ECLI:NL:RBMNE:2021:1780

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
28 april 2021
Publicatiedatum
30 april 2021
Zaaknummer
8791121
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering werkgever tot schadevergoeding voor niet ingeleverde goederen en terugbetaling van opleidingskosten na einde dienstverband

In deze zaak vordert de werkgever, een uitzendonderneming, schadevergoeding van de gedaagde werknemer voor niet ingeleverde goederen en terugbetaling van opleidingskosten na het beëindigen van het dienstverband. De werknemer was van 9 september 2016 tot 4 september 2019 in dienst en had een aantal goederen in bruikleen, waaronder een auto, een laptop en gereedschap. Na afloop van het dienstverband heeft de werknemer de auto niet ingeleverd, wat leidde tot een vordering van de werkgever voor de kosten van het ophalen van de auto en de niet ingeleverde goederen. De werkgever vorderde in totaal € 4.285,09, inclusief rente en buitengerechtelijke kosten.

Tijdens de mondelinge behandeling op 11 februari 2021, die via Skype plaatsvond, hebben beide partijen hun standpunten toegelicht. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de werkgever niet voldoende heeft aangetoond dat de werknemer in verzuim was met betrekking tot de teruggave van de goederen. De kantonrechter oordeelde dat de werkgever niet had voldaan aan de vereisten voor het toekennen van vervangende schadevergoeding, omdat er geen schriftelijke ingebrekestelling was gedaan. De vordering tot schadevergoeding voor het niet inleveren van de auto en andere goederen werd afgewezen.

De kantonrechter heeft echter wel geoordeeld dat de werknemer tekortgeschoten was in de verplichting om studiematerialen in te leveren en heeft een bedrag van € 316,91 toegewezen voor niet-ingeleverde studiematerialen. Daarnaast is een bedrag van € 739,66 aan studiekosten toegewezen, wat resulteert in een totaalbedrag van € 1.056,57 dat de werknemer aan de werkgever moet betalen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum van dagvaarding. De proceskosten werden gecompenseerd, zodat elke partij de eigen kosten draagt. Het vonnis is uitgesproken op 28 april 2021.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Utrecht
zaaknummer: 8791121 UC EXPL 20-7901 SV/40160
Vonnis van 28 april 2021
inzake
de besloten vennootschap
[eiseres] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
verder ook te noemen: [eiseres] ,
eisende partij,
gemachtigde: Swier cs gerechtsdeurwaarders B.V.,
tegen:
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
verder ook te noemen: [gedaagde] ,
gedaagde partij,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding en het informatieformulier met bijlagen
- de conclusie van antwoord met bijlagen
- het proces-verbaal van de rolzitting op 7 oktober 2020
- de mondelinge behandeling op 11 februari 2021.
1.2.
De mondelinge behandeling op 11 februari 2021 heeft via skype plaatsgevonden. [eiseres] is hierbij verschenen door haar directeur [A] , bijgestaan door
mr. [B] en zijn kantoorgenote, [C] . [gedaagde] heeft zelf deelgenomen. De griffier heeft aantekeningen gemaakt. Aan het einde van de zitting is afgesproken dat partijen twee weken de tijd krijgen om te onderzoeken of zij een minnelijke regeling kunnen treffen. Beide partijen hebben de rechtbank na de zitting laten weten dat dit niet is gelukt. De kantonrechter heeft daarna bepaald dat uitspraak wordt gedaan.

