4.3Het oordeel van de rechtbank
[slachtoffer 1] heeft op 7 juni 2020 aangifte gedaan. Zij heeft hierin onder meer het volgende verklaard:
Voornamen: [voornaam] . Achternaam: [slachtoffer 1] . Plaats delict: (…) Utrecht. Ik ben jarenlang mishandeld door mijn man, genaamd [verdachte] . Wij hebben vier kinderen en zij zijn daar vaak getuige van geweest. De oudste drie kinderen hebben mij ook mishandeld in opdracht van mijn man. Ik heb van de mishandelingen pijn en letsel gehad.
Alles ging goed tot wij gingen trouwen op [2007] . (…) Op [2007] is mijn dochter geboren. Mijn tweede kind is geboren op [2008] . Tijdens de zwangerschappen en na de geboorten gingen de mishandelingen gewoon door. Bijna dagelijks kreeg ik klappen.
Het schelden en bedreigingen door [verdachte] tegen mij zijn nooit gestopt. (…) Ik ging werken in 2018 (…) en de mishandelingen begonnen weer, slaan en schoppen. Dit was bijna dagelijks. (…) Medio oktober 2019 heeft [verdachte] mijn tong met een tang vastgepakt. Hij sleurde mij zo een uurtje rond door het huis. Ik had zoveel pijn. (…) Mei 2020 (…) [verdachte] pakte een vleesmes van totaal ongeveer 30 cm groot. (…) Ik zag hem steken ter hoogte van mijn bovenbenen. (…) Ik zag een gat in mijn pyjamabroek met bloed. Ik keek en zag een gat in mijn rechterbovenbeen. (…) [verdachte] heeft kokend water uit de waterkoker over mijn kruis gegooid. Dit is ongeveer een maand geleden gebeurd. (…). Ik heb ongeveer een week geleden ook kokend water over mijn rechterzijde borst gekregen, langer geleden hetzelfde op mijn andere borst. Dit deed [verdachte] bij mij. (…) Ik heb ook urine moeten drinken (…). Dat is twee keer gebeurd ongeveer anderhalve week geleden (…). Ongeveer een week geleden heb ik de ontlasting op moeten eten van mijn tweede kind.
Aangeefster is op 23 juni 2020 nader door de politie gehoord. Aangeefster heeft in dit gesprek met de politie onder meer het volgende verklaard:
V: Kunt u ons iets vertellen over hoe ruzies tussen u en uw man begonnen. (…)
Hij sloeg mij dan met een stok of met een deegroller. Alles wat hij in de buurt had daarmee sloeg hij mij. Of hij stampte met zijn voet op mij. Op mijn armen op mijn rug op mijn gezicht.
V: Waarmee sloeg hij u?
A: Met een houten deegroller. Met een stenen vijzel ook. Over mijn hele armen. Hij
deed dat met die steen. Met alle voorwerpen die hij had. Stokken. (…) Stompen en slaan op mijn hoofd en op mijn nek.
V: Heeft hij ook gezegd dat u wilde dat u doodging?
A: Ja, hij heeft dat vaak gezegd. Hij zei dat ik het niet verdiende om te leven. Omdat ik vies was en een hoer was. Hij zei ook ik ben blij als jij dood bent. (…)
A: De eerste keer was urine van mijn derde zoontje. Daarmee bedoel ik [slachtoffer 4] . (…) Mijn zoontje ging toen plassen. (…) Mijn man deed de urine toen in een bekertje. Hij deed dit in de keuken in een plastic bekertje, hij vulde die voor de helft. Hij gaf mij toen die beker en deed de kamerdeur van de badkamer dicht. Hij zei toen tegen mij: "Drink op". (…) Hij gaf het en hij zei tegen mij dat ik het moest drinken. Hij zei dat ik niet mocht overgeven en hij bleef erbij staan. Hij had een stok bij zich. Ik was bang dat ik door hem zou worden geslagen als ik het niet op zou drinken. Als ik niet deed wat hij wilde dan werd ik geslagen.
