde rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een proeftijd van 1 (één) jaar vast;
- als voorwaarde geldt dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
Benadeelde partij
  • wijst de vordering van gemeente Almere gedeeltelijk toe tot een bedrag van € 4.972,80;
  • veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan gemeente Almere van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 27 december 2011 tot de dag van volledige betaling, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door [medeveroordeelde] (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
  • wijst de vordering van voor wat betreft het meer gevorderde af;
  • veroordeelt verdachte ook hoofdelijk in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.B. Eigeman, voorzitter, mrs. H. den Haan en V.C. Kool, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R. Carbo, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 4 mei 2021.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
primair
hij, in of omstreeks de periode van 1 februari 2011 tot en met 27 december 2011, te Almere en/of Emmeloord, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen (telkens) door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een (of meer) listige kunstgre(e)p(en) en/of door een samenweefsel van verdichtsels, de gemeente Almere heeft/hebben bewogen tot de afgifte van een geldbedrag, te weten ongeveer 19.891,20 euro, in elk geval van enig goed, hebbende verdachte en/of zijn mededader(s) met vorenomschreven oogmerk – zakelijk weergegeven – opzettelijk valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid
- een aanvraagformulier loonkostensubsidie ingediend en/of laten indienen bij de gemeente Almere voor [naam onderneming] BV en/of
- een gefingeerde en/of valse en/of vervalse arbeidsovereenkomst voor bovengenoemd bedrijf aangeleverd en/of laten aanleveren en/of
- ( vervolgens) een verleningsbeschikking en/of een rapportage opgemaakt en/of laten opmaken waarin staat dat de gemeente Almere akkoord is met de inzet van de loonkostensubsidie en/of
- ( vervolgens) een e-mailbericht gestuurd en/of laten sturen naar het team Betalingen met daarin het bedrag dat uitbetaald moet worden aan [naam onderneming] BV, waardoor de gemeente Almere werd bewogen tot bovenomschreven afgifte;
subsidiair
[medeveroordeelde] en/of haar mededader(s), in ieder geval een ander of anderen dan verdachte, in of omstreeks de periode van 1 februari 2011 tot en met 27 december 2011, te Almere en/of Emmeloord, althans in Nederland, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een (of meer) listige kunstgre(e)p(en) en/of door een samenweefsel van verdichtsels, de gemeente Almere heeft/hebben bewogen tot de afgifte van een geldbedrag, te weten ongeveer 19.891,40 euro, in elk geval van enig goed, hebbende die voornoemde [medeveroordeelde] en/of haar mededader(s) met vorenomschreven oogmerk opzettelijk valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid – zakelijk weergegeven –
- een aanvraagformulier loonkostensubsidie ingediend en/of laten indienen bij de gemeente Almere voor [naam onderneming] BV en/of
- een gefingeerde en/of valse en/of vervalste arbeidsovereenkomst voor bovengenoemd bedrijf aangeleverd en/of laten aanleveren en/of
- ( vervolgens) een verleningsbeschikking en/of een rapportage opgemaakt en/of laten opmaken waarin staat dat de gemeente Almere akkoord is met de inzet van de loonkostensubsidie en/of
- ( vervolgens) een e-mailbericht gestuurd en/of laten sturen naar het team Betalingen met daarin het bedrag dat uitbetaald moet worden aan [naam onderneming] BV, waardoor de gemeente Almere werd bewogen tot bovenomschreven afgifte, tot het plegen van welk misdrijf verdachte in of omstreeks de periode van 1 februari 2011 tot en met 27 december 2011, te Almere, althans in Nederland, opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft door opzettelijk de naam van zijn bedrijf aan die [medeveroordeelde] en/of haar mededader(s) ter beschikking te stellen;