2.De feiten

2.1.
[eiseres] is een uitzendonderneming. [gedaagde] , geboren op [geboortedatum] 1994, is vanaf 9 september 2016 tot 4 september 2019 in dienst geweest bij [eiseres] op basis van arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd. [gedaagde] was werkzaam als algemeen medewerker voor 38 uur per week. Het salaris bedroeg laatstelijk € 10,95 bruto per uur. Op de arbeidsovereenkomst is de NBBU-cao voor Uitzendkrachten van toepassing (de cao). Bij aanvang van het dienstverband, op 14 september 2016 hebben partijen een amortisatie-overeenkomst studiekosten (de studiekostenovereenkomst) gesloten voor de duur van 36 maanden. [gedaagde] heeft tijdens het dienstverband een veiligheidscertificaat behaald en opleidingen (eerste) monteur stroom installatie gevolgd aan het [.] , niveau 2 en niveau 3.
2.2.
Op 18 januari 2018 hebben partijen een gebruikersovereenkomst voor een bedrijfsauto (de gebruikersovereenkomst) gesloten, op grond waarvan [eiseres] aan [gedaagde] een auto ter beschikking heeft gesteld voor zakelijk gebruik.
2.3.
Na afloop van het dienstverband op 4 september 2019, heeft [gedaagde] de auto niet zelf ingeleverd bij [eiseres] . [eiseres] is daarna twee keer bij [gedaagde] geweest en heeft tijdens het tweede bezoek de auto meegenomen met een reservesleutel, omdat [gedaagde] op dat moment niet thuis was.
2.4.
[eiseres] heeft [gedaagde] op 16 september 2019 een overzicht gestuurd van de kosten die nog verrekend moeten worden, in totaal € 5.571,02. Dit betreft kosten voor gereedschap, het ophalen van de auto, een laptop, studiemateriaal en studiekosten. Na inhouding van een door [eiseres] nog te betalen bedrag heeft [eiseres] [gedaagde] op 9 oktober 2019 een eindafrekening voor € 3.737,53 gestuurd. [eiseres] heeft daarbij verwezen naar de salarisspecificaties van 11 september 2019 en 9 oktober 2019. [eiseres] heeft [gedaagde] verzocht dit bedrag voor 10 november 2019 te betalen. [gedaagde] heeft dit niet betaald.

3.Het geschil

3.1.
[eiseres] vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, de veroordeling van [gedaagde] om aan [eiseres] te voldoen € 4.285,09, bestaande uit € 3.737,53 aan hoofdsom, € 48,81 aan rente en € 498,75 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met de wettelijke rente over de hoofdsom vanaf datum dagvaarding tot de dag der algehele voldoening en met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.
3.2.
Ter onderbouwing van die vordering stelt [eiseres] dat [gedaagde] jegens haar toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van de tussen partijen gesloten overeenkomsten door haar in bruikleen gegeven goederen niet terug te geven, de lease-auto niet terug te brengen en de studiekosten niet terug te betalen. [eiseres] heeft [gedaagde] in de brief van 9 oktober 2019 verzocht het hiervoor nog verschuldigde bedrag van € 3.737,53 te betalen. [gedaagde] heeft dit bedrag, ondanks sommaties, niet betaald. [eiseres] maakt verder aanspraak op de wettelijke rente en de buitengerechtelijke kosten omdat [gedaagde] in verzuim is geraakt.
3.3.
[gedaagde] heeft verweer gevoerd.

