ECLI:NL:RBMNE:2021:1787
Rechtbank Midden-Nederland
- Verschoning
- Rechtspraak.nl
Verschoningsverzoek van een kantonrechter in verband met vriendschappelijke relatie met de gemachtigde van de gedaagde partij
Op 30 april 2021 heeft de meervoudige kamer van de Rechtbank Midden-Nederland een beslissing genomen op een verzoek tot verschoning van mr. B.G.W.P. Heijne, kantonrechter. Dit verzoek werd ingediend in het kader van de hoofdzaak met zaaknummer 8969541 MC EXPL 21-259, waarin [A] en [B] als eisende partijen optreden tegen de Gemeente Hilversum als gedaagde partij. De verschoningskamer ontving het verzoek op 26 april 2021, zonder dat er een mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden.
Verzoeker, mr. Heijne, gaf aan zich niet vrij te voelen om de hoofdzaak verder te behandelen, omdat de gedaagde partij werd bijgestaan door mr. L.A. Mulder, met wie hij een vriendschappelijke relatie onderhoudt en eerder als collega heeft samengewerkt. Dit leidde tot de vrees voor vooringenomenheid, wat volgens artikel 40 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) een geldige reden is voor verschoning.
De verschoningskamer heeft de relevante artikelen van het Rv besproken, waarbij werd benadrukt dat rechters vermoed worden onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit vermoeden ondermijnen. De kamer concludeerde dat de omstandigheden in dit geval voldoende waren om te oordelen dat verzoeker zich niet vrij voelde om in de hoofdzaak op te treden. Daarom werd het verzoek tot verschoning gegrond verklaard, en de beslissing werd openbaar uitgesproken op dezelfde dag.