V: Heeft u toen de urine gedronken?
A: Ja. (…)
V: Die keer dat u poep moest eten, hoe ging dat?
A: Dat was in hetzelfde bakje. Mijn zoontje, [slachtoffer 3] , moest van mijn man in dat potje poepen. Ik stond erbij toen mijn man tegen hem zei dat hij dat moest doen. Mijn man zei wil je even poepen. (…) Mijn man heeft het toen in een bekertje gedaan. Ik heb gehuild en gesmeekt omdat ik dat niet wilde. Ik heb toen dat hapje genomen.
V: Waarom heeft u die poep gegeten?
A: Hij stond weer met een stok of een mes. Ik kon de klappen niet meer aan. Ik kon de mishandelingen niet meer aan. Ik moest het doen voor hem. (…)
V: Wanneer moest u die poep eten?
A: Ik denk een week nadat ik de urine moest drinken. Dus ongeveer een maand tot twee maanden geleden.
[slachtoffer 3] , een van de kinderen van aangeefster en verdachte, is op 15 september 2020 in een studio verhoord. In het hierover opgemaakte proces-verbaal is onder meer het volgende gerelateerd:
[slachtoffer 3] , geboren op [2008] .(…) Hij ging mijn moeder slaan en scheldwoorden zeggen. (…) Mijn vader ging haar nog meer slaan en zei tegen mij jij moet haar ook slaan. Dan moesten wij haar slaan, slaan, slaan, slaan. Dat ging de hele tijd door. (…) Ooit heeft hij mijn zus geslagen toen ze het moeilijk vond bij haar huisschoolwerk of zo. Hij pakte haar bij haar haren en ging haar slepen over de grond naar de wc. Toen had hij een potlood meegepakt en in haar bil gestoken. (…) Hij ging ons prikken op ons been (…)
V: Wat heb je zelf gezien of gehoord en meegemaakt?
A: Oh ja, die mes steek van mijn moeder. (…) Toen ging hij mijn moeder steken. Zo hier en daar, je weet wel denk ik. (Opmerking verbalisant: [slachtoffer 3] maakt met zijn rechterhand stekende bewegingen op zijn rechterbovenbeen.) (…) Het was hier ergens aan de zijkant. (…)
V: Bij het vrouwen gedeelte?
A: Ja hier en daarnaast. (Opmerking verbalisant: [slachtoffer 3] wijst op de rechter lies en de buitenzijde van het rechterbeen). (…) Ze zei oh het doet pijn. Toen zei hij dat weet ik. Ik heb dat expres gedaan want je hebt hier zo'n bloedlijn en als je daar geprikt of gesneden wordt ga je dood. Dat heb ik ook gehoord. Mijn vader zei daar heb je een bloedlijn en daarom, heb ik je expres daar gestoken. Dat heb ik allemaal gehoord.(…)
V: Ja, je zegt bij mijn moeder vaker geslagen en dan overal in huis?
A: Ja.
V: En bij je broertjes?
A: Precies het zelfde alleen bij mijn kleine broertje, allebei in de woonkamer. (…)
V: En je kleinste broertje is dat een keer of vaker gebeurd?
A: Mmm, meer dan 10 of zo. Wij meer dan 50 of zo. (…)
A: Ook mijn moeder is met de riem geslagen.
V: En waarmee is je moeder nog meer geslagen?
A: Een ijzeren stok, metaal, een mes. (…) Op mijn moeder ook. Slaan met de hand.
V: Maar ik heb het over de nacht dat jou vader je moeder zeer doet. Daar wil ik naar toe?
A: Hij ging eerst haar slaan, slepen, slaan. Op het bed ging hij haar duwen. Eerst haar slaan, een vieze moeder. (…)
V: Maar wat zei hij dan over je moeder waardoor jij dacht dat ze slecht was?