4.De beoordeling

De hoofdsom

Ophalen auto en niet teruggebrachte goederen:
4.1.
[eiseres] stelt dat [gedaagde] de auto had moeten terugbrengen omdat dit is overeengekomen in de gebruikersovereenkomst. [eiseres] heeft de kosten voor het ophalen berekend op € 200,00, voor het vervangen van de autosleutel op € 250,00 en het vervangen van de tankpas op € 10,00. [eiseres] stelt verder dat [gedaagde] naast de auto een aantal in bruikleen gegeven goederen, namelijk een laptop, een boormachine en handgereedschap, ondanks verzoeken daartoe, niet heeft ingeleverd. [eiseres] vordert hiervoor een vergoeding van
€ 750,00 (laptop), € 615,00 (boormachine) en € 110,00 (handgereedschap). In totaal vordert [eiseres] voor het ophalen van de auto, de kosten van het vervangen van de autosleutel en de tankpas en de niet ingeleverde bedrijfsgoederen € 1.935,00.
4.2.
[gedaagde] heeft als verweer gevoerd dat hij niet van huis weg kon om de auto terug te brengen en dat hij niet wist dat er kosten aan verbonden waren als hij de auto niet zelf terug zou brengen. [gedaagde] heeft verder gesteld dat de autosleutel, de tankpas, de laptop, het handgereedschap en de boormachine, klaar liggen om geretourneerd te worden, maar dat dit wel goed geregeld moet worden.
4.3.
[eiseres] heeft tijdens de zitting meegedeeld dat haar vordering voor de goederen ziet op vervangende schadevergoeding, omdat zij de goederen niet meer nodig heeft en inmiddels heeft vervangen door nieuwe materialen.
4.4.
De kantonrechter stelt vast dat niet in geschil is dat [gedaagde] de goederen van [eiseres] in bruikleen had en na afloop van het dienstverband weer aan [eiseres] had moeten teruggeven. De auto is door [eiseres] teruggehaald, maar volgens haar ontbrak de bijbehorende tankpas en sleutel en [gedaagde] had de auto moeten brengen. [eiseres] heeft in deze procedure niet gevraagd om teruggave van de tankpas, autosleutel en de losse goederen, maar om een vervangende schadevergoeding voor het niet-inleveren van de goederen en het ophalen van de auto. Hiervoor is vereist dat [gedaagde] in verzuim is, wat kan blijken uit een schriftelijke ingebrekestelling, en dat [eiseres] aan [gedaagde] heeft meegedeeld dat zij niet meer om teruggave vraagt, maar om schadevergoeding, een zogeheten omzettingsverklaring. Dat aan deze vereisten is voldaan, is niet door [eiseres] gesteld. Uit de door [eiseres] overgelegde stukken blijkt evenmin dat [gedaagde] schriftelijk in gebreke is gesteld en ook niet dat [eiseres] aan [gedaagde] heeft meegedeeld dat zij in plaats van teruggave om schadevergoeding vraagt. [eiseres] heeft ook niet gesteld dat het verzuim van [gedaagde] is ingetreden. Uit de e-mail van [A] , de directeur van [eiseres] , van 16 september 2019 blijkt wel dat er nog kosten afgerekend moeten worden, maar daarbij wordt ook vermeld dat de kosten van het gereedschap, laptop en de autosleutel, na het inleveren van deze zaken, hierop in mindering gebracht worden. Deze mededeling kan niet aangemerkt worden als een omzettingsverklaring omdat daarin nog steeds de mogelijkheid tot teruggave wordt genoemd. De kantonrechter is daarom van oordeel dat [eiseres] niet heeft onderbouwd dat haar vordering voldoet aan de voorwaarden voor het toekennen van vervangende schadevergoeding.
4.5.
