ECLI:NL:RBMNE:2021:1766

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
30 april 2021
Publicatiedatum
30 april 2021
Zaaknummer
16/135937-19 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het in vereniging handelen in cocaïne in Amersfoort

Op 30 april 2021 heeft de Rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Utrecht, uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van het in vereniging handelen in cocaïne in de periode van 30 maart 2019 tot en met 4 juni 2019 in Amersfoort. De politie had simkaarten van harddrugsgebruikers ontvangen, die regelmatig aanbiedingen van drugs ontvingen. Door middel van pseudokopen kon de politie de verdachte identificeren als de verkoper van cocaïne. De verdachte heeft bekend cocaïne te hebben verkocht en werd herhaaldelijk herkend tijdens de pseudokopen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig was aan het handelen in cocaïne en legde een gevangenisstraf op van 46 dagen, gelijk aan de tijd die hij in voorarrest had doorgebracht. De rechtbank hield rekening met de positieve gedragsverandering van de verdachte sinds zijn aanhouding en de omstandigheid dat hij niet eerder voor een soortgelijk feit was veroordeeld. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de tenlastelegging die betrekking had op de periode voorafgaand aan de eerste pseudokoop, omdat er onvoldoende bewijs was.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/135937-19 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 30 april 2021
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1999] te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] te [woonplaats] ,
(hierna: verdachte).

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 6 december 2019 en 16 april 2021.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. J.R.F. Esbir Wildeman en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. S. de Korte, advocaat te Utrecht, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
in de periode van 15 december 2018 tot en met 4 juni 2019 te Amersfoort, samen met anderen, cocaïne heeft gedeald.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen, met dien verstande dat de pleegperiode bewezen kan worden van 30 maart 2019 tot en met 5 april 2019, zijnde de periode die door de pseudokopen wordt bestreken.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat verdachte bekent dat hij op 2 en 5 april 2019 cocaïne heeft verkocht. Met betrekking tot de pleegperiode heeft de raadsman aangevoerd dat de verklaring van getuige [getuige] onbetrouwbaar is en niet met andere bewijsmiddelen kan worden gestaafd, waardoor aan de hand van zijn verklaring de pleegperiode niet kan worden vastgesteld. Verder kan op basis van de historische verkeersgegevens van het telefoonnummer [telefoonnummer] niet worden geconcludeerd dat verdachte vanaf 6 november 2018 de gebruiker is geweest van dit telefoonnummer, noch dat verdachte aan de door de politie aangeduide harddrugsgebruikers daadwerkelijk drugs heeft geleverd. Ten slotte is uit de opgeslagen gesprekken niet af te leiden dat verdachte degene is geweest die deze gesprekken heeft gevoerd.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Inleiding
Het onderzoek Domum richt zich op de projectmatige aanpak van daders van de handel in harddrugs. Verbalisanten van de politie Midden-Nederland kregen van hen ambtshalve bekende harddrugsgebruikers simkaarten overhandigd. Deze gebruikers vermeldden hierbij dat zij constant sms-berichten ontvingen van drugsdealers waarin de dealers hun drugs aanprezen en aanbiedingen doorstuurden. De politie heeft vanaf begin maart 2019 deze simkaarten in gebruik genomen en zij ontvingen ook dit soort aanbiedingen. Vervolgens trachtte de politie door in te gaan op de aanbiedingen en dus door middel van pseudokopers achter de identiteit van de afzenders te komen en te onderzoeken of deze personen handelden in verdovende middelen.
Bewijsmiddelen [1]
Pseudokoop 30 maart 2019
In het proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] staat onder meer het volgende:
Ik, [verbalisant 2] , had de opdracht om van het subject een gebruikershoeveelheid harddrugs te
kopen. [2]
Op zaterdag 30 maart 2019 nam ik weer telefonisch contact op met de gebruiker van het
telefoonnummer [telefoonnummer] . Ik vroeg de gebruiker van dit telefoonnummer of hij vandaag wél "neus" had. Ik hoorde dat hij hier bevestigend op antwoorde, waarop ik hem vroeg of hij mij dan "één hele" kon bezorgen. Ik hoorde hem zeggen dat dit goed was en dat hij vroeg naar het adres. Ik hoorde hem zeggen dat hij er over een kwartiertje zou zijn.