A: (…) En zij heeft seks en zo en dingen. Ze houdt niet van je. Ik zorg toch altijd voor je.(…)
V: En heb jij wel eens wondjes gehad, of pijn of letsels?A: Ja.V: En wat dan?A: Blauwe plekken overal.
A: Oh ja papa had ons ook gestoken op ons been. (…)
V: Waarmee?
A: Met een potlood.
A: Ze moest ons poep en plas eten. Ik en mijn broertje moesten poepen. En ze heeft het echt gegeten.
V: Wat vroeg die dan aan jou?
A: Wil je poepen en dat geeft hij aan mijn moeder. (…)
V: En heb je dat ook gezien dat ze dat at?
A: Hij zei zelf ik heb poep in haar mond gestopt, maar hij zei niet dat zij het gegeten heeft. Zij zei: "Ik heb het in mijn mond gehad".
V: En plas. Van wie zijn plas dan?
A: Van [slachtoffer 4] en mij.
[slachtoffer 4] , een van de kinderen van aangeefster en verdachte, is op 15 september 2020 in een studio verhoord. In het hierover opgemaakte proces-verbaal is onder meer het volgende gerelateerd::
[slachtoffer 4] , geboren op [2011] .(…) Mijn moeder kreeg heel veel pijn. (…) Ik vind het niet leuk dat mijn vader bijna elke dag mijn moeder slaat. (…) Ook als mijn moeder niks verkeerds heeft gedaan gaat hij haar slaan. Ook als ik tegen mijn vader zeg stop we kunnen niks horen van de film gaat hij gewoon verder met slaan. Mijn moeder heeft een collega waarmee ze praat en mijn vader zegt jij bent vies want je praat met een andere man. Mijn broer en mijn zus ging hij keihard slaan. (…) Ik zag het elke keer als mijn moeder werd geslagen. (…) Hij zei heel veel dingen slecht. Hij sprak over doden en dingen doen met mijn moeder. (…) Hij slaat mijn moeder met een riem. Hij slaat mijn zus met zo'n koekenpan met gaatjes erin. Zo rond met puntjes. (…) Mijn zus had blauwe en rode plekken. (…) Hij zei ook dat mijn moeder en die man het samen deden. Dat vind ik echt niet leuk. (…) Mijn vader slaat mijn moeder als ze niets verkeerds heeft gedaan. Hij zegt dat mijn oma mijn moeder geen goede opvoeding heeft gegeven.[slachtoffer 4] vertelt dat: (…) Hij heeft bijna alle pijn van zijn moeder gezien van alles wat ze heeft gekregen. (…) Hij zag dat zijn vader heet water uit de zwarte waterkoker over zijn moeder gooide in de badkamer. Hij wist dat het heet water was omdat zijn moeder hard ging schreeuwen. Het water werd op de kleding van zijn moeder gegooid. Hij heeft gezien dat zijn vader zijn zus sloeg met een riem tegen haar been. Zij moest toen heel hard huilen. Hij heeft gezien dat zijn vader zijn broer sloeg met de riem (…) op de benen.
[slachtoffer 2] , een van de kinderen van aangeefster en verdachte, is op 28 oktober 2020 in een studio verhoord. In het hierover opgemaakte proces-verbaal is onder meer het volgende gerelateerd:
Voornaam: [voornaam] . Achternaam: [slachtoffer 2] . Geboortedatum: [2007] .(…)
A: Hij sloeg ons met een riem. Mijn moeder en alle kinderen. Hij haalde deze riem uit zijn broek. Gewoon een leren riem. Meestal met de riem van zijn riem. Hij sloeg ons meestal op de benen of de handen. Hij sloeg ons ook met een lepel met minigaatjes er in. Ik denk dat de lepel van plastic is, want hij ging best vaak kapot. Hierna pakte hij een ander voorwerp uit de keuken. Hij sloeg ons heel hard. Hierna zag ik op mijn armen of benen blauwe plekken. Hij sloeg mij meestal met een lepel uit de lade.