Wat hiervoor is overwogen over het verzuim van [gedaagde] , geldt ook voor de vordering van [eiseres] tot vergoeding van gevolgschade (artikel 6:74 BW). Omdat [eiseres] [gedaagde] niet in gebreke heeft gesteld en een termijn heeft gegeven om de goederen terug te geven, wordt niet voldaan aan de voorwaarden voor de aanspraak op schadevergoeding wegens toerekenbare niet-nakoming van de overeenkomsten. De kantonrechter komt daarmee niet toe aan het verweer van [gedaagde] , dat sprake was van overmacht waardoor [gedaagde] niet in staat was de goederen terug te geven. Overtuigend was zijn verweer overigens geenszins. [gedaagde] heeft ter zitting wel verteld dat zijn vrouw ziek was, maar niet is gebleken dat hij daardoor de goederen niet kon (laten) terugbrengen. Uit het voorgaande volgt dat vanwege het ontbreken van verzuim niet wordt voldaan aan de voorwaarden voor het toewijzen van gevolgschade als gevolg van het niet-inleveren van de auto en de overige goederen. Dit betekent dat de hiervoor gevorderde schadevergoeding zal worden afgewezen.
Autoreiniging:
4.6.
[eiseres] heeft gesteld dat de auto vies is ingeleverd en vordert op grond van artikel 6.5 van de gebruikersovereenkomst en op grond van de verplichting zich als goed werknemer te gedragen, € 85,00 voor reinigingskosten. [gedaagde] heeft betwist dat de auto vies was op het moment van ophalen.
4.7.
De kantonrechter overweegt hierover dat gelet op artikel 7:661 Burgerlijk Wetboek (BW) [gedaagde] in dit geval – het uitsluitend zakelijk gebruik van de auto tijdens het werk -alleen aansprakelijk kan zijn voor schade, voor zover die schade het gevolg is van opzet of bewuste roekeloosheid. Dit is door [eiseres] niet gesteld en is ook niet gebleken. Hooguit is sprake van geweest van laksigheid door [gedaagde] . Gelet hierop is de kantonrechter van oordeel dat [gedaagde] niet aansprakelijk is voor de reinigingskosten. Het hiervoor gevorderde bedrag van € 85,00 is daarom niet toewijsbaar.
Studiemateriaal:
4.8.
[eiseres] stelt dat [gedaagde] niet alle materialen voor de afgelegde proeve van bekwaamheid heeft ingeleverd. [eiseres] verwijst daarbij naar het overzicht op de factuur van de [bedrijfsnaam] . In totaal vordert [eiseres] € 316,91 aan vergoeding voor niet ingeleverde studiematerialen. [gedaagde] betwist dat hij niet alle materialen van [eiseres] voor de proeve van bekwaamheid heeft ingeleverd en stelt dat hij deze materialen bij [D (voornaam)] heeft ingeleverd, die daarvoor akkoord heeft gegeven. [eiseres] heeft tijdens de zitting verklaard dat zij dit bij [D (voornaam)] , destijds werkzaam bij [eiseres] als bedrijfsleider, heeft nagevraagd. Volgens [eiseres] heeft [D (voornaam)] hierover verteld dat hij na het inleveren van de materialen door [gedaagde] , aan hem heeft laten weten dat het niet compleet was. De kantonrechter overweegt hierover dat nu [gedaagde] stelt dat hij alle geleende materialen voor de proeve van bekwaamheid heeft ingeleverd, hij dit moet bewijzen. [gedaagde] heeft hiervoor geen bewijsstukken ingediend en hij heeft ook niet aangeboden om hiervoor nog bewijs te leveren. De kantonrechter is daarom van oordeel dat in dit geding niet is komen vast te staan dat [gedaagde] alle materialen voor de proeve heeft ingeleverd. [gedaagde] is dus tekort geschoten in zijn verplichting die materialen bij [eiseres] in te leveren. Nu uit het verweer van [gedaagde] volgt dat hij ook niet meer in staat is de materialen terug te leveren, is er bij dit onderdeel wel sprake van verzuim. [gedaagde] heeft de hoogte van de kosten van de niet-ingeleverde materialen verder niet betwist. De kantonrechter komt daarom tot de conclusie dat het gevorderde bedrag van
€ 316,91 voor niet-ingeleverde studiematerialen, moet worden toegewezen.
Studiekosten:
4.9.
[eiseres] vordert op grond van de tussen partijen afgesloten studiekostenovereenkomst vergoeding van een deel van de kosten die zij heeft betaald voor opleidingen die [gedaagde] heeft gevolgd tijdens het dienstverband. Dit betreft de studie voor het VCA-certificaat, van