Ongeveer 2 minuten later werd ik door de gebruiker van dit telefoonnummer teruggebeld. Ik vroeg hem of hij al in de buurt was. Ik hoorde hem zeggen: "Ja, hij is er bijna." Ik hoorde hem hierop zeggen dat hij iemand gestuurd had.
Enkele minuten later zag ik dat er een man verscheen op de afgesproken locatie. [3]
Ik maakte contact met deze man en zag dat hij mij een wit ponypack overhandigde. Hierop opende ik dit ponypack en zag dat er een witte substantie in zat. Ik vroeg de
man waarom het zo lang had geduurd. Ik hoorde de man zeggen: "Hij kon zelf niet, hij heeft mij gestuurd." Hierop rekende ik met deze man af en gaf hem 50 euro. [4]
In de kennisgeving van inbeslagneming van verbalisant [verbalisant 3] staat onder meer het volgende:
Goednummer: PL0900-2019072110-2411965 [5]
In een proces-verbaal onderzoek verdovende middelen van verbalisanten [verbalisant 4] en [verbalisant 5] staat onder meer het volgende:
Goednummer: PL0900-2019072110-2411965 [6]
Relatie met SIN: AAMN8128NL [7]
In een NFI-rapport staat onder meer het volgende:
AAMN8128NL poeder, wit, uit 0,63 gram bevat cocaïne [8]
In een proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 6] staat onder meer het volgende:
Op zaterdag 30 maart 2019 had ik, [verbalisant 6] , zicht op een locatie alwaar, in het kader van het onderzoek Domum, een pseudokoop zou gaan plaats vinden. Ik zag vervolgens (…) dat de persoon (…) contact maakte met de pseudokoper. Ik zag dat deze persoon wat gaf aan de
pseudokoper. [9]
Ik zag (…) dat [medeverdachte] (…) op 27 maart 2019, aangifte had gedaan op het politiebureau van Amersfoort van verlies van zijn paspoort. Ik bekeek vervolgens de bewakingsbeelden van de centrale hal van het politiebureau van Amersfoort van het moment dat [medeverdachte] aangifte had gedaan. Tevens herkende ik deze persoon voor 100% als de persoon die zojuist contact had gemaakt met de pseudokoper. [10]
Pseudokoop 2 april 2019
In het proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] staat onder meer het volgende:
Ik, verbalisant [verbalisant 2] , verklaar inzake de inzet het volgende:
Op dinsdag 2 april 2019 omstreeks 13:55 uur had ik contact met het telefoonnummer [telefoonnummer]
, in gebruik bij de dealer genaamd " [bijnaam] ". Hierop vroeg ik hem of hij mij weer
"één hele" kon bezorgen. Ik hoorde hem zeggen dat dit goed was (…).
Enkele minuten later zag ik dat er een jongen verscheen op de afgesproken locatie.
Ik hoorde hem zeggen dat hij de vorige keer zijn broer had gestuurd, maar dat ik normaal gesproken hemzelf zal zien.
Ik zag dat hij mij hierop een wit ponypack overhandigde. Ik nam dit ponypack van hem aan
en opende het. Ik zag dat er een witte substantie in zat. Hierop rekende ik met hem af en gaf hem 50 euro. Direct na de inzet deed ik verslag aan (…) [verbalisant 6] . Daarbij overhandigde ik, [verbalisant 2] , de door mij gekochte ponypack. [11]
In de kennisgeving van inbeslagneming van verbalisant [verbalisant 6] staat onder meer het volgende:
Goednummer: PL0900-2019072110-2391042 [12]
In een proces-verbaal onderzoek verdovende middelen van verbalisanten [verbalisant 7] en [verbalisant 5] staat onder meer het volgende:
Goednummer: PL0900-2019072110-2391042 [13]
Relatie met SIN: AAMO3702NL [14]
In een NFI-rapport staat onder meer het volgende:
AAMO3702NL 0,65 gram poeder, wit bevat cocaïne [15]
In het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 6] staat onder meer het volgende:
Op 2 april 2019 vond er in het kader van het onderzoek Domum een pseudokoop plaats. Op genoemde datum, omstreeks 14:35 uur, zag ik dat de pseudokoper contact maakte met een
persoon. Door mij werd een foto gemaakt van de persoon waarmee de pseudokoper contact had gehad. [16]
In het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 8] staat onder meer het volgende:
Op vrijdag 5 maart 2019, ontving ik (…) twee foto’s. Ik herkende de persoon op de foto’s voor 100% als:
Naam: [verdachte]
Voornaam: [voornaam]
Geboren op: [1999] [17]
Bijlage: 2 foto’s. [18]
In het proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] staat onder meer het volgende:
Op vrijdag 5 april 2019 omstreeks 13:28 uur had ik contact met het telefoonnummer [telefoonnummer]
, in gebruik bij de dealer genaamd " [bijnaam] ". Ik hoorde hem zeggen: "Moet ik
weer langs komen?". Hierop antwoorde ik bevestigend. Ik hoorde hem vervolgens vragen:
"Wat wil je hebben?". Hierop antwoorde ik: "Hetzelfde als de vorige keer". Hierop hoorde ik hem zeggen: "Oke, ik kom er aan."
