ECLI:NL:RBMNE:2021:1784

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
4 mei 2021
Publicatiedatum
30 april 2021
Zaaknummer
9169829
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot veroordeling werknemer tot betaling gefixeerde schadevergoeding wegens onregelmatige opzegging arbeidsovereenkomst

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 4 mei 2021 uitspraak gedaan in een verzoekschriftprocedure tussen [verzoekster] B.V. en [verweerster]. De zaak betreft een voorwaardelijk verzoek van de werkgever, [verzoekster] B.V., tot veroordeling van de werknemer, [verweerster], tot betaling van een gefixeerde schadevergoeding wegens een onregelmatige opzegging van de arbeidsovereenkomst. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de werkgever heeft ingestemd met de eerdere beëindiging van de arbeidsovereenkomst, waardoor er geen sprake is van een onregelmatige opzegging. Het verzoek van de werkgever tot toekenning van een schadevergoeding is dan ook afgewezen.

De procedure is gestart naar aanleiding van een eerdere uitspraak in een dagvaardingsprocedure, waarin de vordering van [verzoekster] B.V. in reconventie is gesplitst. De mondelinge behandeling vond plaats via Skype op 11 maart 2021, waarbij beide partijen vertegenwoordigd waren door hun gemachtigden. De kantonrechter heeft in zijn beoordeling verwezen naar de eerdere uitspraak en de relevante cao-bepalingen met betrekking tot de opzegtermijn. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de werknemer niet tijdig heeft opgezegd, wat heeft geleid tot de afwijzing van het verzoek om schadevergoeding.

De beslissing van de kantonrechter houdt in dat het verzoek tot veroordeling van de werknemer tot betaling van de gefixeerde schadevergoeding wordt afgewezen en dat de proceskosten worden gecompenseerd, waarbij iedere partij zijn eigen kosten draagt. De beschikking is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Utrecht
zaaknummer: 9169829 UE VERZ 21-127 MJS/1546
Beschikking van 4 mei 2021
inzake
de besloten vennootschap
[verzoekster] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
verder ook te noemen [verzoekster] BV,
verzoekende partij,
gemachtigde: mr. J.Th. Schravenmade,
tegen:
[verweerster],
wonende te [woonplaats] ,
verder ook te noemen [verweerster] ,
verwerende partij,
gemachtigde: mr. M. Gerritsen.

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • Het vonnis van heden, 4 mei 2021, gewezen tussen partijen met zaaknummer 8890146 UC EXPL 20-9774 waarin een vordering van [verzoekster] BV in reconventie is gesplitst en is bepaald dat de procedure voor die vordering moet worden voortgezet volgens de regels die gelden voor de verzoekschriftprocedure;
  • De als verzoekschrift aangemerkte conclusie van eis in reconventie in die zaak
  • De als verweerschrift aangemerkte conclusie van antwoord in reconventie in die zaak
  • De mondelinge behandeling heeft via skype plaatsgevonden op 11 maart 2021. [verzoekster] BV heeft deelgenomen met zijn partner, bijgestaan door zijn gemachtigde. [verweerster] heeft zich laten vertegenwoordigen door [A] , bedrijfsleider bij [verweerster] , bijgestaan door haar gemachtigde. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat op de zitting is besproken. Aan het einde van de zitting is uitspraak bepaald.

2.De feiten

2.1.
Voor de feiten verwijst de kantonrechter naar onderdeel 2 van het heden onder zaaknummer 8890146 UC EXPL 20-9774 tussen partijen gewezen vonnis.

3.Het geschil en de beoordeling daarvan

3.1.
[verzoekster] BV vordert voorwaardelijk [verweerster] te veroordelen tot betaling van de gefixeerde schadevergoeding wegens onregelmatige opzegging van de arbeidsovereenkomst. De kantonrechter verwijst naar en neemt over hetgeen in het heden tussen partijen gewezen vonnis (zaaknummer 8890146, de dagvaardingsprocedure) is overwogen in 4.16 en 4.17. Aan de voorwaarde voor het instellen van de vordering is voldaan. De vordering is door de beslissing van de kantonrechter afgesplitst van de dagvaardingsprocedure en zal thans volgens de regels van de verzoekschriftprocedure worden beoordeeld.
3.2.
Omdat [verweerster] salaris ontving per vier weken, volgt uit artikel 16 van de cao dat opgezegd moet worden tegen het einde van de vierwekenperiode. Vaststaat dat [verweerster] pas na aanvang van loonperiode 1, die is ingegaan op 30 december 2019, heeft opgezegd. Tussen partijen is niet in geschil dat de opzegtermijn doorliep tot de start van periode 3, op 24 februari 2020, zodat [verweerster] had moeten opzeggen tegen 23 februari 2020. [verweerster] heeft echter opgezegd, naar de kantonrechter begrijpt, tegen 31 januari 2020.
3.2.1.
De kantonrechter heeft in de gelijktijdig met deze zaak behandelde dagvaardingsprocedure uitspraak gedaan en in overweging 4.7.2 van dat vonnis geoordeeld dat [verzoekster] BV heeft ingestemd met de eerdere beëindiging van de arbeidsovereenkomst. Er is geen reden om in deze beschikking van een ander oordeel uit te gaan. Van een onregelmatige opzegging is dan geen sprake. Het verzoek tot toekenning van een vergoeding wegens onregelmatige opzegging van de arbeidsovereenkomst door [verweerster] zal worden afgewezen.
3.3.
De kantonrechter ziet in deze zaak redenen om de kosten te compenseren in die zin dat ieder van partijen de eigen kosten draagt. [verzoekster] BV zal nog wel door de griffier belast worden met het griffierecht.

4.De beslissing

De kantonrechter:
- wijst af het verzoek [verweerster] te veroordelen tot betaling van een gefixeerde schadevergoeding wegens onregelmatige opzegging van de arbeidsovereenkomst;
- compenseert de proceskosten in die zin, dat partijen de eigen kosten dragen;
Deze beschikking is gegeven door mr. M.J. Slootweg, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 4 mei 2021.