€ 199,50 en de studie E1MSI voor € 3.036,52. Op grond van de studiekostenovereenkomst vervalt een jaar na het behalen van een diploma 1/3 van de hiervoor gemaakte studiekosten. [eiseres] stelt dat [gedaagde] heeft geweigerd de behaalde diploma’s toe te sturen, zodat zij geen toepassing kon geven aan deze aftrekregeling.
VCA certificaat
4.10.
[gedaagde] betwist dat de kosten voor het VCA-certificaat, een veiligheidscertificaat, ook onder de studiekostenovereenkomst vallen.
4.11.
Ter zitting heeft [eiseres] bevestigd dat het VCA-certificaat een veiligheidscertificaat is en nodig is in haar bedrijf. [eiseres] heeft er daarbij op gewezen dat zij bij indiensttreding van [gedaagde] dacht dat het VCA-certificaat dat [gedaagde] op school had behaald, geldig was voor het bedrijf, maar dit bleek niet het geval. Het certificaat is tien jaar geldig. [eiseres] belast deze kosten daarom door aan [gedaagde] . De kantonrechter overweegt hierover dat het VCA-certificaat nodig is om het werk (veilig) te kunnen doen zodat deze studie daarom niet is aan te merken als een studie als bedoeld in de studiekostenovereenkomst die (gedeeltelijk) terugbetaald moet worden. Het gaat hier om een certificaat dat nodig is voor het werk van [gedaagde] voor [eiseres] . [eiseres] heeft niet aangevoerd waarom de omstandigheid dat [gedaagde] na indiensttreding niet over een geldig veiligheidscertificaat bleek te beschikken voor rekening van [gedaagde] moet komen. Zij heeft besloten [gedaagde] dit certificaat te laten halen zodat hij zijn werk voor [eiseres] kan doen. De kosten verbonden aan het halen van dat certificaat behoren dan tot de bedrijfskosten van de werkgever. De geldigheidsduur van tien jaar van het behaalde certificaat is een voordeel voor een toekomstige nieuwe werkgever, maar dat maakt het voorgaande niet anders. Daar komt bij dat [eiseres] tijdens de duur van het dienstverband van drie jaar ook voordeel heeft gehad van het behaalde certificaat. De gevorderde kosten voor het VCA-certificaat (€ 199,50) zullen daarom worden afgewezen.
[.] -opleiding
4.12.
De kantonrechter stelt verder vast dat partijen het erover eens zijn dat de opleidingen die [gedaagde] tijdens het dienstverband aan het [.] heeft gevolgd, onder de studiekostenovereenkomst vallen. In de studiekostenovereenkomst is bepaald dat [eiseres] de werknemer een studiekostenvergoeding toekent die wordt beschouwd als schuld aan [eiseres] . De overeenkomst gaat in vanaf de datum van ondertekening of de aanvangsdatum van de toegekende studie. De studiekosten worden afgeschreven met 1/3 deel per verstreken jaar na de datum van ondertekening van het diploma.
4.13.
[eiseres] vordert hiervoor € 3.036,52, zonder enige onderbouwing te geven. Zij benoemt niet de opleiding(en) waarvoor deze kosten zijn gemaakt en de datum waarop de diploma’s zijn behaald. [gedaagde] stelt dat [eiseres] voor hem een scholingsvoucher van € 500,00 heeft ontvangen, die moet worden afgetrokken van het terug te betalen opleidingsbudget. [gedaagde] stelt verder dat de studiekosten (het collegegeld) voor de door hem gevolgde [.] -opleidingen in totaal € 1.238,88 bedragen. [gedaagde] heeft dit bedrag als volgt berekend:
€ 236,00, 33% voor leerjaar 2016, niveau 2; € 573,00, 100% voor leerjaar 2017 en € 588,00, 100% voor leerjaar 2018, niveau 3. [gedaagde] heeft een kopie van zijn diploma Installeren (Monteur elektrotechnische Installaties (MSI)), niveau 2, dat is ondertekend op 21 juni 2017, overgelegd. Verder stelt [gedaagde] dat hij niveau 2 in 2018 heeft behaald, waardoor [eiseres] in september 2020 nog maar 1/3 van de kosten mag claimen. [gedaagde] verwijt [eiseres] dat zij nalaat de facturen van de opleidingskosten te verstrekken.