Omstreeks 14:10 uur zag ik dat er een jongen op de plaats verscheen waar ik hem verwachtte. Ik zag dat deze jongen op een grijze Vespa scooter reed en herkende deze jongen direct als dezelfde jongen die ik ook op dinsdag 2 april 2019 had ontmoet. Ik zag dat deze jongen mij een wit ponypack overhandigde. Ik gaf hem hierop 50 euro. Toen ik het ponypack opende, zag ik dat er een witte substantie in zat. [19]
In de kennisgeving van inbeslagneming van verbalisant [verbalisant 6] staat onder meer het volgende:
Goednummer: PL0900-2019072110-2391033 [20]
In een proces-verbaal onderzoek verdovende middelen van verbalisanten [verbalisant 7] en [verbalisant 5] staat onder meer het volgende:
Goednummer: PL0900-2019072110-2391033 [21]
Relatie met SIN: AAMO3710NL [22]
In een NFI-rapport staat onder meer het volgende:
AAMO3710NL 0,76 gram poeder, wit bevat cocaïne [23]
In het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 6] staat onder meer het volgende:
Op vrijdag 5 april 2019 vond er, in het kader van het onderzoek Domum, een pseudokoop plaats van een gebruikershoeveelheid cocaïne.
Op deze dag zag ik, omstreeks 14:00 uur, dat er een grijskleurige scooter, van het merk Vespa, parkeerde nabij de locatie van de pseudokoop. Tevens zag ik dat de scooter bestuurd werd door dezelfde persoon als tijdens de uitgevoerde pseudokoop van 02-04-2019. Een moment later zag ik (…) dat de bestuurder van de scooter contact maakte met de pseudokoper. Ik zag dat zij elkaar wat overdroegen. [24]
In het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 6] staat onder meer het volgende:
Op 5 april 2019 vond er in het kader van het onderzoek Domum een pseudokoop plaats. Op deze datum, omstreeks 14:10 uur, zag ik dat de pseudokoper contact maakte met een persoon. Door mij werd een foto gemaakt van de persoon waarmee de pseudokoper contact had gehad. [25]
Doorzoeking 4 juni 2019
In de kennisgeving van inbeslagneming van verbalisant [verbalisant 9] staat onder meer het volgende:
Plaats: [adres] [woonplaats] .
Datum en tijd: 4 juni 2019 te 09:00 uur
Omstandigheden: Glazen pot met daarin een plastic zakje met een wit poeder/brokje aangetroffen in de garage op de begane grond van de genoemde woning.
Beslagene
Achternaam: [verdachte]
Voornamen: [voornaam]
Goednummer: PL0900-2019072110-2427484 [26]
In een proces-verbaal onderzoek verdovende middelen van verbalisanten [verbalisant 7] en [verbalisant 10] staat onder meer het volgende:
Goednummer: PL0900-2019072110-2427484
Relatie met SIN: AAMN8203NL [27]
In een NFI-rapport staat onder meer het volgende:
AAMN8203NL brokjes, wit, uit 28,71 gram bevat cocaïne [28]
Verdachte heeft onder meer het volgende verklaard:
V: Ik toon jou fotoblad 1 [toelichting rechtbank: te weten de foto’s zoals gemaakt door verbalisant [verbalisant 6] op 2 en 5 april 2019]. Kun je vertellen wie de persoon op de foto's is?
A: Dat ben ik.
