ECLI:NL:RBMNE:2021:1768
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie in de ontnemingsvordering na vrijspraak van verdachte
In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 30 april 2021 uitspraak gedaan in een ontnemingsvordering tegen een verdachte die eerder was vrijgesproken in een strafzaak. De vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel werd behandeld tijdens de terechtzitting van 16 april 2021. De officier van justitie, mr. J.R.F. Esbir Wildeman, heeft verzocht om de verdachte integraal vrij te spreken en om de ontnemingsvordering af te wijzen. De verdediging, vertegenwoordigd door mr. A. Boumanjal, heeft eveneens verzocht om het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk te verklaren in de ontnemingsvordering, gezien de bepleite vrijspraak.
De rechtbank heeft de vordering beoordeeld en geconcludeerd dat er geen grondslag is voor de ontnemingsvordering, aangezien ontneming alleen mogelijk is bij een strafrechtelijke veroordeling. Aangezien de verdachte op 30 april 2021 was vrijgesproken van het tenlastegelegde feit, heeft de rechtbank het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk verklaard in de vordering tot ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel. Dit vonnis is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dezelfde datum, waarbij mr. J.W.B. Snijders Blok als voorzitter, samen met mrs. H.A. Gerritse en C. van de Lustgraaf, de uitspraak heeft gedaan.