4.14.
[eiseres] heeft naar aanleiding van het door [gedaagde] overgelegde diploma van 21 juni 2017 tijdens de zitting bevestigd dat van de opleiding niveau 2 nog maar 1/3 betaald hoeft te worden. [eiseres] heeft in de dagvaarding niet vermeld wat de kosten van de [.] -opleidingen zijn en heeft haar vordering ook anderszins niet gespecificeerd. [eiseres] heeft aangeboden de facturen op te sturen, maar de kantonrechter is van oordeel dat het op de weg van [eiseres] ligt om haar vordering bij de dagvaarding al deugdelijk te specificeren en te onderbouwen. [eiseres] heeft de kosten voor het diploma MSI dan ook onvoldoende onderbouwd. Nu [gedaagde] heeft erkend dat hij op grond van de studiekostenovereenkomst € 236 voor MSI, leerjaar niveau 2, op basis van 1/3 deel van de kosten, twee jaar na de diploma-datum, moet terugbetalen, zal de kantonrechter 1/3 x 236,- ofwel € 78,66, toewijzen.
4.15.
De kantonrechter stelt vast dat [eiseres] tijdens de zitting haar vordering van
€ 3.036,52 voor studiekosten aan het [.] heeft verminderd met € 500,00, in verband met een voor [gedaagde] aangevraagde scholingsvoucher voor de opleiding “Eerste monteur elektrotechnische installaties” die [eiseres] in januari 2018 heeft verzilverd. [eiseres] vordert nu dus nog € 2.536,02 aan studiekosten voor de gevolgde [.] -opleiding niveau 3. [gedaagde] heeft erkend dat hij voor niveau 3, leerjaar 2017 en 2018, nog € 573 en € 588, samen € 1.161 is verschuldigd. De kantonrechter zal dit bedrag aan studiekosten, verminderd met € 500 voucher, ofwel € 661,- daarom ook toewijzen. Voor het resterende deel van de gevorderde studiekosten, ontbreekt een deugdelijke onderbouwing. De kantonrechter overweegt hierbij dat [eiseres] als goed werkgever bij een langlopende betalingsverplichting een overzicht moet verstrekken van de bedragen die zij na afloop van het dienstverband terugvordert. Dit heeft zij niet gedaan.
Conclusie over de hoofdsom en de wettelijke rente
4.16.
De kantonrechter zal de vordering van [eiseres] gedeeltelijk toewijzen, tot een bedrag van € 316,91 aan niet-ingeleverde studiematerialen en (€ 78,66 + € 661 =) € 739,66 aan studiekosten, in totaal (€ 316,91 + € 739,66 =) € 1.056,57, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente van de datum van de dagvaarding, die op zichzelf niet bestreden is. De kantonrechter wijst de gevorderde verschenen rente over de periode tot de dagvaarding af, omdat niet gesteld of gebleken is dat [gedaagde] in verzuim is met het betalen van de hoofdsom.
Buitengerechtelijke incassokosten
4.17.
[eiseres] maakt aanspraak op de vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. Hierop is het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten van toepassing. Niet gesteld of gebleken is dat [gedaagde] in verzuim verkeerde op het moment dat [eiseres] de aanmaning als bedoeld in artikel 6:96 lid 6 BW verstuurde. Derhalve is niet aan de in deze bepaling gestelde vereisten voldaan, en zullen de buitengerechtelijke incassokosten worden afgewezen.
Proceskosten
4.18.
Nu beide partijen gedeeltelijk ongelijk krijgen, ziet de kantonrechter aanleiding om de proceskosten te compenseren, in die zin dat elke partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiseres] tegen bewijs van kwijting te betalen € 1.056,57, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 29 september 2020 tot de voldoening;
5.2.
compenseert de proceskosten in die zin dat elke partij de eigen kosten draagt;
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.J. Slootweg, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 28 april 2021.