V: Hoe vaak sloeg hij jullie?
A: Heel vaak. Hij is ook wel eens maanden gestopt en daarna weer heel vaak wel. Soms elke dag.
V: Wie sloeg hij jullie allemaal?
A: [slachtoffer 4] werd niet zo vaak geslagen, de rest wel.(…)
V: Volgens jouw broertjes ben je ook wel eens aan je haren door de kamer heen getrokken.
A: Ja. Hij heeft één keer wel eens mij aan mijn haren gepakt en met mijn haar en hoofd in de wc-pot gestopt.(…)
A: Mijn vader heeft mij ook wel eens gestampt. Ik bedoel hiermee trappen op mij. Dit was dan op mijn rug. (…) Dit deed pijn.
V: Moest jij jouw moeder wel eens slaan in opdracht van jouw vader?
A: Ja, we moesten het van hem doen. Dan deed ik dan heel zacht want ik wilde het niet. Mijn vader zei dan dat ik harder moest slaan. (…) Ik sloeg haar overal op haar lichaam. Dit gebeurde heel vaak.
V: Jouw broertjes hebben het met ons over poep gehad.
A: Mijn broertjes moesten plassen en poepen. En zij moest dat drinken en eten. Ik heb één keer in een beker geplast. De beker moest ik in de badkamer neerzetten. (…) Volgens mij zei mijn vader dat mijn moeder die beker moest opdrinken. Later zei mijn vader dat mijn moeder het zelf wilde. Ik heb gevraagd aan mij moeder of zij het wilde. Mijn moeder zei toen dat ze werd gedwongen door mijn vader.
[slachtoffer 5] , een van de kinderen van aangeefster en verdachte, is in juli 2020 in een studio verhoord. In het hierover opgemaakte proces-verbaal is onder meer het volgende gerelateerd:
[slachtoffer 5] , geboren op [2015] .Hoe was het toen je woonde met papa en mama?
A: Apa (papa) heeft ama (mama) geslagen. (…) Ook gestampt.
V: Jij hebt mij verteld dat Appa ama ging slaan. Dat die ging stompen. En dat die
A: Ging duwen.
O: [slachtoffer 5] gaat staan en maakt met zijn handen en lichaam een duwende beweging voorwaarts. Zo duwen naar buiten. (…)
V: Want heb jij dat zelf
gezien?
A: Ja.
In een geneeskundige verklaring is over letsel aan het bovenbeen van aangeefster onder meer het volgende opgenomen:
Aangemaakt: 25-05-2020.Open wond in rechterbovenbeen ontstaan, rondom de lies, veel bloedverlies.
Forensisch arts B.F.L. Oude Grotebevelsborg heeft onderzoek gedaan naar het letsel aan de lies van aangeefster. Hij heeft in zijn NFI-rapport van 13 november 2020 onder meer het volgende verklaard:
-
- Bevindt het letsel zich in de buurt van een slagader?
Ja. Het letsel bevond zich enkele centimeters onder de liesplooi, eveneens ongeveer in het midden aan de voorzijde van het bovenbeen.
- Wat is de gevaarsetting van het steken met een scherp voorwerp in de lies?
Door steken met een scherp voorwerp in de lies kan beschadiging van de bovenbeen-ader of —slagader worden opgelopen. Hierbij kan, indien niet tijdig adequaat medisch wordt ingegrepen, bijvoorbeeld door afdrukken van het bloedvat, levensbedreigend bloedverlies optreden.
