ECLI:NL:RBMNE:2021:1787

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
30 april 2021
Publicatiedatum
3 mei 2021
Zaaknummer
520945 / HA RK 21-94
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Verschoning
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verschoningsverzoek van een kantonrechter in verband met vriendschappelijke relatie met de gemachtigde van de gedaagde partij

Op 30 april 2021 heeft de meervoudige kamer van de Rechtbank Midden-Nederland een beslissing genomen op een verzoek tot verschoning van mr. B.G.W.P. Heijne, kantonrechter. Dit verzoek werd ingediend in het kader van de hoofdzaak met zaaknummer 8969541 MC EXPL 21-259, waarin [A] en [B] als eisende partijen optreden tegen de Gemeente Hilversum als gedaagde partij. De verschoningskamer ontving het verzoek op 26 april 2021, zonder dat er een mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden.

Verzoeker, mr. Heijne, gaf aan zich niet vrij te voelen om de hoofdzaak verder te behandelen, omdat de gedaagde partij werd bijgestaan door mr. L.A. Mulder, met wie hij een vriendschappelijke relatie onderhoudt en eerder als collega heeft samengewerkt. Dit leidde tot de vrees voor vooringenomenheid, wat volgens artikel 40 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) een geldige reden is voor verschoning.

De verschoningskamer heeft de relevante artikelen van het Rv besproken, waarbij werd benadrukt dat rechters vermoed worden onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit vermoeden ondermijnen. De kamer concludeerde dat de omstandigheden in dit geval voldoende waren om te oordelen dat verzoeker zich niet vrij voelde om in de hoofdzaak op te treden. Daarom werd het verzoek tot verschoning gegrond verklaard, en de beslissing werd openbaar uitgesproken op dezelfde dag.

Uitspraak

Beslissing
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
VERSCHONINGSKAMER
Zaaknummer/rekestnummer: 520945 / HA RK 21-94
Beslissing van de meervoudige kamer voor de behandeling van verschoningszaken van 30 april 2021
op het verzoek in de zin van artikel 40 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (verder: Rv) van:
Mr. B.G.W.P. Heijne,
kantonrechter,
(verder te noemen: verzoeker)

1.De procedure

1.1.
De verschoningskamer heeft op 26 april 2021 het verzoek tot verschoning van verzoeker ontvangen. Dit verzoek is ingediend in de zaak met het zaak- en rolnummer 8969541 \ MC EXPL 21-259, met [A] en [B] als eisende partijen en de Gemeente Hilversum als gedaagde partij (hierna: de hoofdzaak). Er heeft geen mondelinge behandeling van het verzoek plaatsgevonden.
1.2.
De uitspraak is bepaald voor vandaag.

2.Het verschoningsverzoek

2.1.
Verzoeker heeft het volgende ten grondslag gelegd aan zijn verschoningsverzoek. Verzoeker acht zich niet vrij de hoofdzaak verder te behandelen. Gedaagde wordt bijgestaan door gemachtigde mr. L.A. Mulder. Verzoeker en mr. Mulder hebben als collega’s samengewerkt bij hun voormalige werkgever. Daarnaast gaan zij ook nu nog vriendschappelijk met elkaar om. Hierdoor zou een (gerechtvaardigde) vrees voor vooringenomenheid kunnen ontstaan.

3.De beoordeling

3.1.
Artikel 40 Rv bepaalt dat elk van de rechters die een zaak behandelen, kan verzoeken zich te mogen verschonen op grond van feiten of omstandigheden als bedoeld in artikel 36 Rv. Artikel 36 Rv bepaalt dat elk van de rechters die een zaak behandelen op verzoek van een partij kan worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
3.2.
Verschoning is een middel ter verzekering van de onafhankelijkheid en onpartijdigheid van de rechter. Voorop dient te staan dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die zwaarwegende aanwijzingen opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens een partij een vooringenomenheid koestert, althans dat de vrees dat daarvan sprake is objectief gerechtvaardigd is.
3.3.
Van de schijn van partijdigheid kan, geheel los van de persoonlijke instelling van de betrokken rechter, ook sprake zijn indien bepaalde feiten of omstandigheden grond geven te vrezen dat het een rechter in dat specifieke geval aan onpartijdigheid ontbreekt. In dat geval dient de rechter zich van een beslissing van de hoofdzaak te onthouden. Rechtzoekenden moeten immers vertrouwen kunnen stellen in het rechterlijk apparaat. Daarom valt onder omstandigheden ook rekening te houden met de uiterlijke schijn van partijdigheid of vooringenomenheid.
3.4.
Uit het verzoek van verzoeker blijkt dat er sprake is van zodanige omstandigheden dat hij zich niet meer voldoende vrij voelt om in de hoofdzaak op te treden dan wel te beslissen. De verschoningskamer ziet hierin, in aanmerking genomen de motivering van het verzoek, een genoegzame grond voor verschoning. Verzoeker heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat de schijn kan bestaan dat het hem aan onpartijdigheid zal ontbreken. Het verzoek zal daarom gegrond worden verklaard.

4.De beslissing

De verschoningskamer:
4.1.
verklaart het verzoek tot verschoning gegrond;
4.2.
draagt de griffier van de verschoningskamer op deze beslissing toe te zenden aan verzoeker, betrokken partijen in de hoofdprocedure, alsmede aan de voorzitter van het team waarvan verzoeker deel uitmaakt en de president van deze rechtbank.
Deze beslissing is gegeven door mr. H.A. Brouwer, voorzitter, en mr. N.M. Spelt en mr. R.C. Stijnen als leden van de verschoningskamer, bijgestaan door mr. F.G.T. Russcher-Jansen, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 30 april 2021.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.