V: Op allebei de foto's?
A: Ja, dat ben ik. [29]
Verdachte heeft onder meer het volgende verklaard:
A: Zoals ik al bij de rechtbank heb verklaard beken ik bij de pseudokoop betrokken te zijn.
V: De persoon op de foto’s betreft de verkoper van de cocaïne. Wat kun je daarover zeggen?
A: Dat ik dat was en dat ik wist dat ik cocaïne aan hem verkocht.
V: Jij hebt tegen de pseudokoper verklaard dat de persoon op foto 3 (fotoblad 2) jou broer is en dat jij hem had gestuurd voor het afleveren van de cocaïne omdat jij niet kon. Wat kun je daarover zeggen?
A: (…) Ik wil er alleen over zeggen dat mijn broer er minimaal mee te maken heeft en dat dat de enigste keer was. [30]
O: Tijdens de doorzoeking in de berging van jouw woning werd een glazen pot met plastic zakjes witte brokken/poeder aangetroffen. Dit bleek na onderzoek 28,7 gram cocaïne te zijn.
V: Van wie is deze cocaïne?
A: Dit was ook bedoeld om te gaan verkopen (…). [31]
Bewijsoverweging
De rechtbank stelt op basis van de hiervoor aangehaalde bewijsmiddelen vast dat verdachte in de periode van 30 maart 2019 tot en met 4 juni 2019 meerdere keren heeft gehandeld in cocaïne. Anders dan officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat de pleegperiode niet beperkt is tot de momenten van de pseudokopen, maar zich uitstrekt tot 4 juni 2019, de dag waarop de woning van verdachte is doorzocht. Bij die doorzoeking is immers een aanzienlijke hoeveelheid cocaïne aangetroffen, waarover verdachte heeft verklaard dat die hoeveelheid bestemd was voor de verkoop.
De rechtbank concludeert uit het bewijs dat verdachte op 30 maart 2019 dit feit tezamen en in vereniging met een ander, te weten zijn broer, heeft gepleegd en daarna alleen heeft gehandeld.
De rechtbank acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
Partiële vrijspraak
Met de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat er onvoldoende bewijs is dat verdachte ook in de periode voorafgaand aan de eerste pseudokoop op 30 maart 2019 heeft gehandeld in verdovende middelen. Verdachte zal ten aanzien van de ten laste gelegde pleegperiode tot en met 29 maart 2019 partieel worden vrijgesproken.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
in de periode van 30 maart 2019 tot en met 4 juni 2019 te Amersfoort, tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, meermalen, telkens opzettelijk heeft verkocht en afgeleverd en verstrekt en vervoerd, meerdere wikkels cocaïne, zijnde telkens een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod
en
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 46 dagen met aftrek van het voorarrest.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht een straf op te leggen die gelijk is aan het reeds ondergane voorarrest.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van het feit
Verdachte heeft zich gedurende een periode van meer dan 2 maanden schuldig gemaakt aan het dealen van cocaïne en is daarmee medeverantwoordelijk voor de nadelige effecten die het gebruik van harddrugs veroorzaakt. Daarbij is van belang dat harddrugs vaak sterk verslavend werken en schadelijk zijn voor de gezondheid. Voorts is het een feit van algemene bekendheid dat verslaafden vaak vermogensdelicten plegen om in hun gebruik te kunnen voorzien. Daarnaast heeft verdachte bijgedragen aan de instandhouding van illegale drugshandel. Daarvan is bekend dat deze gepaard gaat met zeer gewelddadige criminaliteit die de maatschappij ontwricht en regelmatig tot ernstige incidenten leidt. Verdachte heeft zich om al deze gevolgen niet bekommerd en heeft slechts gehandeld uit winstbejag.
Persoon van verdachte
Uit een de verdachte betreffend uittreksel van de justitiële documentatie van 7 april 2021 blijkt dat verdachte niet eerder voor een soortgelijk feit is veroordeeld. Dit weegt de rechtbank niet in strafverzwarende, noch in strafmatigende zin mee.