Uit letselonderzoek door de GGD is onder meer het volgende gebleken:
Naam: [slachtoffer 1] . Datum onderzoek: 08-06-2020.(…) Lichaamsdeel: buik. Beschrijving: Op de rechterzijde van de onderbuik een donkerverkleuring van de huid, over een oppervlakte van ongeveer 9 bij 11cm, verlopend van onder de navel tot boven de schaamstreek. Toelichting: Deze huidbeschadiging kan passen bij thermisch letsel van een tot meerdere weken oud.Lichaamsdeel: borst. Beschrijving: voorzijde van de linkerborst (…). Past de gemelde toedracht bij het letsel : zeer goed. (…) Deze huidbeschadiging kan passen bij thermisch letsel van een tot meerdere weken oud.(…) Lichaamsdeel: borst. Beschrijving: op de rechterborst (…). Past de gemelde toedracht bij het letsel: goed. (…) Deze huidbeschadiging kan passen bij thermisch letsel van een tot meerdere weken oud.
In een GOM-rapport van de Raad voor de Kinderbescherming d.d. 2 december 2020 is door rapporteur A. de Boer onder meer het volgende gerelateerd:
De RvdK signaleert schade bij de oudste drie kinderen als gevolg van (…) blootstelling aan zeer ernstig oplopend huiselijk geweld.(…) De verwerking van veronderstelde trauma’s en betekenis van alles wat de kinderen geleerd hebben en nu wordt bijgesteld, vergt hulp van behandeling van Psychotraumacentrum.
De hiervoor weergegeven bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben niet betrekking op alle feiten, maar op één of meerdere feiten.
Betrouwbaarheid verklaringen kinderen en aangeefster
De drie oudste kinderen hebben in hun tweede studioverhoren afwijkende verklaringen afgelegd ten opzichte van hun eerste studioverhoren. In de eerste studioverhoren hebben de kinderen niet verklaard over huiselijk geweld dat hen is aangedaan of waarvan zij getuige zijn geweest. Enkele maanden later, toen zij opnieuw zijn verhoord, hebben de kinderen hierover wel uitgebreide, belastende verklaringen afgelegd.
Deskundige dr. F.H. Poletiek heeft de betrouwbaarheid van de verklaringen van de kinderen onderzocht. In haar rapport van 17 april 2021 en ter terechtzitting op 19 april 2021 heeft zij gemotiveerd uiteengezet waarom zij de belastende verklaringen van de kinderen betrouwbaar acht. Poletiek heeft enkele mogelijke oorzaken gegeven voor de discrepanties in de verklaringen tussen de studioverhoren van de kinderen. Zij overweegt ten eerste dat de kinderen in hun eerste verhoor bij de politie niet zijn bevraagd over hun eigen slachtofferschap van het huiselijk geweld. Ten tweede overweegt zij dat de angst die de kinderen tijdens het eerste verhoor hadden voor hun vader hen kan hebben weerhouden van het belastend verklaren. Jarenlang heeft verdachte de kinderen opgelegd om niet over het veelvormige huiselijk geweld te praten. Na de eerste verhoren zijn de kinderen in een andere omgeving terechtgekomen waar zij, bij afwezigheid van hun vader en waarschijnlijk aangemoedigd door hun moeder, oom en oma, hun spreekverbod hebben overwonnen. Poletiek merkt op dat de meeste verklaarde incidenten consistent tussen de kinderen en consistent met de oorspronkelijke verklaringen van moeder worden beschreven.
