ECLI:NL:RBMNE:2021:1770
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie in de ontnemingsvordering na vrijspraak van verdachte
Op 30 april 2021 heeft de Rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Utrecht, uitspraak gedaan in de ontnemingszaak met parketnummer 16/220119-19. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel behandeld. Tijdens de terechtzitting op 16 april 2021 heeft de officier van justitie, mr. J.R.F. Esbir Wildeman, gevorderd dat de verdachte integraal wordt vrijgesproken en verzocht om de ontnemingsvordering af te wijzen. De verdediging, vertegenwoordigd door mr. A. Boumanjal, heeft eveneens verzocht om niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie in de ontnemingsvordering, gezien de bepleite vrijspraak voor het tenlastegelegde feit.
De rechtbank heeft de verdachte op 30 april 2021 vrijgesproken van het feit waarop de ontnemingsvordering betrekking had. De rechtbank oordeelde dat er geen grondslag was voor de vordering, aangezien ontneming van geld alleen mogelijk is bij een strafrechtelijke veroordeling. Daarom heeft de rechtbank het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk verklaard in de ontnemingsvordering. Dit vonnis is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 30 april 2021, waarbij mr. J.W.B. Snijders Blok als voorzitter, samen met mrs. H.A. Gerritse en C. van de Lustgraaf, de rechters waren. Mr. Snijders Blok was buiten staat om het vonnis te ondertekenen.