De rechtbank heeft verder kennisgenomen van een voortgangsverslag van Reclassering Nederland van 26 maart 2021, opgemaakt door D. Viester, toezichthouder. Hieruit volgt dat verdachte een positieve ontwikkeling heeft doorgemaakt sinds de schorsing van de voorlopige hechtenis. Zo heeft hij afstand genomen van de jongeren die een negatieve invloed op hem hadden, studeert hij aan de universiteit en heeft hij werk. Er lijkt sprake te zijn van voldoende probleembesef en inzicht waardoor de reclassering verwacht dat er een laag risico is op het opnieuw plegen van een soortgelijk strafbaar feit. Alle doelen die opgesteld zijn in verband met de criminogene factoren zijn behaald en daarom ziet de reclassering geen meerwaarde in het voortzetten van het reclasseringstoezicht na de inhoudelijke behandeling.
Mevrouw Viester heeft ter terechtzitting aangegeven dat verdachte alles zelf heeft opgepakt en dat de reclassering adviseert om geen bijzondere voorwaarden op te leggen.
Straf
De rechtbank heeft zich bij het bepalen van de straf aangesloten bij de door de rechtspraak gehanteerde oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Daaruit volgt dat de straf voor het verkopen van een gebruikershoeveelheid harddrugs gedurende een periode van tussen de 1 en 3 maanden met enige regelmaat een gevangenisstraf van 6 maanden bedraagt.
De rechtbank houdt bij de strafoplegging rekening met het feit dat verdachte openheid van zaken heeft gegeven en in navolging daarvan een zeer positieve gedragsverandering heeft ondergaan, waardoor er ook geen noodzaak meer bestaat om een (deels) voorwaardelijke straf, al dan niet met bijzonder voorwaarden op te leggen.
Alles afwegende volgt de rechtbank de officier van justitie en de raadsman in het standpunt om een gevangenisstraf gelijk aan het reeds ondergane voorarrest op te leggen. De rechtbank legt verdachte een gevangenisstraf voor de duur van 46 dagen op, met aftrek van het reeds ondergane voorarrest.

9.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

10.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf van 46 dagen;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Voorlopige hechtenis
- heft op het – reeds geschorste – bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte.
Dit vonnis is gewezen door H.A. Gerritse, voorzitter, mrs. J.W.B. Snijders Blok en C. van de Lustgraaf, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R. Jaâter, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 30 april 2021.
Mr. Snijders Blok is buiten staat dit vonnis te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 15 december 2018 tot en met 4 juni 2019 te Amersfoort, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad een of meerdere wikkels en/of brokjes en/of bollen cocaïne, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde
(telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
( art 10 lid 4 Opiumwet, art 2 ahf/ond B Opiumwet, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij de in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal van 6 juni 2019, 17 juni 2019, 16 juli 2019, 12 augustus 2019, 9 oktober 2019 en 12 december 2019, genummerd 2019072110, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 493. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 56.
3.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 57.
4.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 58.
5.Een kennisgeving van inbeslagneming, pagina 63.
6.Een proces-verbaal onderzoek verdovende middelen, pagina 64.
7.Een proces-verbaal onderzoek verdovende middelen, pagina 66.
8.Een geschrift, inhoudende een rapport van het NFI van 13 mei 2019, pagina 68.
9.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 59.
10.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 60.
11.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 70.
12.Een kennisgeving van inbeslagneming, pagina 78.
13.Een proces-verbaal onderzoek verdovende middelen, pagina 79.
14.Een proces-verbaal onderzoek verdovende middelen, pagina 80.
15.Een geschrift, inhoudende een rapport van het NFI van 10 april 2019, pagina 84.
16.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 75.
17.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 76.
18.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 77.
19.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 86.
20.Een kennisgeving van inbeslagneming, pagina 90.
21.Een proces-verbaal onderzoek verdovende middelen, pagina 91.
22.Een proces-verbaal onderzoek verdovende middelen, pagina 93.
23.Een geschrift, inhoudende een rapport van het NFI van 10 april 2019, pagina 96.
24.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 87.
25.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 89.
26.Een kennisgeving van inbeslagneming, (digitale) pagina 4.
27.Een proces-verbaal onderzoek verdovende middelen, pagina 169.
28.Een geschrift, inhoudende een rapport van het NFI van 6 juni 2019, pagina 171.
29.Een proces-verbaal van verhoor van verdachte, pagina 23.
30.Een proces-verbaal van verhoor van verdachte, pagina 204.
31.Een proces-verbaal van verhoor van verdachte, pagina 206.