De verdediging heeft betoogd dat de kinderen niet uit eigen herinnering hebben verklaard, maar dat hun verklaringen (in)direct afkomstig zijn van aangeefster en andere familieleden, waardoor niet is uit te sluiten dat sprake is van ‘collaboratieve verhaalvertelling’. Ter terechtzitting heeft Poletiek op vragen van de voorzitter hierover verklaard dat zij in haar beoordeling van de betrouwbaarheid van de verklaringen heeft meegewogen dat in de tijd tussen de studioverhoren waarschijnlijk met de kinderen is gepraat over de gebeurtenissen. Dit heeft ertoe geleid dat zij heeft geconcludeerd dat de verklaringen van de kinderen niet in grote, maar in aanzienlijke mate steun geven aan het scenario dat zowel aangeefster als de kinderen zijn mishandeld. Poletiek heeft verklaard dat indien sprake zou zijn van collaboratieve verhaalvertelling, de verklaringen van de kinderen er anders zouden hebben uitgezien. De wijze waarop en de mate waarin de kinderen details geven sterkt haar in de overtuiging dat het hier gaat om eigen waarnemingen van de kinderen. Indien voor hen een verhaal zou zijn geconstrueerd zouden de kinderen niet hebben verklaard dat zij details en tijdstippen van het huiselijk geweld zijn vergeten, maar zouden zij dit juist hebben ingekleurd met wat aan hen was verteld. Dat waarschijnlijk door de moeder, de oom en de oma van de kinderen met de kinderen is gepraat over het huiselijke geweld betekent niet dat de kinderen niet uit eigen herinnering hebben verklaard.
De rechtbank is gelet op het voorgaande van oordeel dat de verklaringen van de kinderen betrouwbaar zijn. Zij gebruikt deze dan ook voor het bewijs.
Ten aanzien van de betrouwbaarheid van de verklaringen van aangeefster overweegt de rechtbank dat haar verklaringen ten aanzien van de ten laste gelegde feiten worden ondersteund door vele letselfoto’s- en beschrijvingen, en de verklaringen van haar kinderen. Gelet op de duur waarin de feiten hebben plaatsgevonden is het niet vreemd dat aangeefster zich exacte tijdstippen en gedragingen niet herinnert. Dat aangeefster in haar eerste verhoor heeft verklaard dat haar kinderen niet door verdachte werden mishandeld en daar later op is teruggekomen maakt haar verklaringen ook niet zonder meer onbetrouwbaar. Aangeefster heeft hiervoor een geloofwaardige verklaring gegeven, namelijk dat zij bij het doen van de aangifte bang was dat haar kinderen haar zouden worden ontnomen indien zij zou toegeven dat deze jarenlang zijn mishandeld.
De rechtbank acht de verklaringen van aangeefster gelet op het voorgaande betrouwbaar en gebruikt ook deze voor het bewijs.
Poging doodslag
Voor een bewezenverklaring van het onder feit 1 primair ten laste gelegde dient vast komen te staan dat verdachte opzet had om aangeefster te doden door haar met een mes in haar bovenbeen te steken.
De ondergrens van een bewezenverklaring van opzet is het zogeheten voorwaardelijke opzet. Hiervan is sprake indien verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat aangeefster door zijn handelen zou komen te overlijden. De beantwoording van de vraag of een gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Daarbij komt betekenis toe aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Het zal in alle gevallen moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk (reëel en niet onwaarschijnlijk) is te achten.
Uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte aangeefster met een mes in haar bovenbeen, rondom de lies en dicht bij een slagader heeft gestoken. Uit het rapport van de forensisch arts B.F.L. Oude Grotebevelsborg volgt dat door een dergelijk steken levensbedreigend bloedverlies kan optreden indien niet tijdig medisch wordt ingegrepen. De gedraging van verdachte riep naar het oordeel van de rechtbank dan ook de reële en niet onwaarschijnlijke kans in het leven dat aangeefster daardoor zou komen te overlijden. Verdachte was zich bewust van deze kans. Hij heeft immers tegen [slachtoffer 3] gezegd dat hij expres daar had gestoken omdat hij wist dat daar een bloedlijn (de rechtbank begrijpt slagader) liep en als je daar geprikt of gesneden wordt ga je dood. De rechtbank is van oordeel dat deze gedraging van verdachte naar zijn uiterlijke verschijningsvorm kan worden aangemerkt als zozeer op het doden van aangeefster gericht te zijn dat het, behoudens aanwijzingen voor het tegendeel, niet anders kan zijn geweest dan dat verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans op dat gevolg heeft aanvaard. Van dergelijke aanwijzingen voor het tegendeel is niet gebleken. Het enkele feit dat verdachte na het steken van aangeefster met haar naar de huisartsenpost is gegaan en heeft geprobeerd het bloeden te stelpen doet aan dit oordeel niet af. Door op die plek te steken liep verdachte immers het risico dat het stelpen niet afdoende was geweest en hulp niet tijdig kon worden ingeschakeld. Het onder zaak 1 feit 1 primair ten laste gelegde is wettig en overtuigend bewezen.
