In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 4 mei 2021 uitspraak gedaan in een verzoekschriftprocedure tussen [verzoekster] B.V. en [verweerster]. De zaak betreft een voorwaardelijk verzoek van de werkgever, [verzoekster] B.V., tot veroordeling van de werknemer, [verweerster], tot betaling van een gefixeerde schadevergoeding wegens een onregelmatige opzegging van de arbeidsovereenkomst. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de werkgever heeft ingestemd met de eerdere beëindiging van de arbeidsovereenkomst, waardoor er geen sprake is van een onregelmatige opzegging. Het verzoek van de werkgever tot toekenning van een schadevergoeding is dan ook afgewezen.
De procedure is gestart naar aanleiding van een eerdere uitspraak in een dagvaardingsprocedure, waarin de vordering van [verzoekster] B.V. in reconventie is gesplitst. De mondelinge behandeling vond plaats via Skype op 11 maart 2021, waarbij beide partijen vertegenwoordigd waren door hun gemachtigden. De kantonrechter heeft in zijn beoordeling verwezen naar de eerdere uitspraak en de relevante cao-bepalingen met betrekking tot de opzegtermijn. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de werknemer niet tijdig heeft opgezegd, wat heeft geleid tot de afwijzing van het verzoek om schadevergoeding.
De beslissing van de kantonrechter houdt in dat het verzoek tot veroordeling van de werknemer tot betaling van de gefixeerde schadevergoeding wordt afgewezen en dat de proceskosten worden gecompenseerd, waarbij iedere partij zijn eigen kosten draagt. De beschikking is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.