Toebrengen zwaar lichamelijk letsel
Uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte heet water over (delen van) het lichaam van aangeefster heeft gegooid/gegoten. Ook staat vast dat aangeefster daardoor thermisch letsel (brandwonden) heeft opgelopen op onder meer haar borsten. Over de vraag of dit letsel is aan te merken als zwaar lichamelijk letsel overweegt de rechtbank het volgende.
Artikel 82 Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) geeft een opsomming van de gevallen die als zwaar lichamelijk letsel moeten worden aangemerkt. Die bepaling laat de rechter evenwel de vrijheid om ook buiten die gevallen het lichamelijk letsel als zwaar te beschouwen indien dat voldoende belangrijk is om naar gewoon spraakgebruik als zodanig te worden aangeduid (zie HR 14 februari 2006, LJN AU8055). Daarbij wegen factoren mee als de aard van het letsel, de noodzaak en aard van het medisch ingrijpen en het uitzicht op (volledig) herstel.
Aangeefster heeft brandwonden opgelopen waarvoor niet medisch/operatief is ingegrepen. Van de littekens die aangeefster heeft opgelopen is op grond van het dossier niet met zekerheid vast te stellen dat deze nog steeds aanwezig zijn en/of blijvend van aard zijn. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de verwondingen van aangeefster niet als zwaar lichamelijk letsel kunnen worden gekwalificeerd. Zij zal verdachte daarom vrijspreken van het onder zaak 1 feit 2 primair ten laste gelegde.
Poging toebrengen zwaar lichamelijk letsel
Voor een bewezenverklaring van de onder zaak 1 feit 2 subsidiair ten laste gelegde poging tot zware mishandeling dient komen vast te staan dat verdachte (voorwaardelijk) opzet had op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel bij aangeefster.
Verdachte heeft meermaals heet water over (delen van) het lichaam van aangeefster gegooid en/of gegoten. Het is een feit van algemene bekendheid dat kokend water zware brandwonden en blijvend letsel kan veroorzaken. De rechtbank is daarom van oordeel dat door het handelen van verdachte een aanmerkelijke kans op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel in het leven werd geroepen. Verdachte moet zich hiervan bewust zijn geweest. De rechtbank is van oordeel dat de gedragingen van verdachte naar hun uiterlijke verschijningsvorm kunnen worden aangemerkt als zozeer op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel te zijn gericht dat het, behoudens aanwijzingen voor het tegendeel, niet anders kan zijn geweest dan dat verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans op dat gevolg heeft aanvaard. Van dergelijke aanwijzingen voor het tegendeel is de rechtbank niet gebleken. Zij acht het onder zaak 1 feit 2 subsidiair ten laste gelegde dan ook wettig en overtuigend bewezen.
Benadeling van de gezondheid
Over de vraag of de kinderen in hun gezondheid zijn benadeeld ten gevolge van het onder zaak 1 feit 3 ten laste gelegde overweegt de rechtbank het volgende.
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat de kinderen de mishandeling, vernedering en kleinering van hun moeder hebben gezien en daar zelfs aan hebben moeten deelnemen. Voor psychische mishandeling of emotionele verwaarlozing van kinderen hanteert het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum (WODC) de volgende definitie: aanhoudende of extreme frustratie van elementaire emotionele behoeften van het kind, waaronder ongevoeligheid van de ouders met betrekking tot het ontwikkelingsniveau van het kind alsmede het uiten van bedreigingen (zonder verwondingen). Onder psychische mishandeling of emotionele verwaarlozing valt ook het getuige zijn van het kind van geweld tussen de ouders of een van de ouders en zijn/haar (ex-)partner.De Jeugdwet en de Wet Maatschappelijke Ondersteuning 2015 definiëren kindermishandeling als: elke vorm van voor een minderjarige bedreigende of gewelddadige interactie van fysieke, psychische of seksuele aard, die de ouders of andere personen ten opzichte van wie de minderjarige in een relatie van afhankelijkheid of van onvrijheid staat, actief of passief opdringen, waardoor ernstige schade wordt berokkend of dreigt te worden berokkend aan de minderjarige in de vorm van fysiek of psychisch letsel. Vormen hiervan zijn lichamelijke mishandeling, lichamelijke verwaarlozing,
psychische mishandeling, psychische verwaarlozing, seksueel misbruik en getuige zijn van geweld in het gezin.
De rechtbank leidt uit het voorgaande af dat het getuige zijn van huiselijk geweld is te kwalificeren als psychische mishandeling. De vraag die de rechtbank vervolgens moet beantwoorden is of psychische mishandeling kan worden aangemerkt als mishandeling in de zin van artikel 300 Sr. De rechtbank is van oordeel dat dit het geval is.
Hoewel in de wetsgeschiedenis van artikel 300 Sr niet wordt gesproken over de geestelijke gezondheid, sluit de tekst van artikel 300 Sr dit ook niet uit. De in het vierde lid van artikel 300 Sr genoemde gelijkstelling van mishandeling met benadeling van de gezondheid biedt aanknopingspunten voor strafbaarheid van niet alleen het veroorzaken van lichamelijke pijn, letsel of onlust, maar ook voor mishandelingen van psychische aard. De rechtbank verwijst in dat verband ook naar het antwoord van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 1 september 2020 op Kamervragen over psychische mishandeling waarin hij op vragen over de strafrechtelijke aanpak van psychische mishandeling wijst op artikel 300 Sr.De rechtbank is van oordeel dat niet iedere kleinerende of denigrerende handeling of opmerking als mishandeling in de zin van artikel 300 Sr kan worden aangemerkt. Het komt aan op de omstandigheden van het geval, waaronder de aard van de gedraging(en) van verdachte en de omstandigheden waaronder deze is/zijn verricht.
In onderhavig geval zijn vier opgroeiende kinderen vanaf 2018 gedurende meer dan drie jaren getuige geweest van zeer ernstig, veelvormig huiselijk geweld. Verdachte heeft de moeder van de kinderen in hun bijzijn mishandeld, vernederd, gekleineerd, uitgescholden en bedreigd als hierboven bewezen verklaard. Uit het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming d.d. 2 december 2020 volgt dat ten gevolge hiervan de drie oudste kinderen schade hebben opgelopen. Om de veronderstelde trauma’s te verwerken hebben zij hulp en behandeling nodig van het Psychotraumacentrum. De rechtbank is van oordeel dat onder deze omstandigheden niet anders kan worden gezegd dan dat de drie oudste kinderen door de psychische mishandeling die hen is aangedaan in hun gezondheid zijn benadeeld. Dat geldt niet voor het jongste kind, nu de Raad voor de Kinderbescherming heeft geconcludeerd dat er bij hem geen opvallende signalen meer zijn nadat hij in de afgelopen maanden een consequente opvoeding heeft gehad.
Gelet op de omvang, duur en aard van de gedragingen van verdachte jegens aangeefster in het bijzijn van zijn kinderen, bestond er een aanmerkelijke kans op de benadeling van de (psychische) gezondheid van de kinderen. Verdachte moet zich hiervan bewust zijn geweest. Door desalniettemin te handelen als hij heeft gedaan heeft verdachte genoemde aanmerkelijke kans bewust aanvaard.
De rechtbank acht gelet op het voorgaande ook het onder zaak 1 feit 3 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.