ECLI:NL:RBMNE:2021:1748

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
30 april 2021
Publicatiedatum
29 april 2021
Zaaknummer
16/135985-19; 16/653257-17 (vordering tot tenuitvoerlegging) (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van verdachte voor het in vereniging handelen in cocaïne in Amersfoort en Baarn

Op 30 april 2021 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die in de periode van 13 april 2019 tot en met 19 april 2019 in Amersfoort en Baarn samen met een ander cocaïne heeft verhandeld. De rechtbank baseerde haar oordeel op anonieme meldingen en pseudokopen uitgevoerd door de politie, waarbij de verdachte herhaaldelijk werd herkend als de verkoper van cocaïne. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het meermalen opzettelijk verkopen en afleveren van cocaïne, wat in strijd is met de Opiumwet. De rechtbank heeft de verdachte, die onder het jeugdstrafrecht valt, veroordeeld tot een jeugddetentie van één maand, rekening houdend met de overschrijding van de redelijke termijn in de procedure. De vordering tot tenuitvoerlegging van een eerdere voorwaardelijke jeugddetentie is afgewezen, omdat deze al in een andere strafzaak was behandeld. De rechtbank heeft ook verschillende in beslag genomen voorwerpen verbeurd verklaard en onttrokken aan het verkeer.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummers: 16/135985-19; 16/653257-17 (vordering tot tenuitvoerlegging) (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 30 april 2021
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [2000] te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] te [woonplaats] ,
thans gedetineerd in Forensisch Centrum Teylingereind,
(hierna: verdachte).

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 6 december 2019 en 16 april 2021.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. J.R.F. Esbir Wildeman en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. F.D.W. Siccama, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
in de periode van 5 april 2019 tot en met 19 april 2019 te Amersfoort en Baarn, samen met een ander, cocaïne heeft gedeald.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen. met dien verstande dat de pleegperiode bewezen kan worden vanaf 13 april 2019 tot en met 19 april 2019.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman refereert zich aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Inleiding
Het onderzoek Domum richt zich op de projectmatige aanpak van daders van de handel in harddrugs. De politie Midden-Nederland kreeg begin april 2019 M-meldingen binnen waarin werd aangegeven dat via onder andere de telefoonnummers [telefoonnummer] en [telefoonnummer] werd gehandeld in harddrugs. Vervolgens trachtte de politie door middel van pseudokopers achter de identiteit van gebruiker(s) van deze telefoonnummers te komen en te onderzoeken of deze persoon of personen handelden in verdovende middelen.
Bewijsmiddelen [1]
Pseudokoop 13 april 2019
In het proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] staat onder meer het volgende:
(…) telefoonnummer [telefoonnummer] . Ik had dit nummer opgeslagen in mijn
telefoon onder de naam [naam] .
Op zaterdag 13 april 2019 omstreeks 16:54 uur stuurde ik “ [naam] ” een tekstbericht. Er
ontstond het volgende gesprek:
16:54 uur Ik: Kun je ff ritje amersfoort doen
16:55 uur Ik: Doe gelijk 2 dan ok?
17:00 uur [naam] : Ja maatje
17:00 uur: [naam] : Ik stuur zo anders iemand na je toe is dat goed? Wil je hem even testen voor mij
(…)
17:00 uur [naam] : Kijk maar even of die wat uitwisselt met jou of niet en als je 100 geeft zeg het of het 100 is en geen 80
(…)
17:05 uur [naam] : Ik stuur hem zo snel mogelijk man! [2]
Omstreeks 18:35 uur zag ik dat er een jongen verscheen op de afgesproken locatie.
Hierop vroeg ik hem of ik dan niet gewoon zijn nummer kon krijgen. Ik hoorde deze jongen zeggen: “Ik denk niet dat die jongen dat goed vind, dan krijg ik problemen met hem toch.”
Ik hoorde dat deze jongen sprak zonder duidelijk accent, en hoorde dat dit duidelijk een andere jongen was dan de gebruiker van de telefoonnummers [telefoonnummer] en [telefoonnummer] . Ik zag dat deze jongen mij 2 kleine witte ponypacks overhandigde. Hierop rekende ik met deze jongen af en overhandigde hem 100 euro. [3] Direct na de inzet deed ik verslag aan (…)
[verbalisant 3] . Daarbij overhandigde ik, [verbalisant 2] , de door mij gekochte ponypacks. [4]
In de kennisgeving van inbeslagneming van verbalisant [verbalisant 3] staat onder meer het volgende:
Goednummer: PL0900-2019072110-2397628 [5]
In een proces-verbaal onderzoek verdovende middelen van verbalisanten [verbalisant 4] en [verbalisant 5] staat onder meer het volgende:
Goednummer: PL0900-2019072110-2397628 [6]
Relatie met SIN: AAMO3750NL [7]
In een NFI-rapport staat onder meer het volgende:
AAMO3750NL 1,52 gram poeder, wit bevat cocaïne. [8]
In het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 3] staat onder meer het volgende:
Op zaterdag 13 april 2019, omstreeks 18:30 uur, vond er, in het kader van het onderzoek Domum, een pseudokoop plaats. Op genoemde datum en tijd, zag ik dat er een witte scooter aan kwam rijden nabij de locatie van de pseudokoop. Ik zag dat er twee personen op de scooter zaten.
Ik zag dat (…) de bijrijder contact maakte met de pseudokoper. Ik zag dat er over en weer iets overgedragen werd. Enkele momenten later zag ik de bijrijder weer verschijnen en zag ik dat hij achter op de scooter stapte waarop hij ook gekomen was en dat beiden personen vertrokken. [9] Hierop werden door mij deze bevindingen, het signalement van de twee opzittende en de kleur van de scooter, gedeeld met mijn collega [verbalisant 6] . [10]
In het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 6] staat onder meer het volgende:
Ik hoorde van collega [verbalisant 3] dat er een drugsdeal had plaatsgevonden en dat daarbij een witte scooter met twee opzittenden was weggereden.
Ik ben achter de scooter aan gereden en heb de bestuurder verzocht te stoppen.
Ik vroeg beide mannen om zich te legitimeren. [11]
Ik hoorde dat hij mij de volgende gegevens opgaf:
[medeverdachte] (…)
Vervolgens heb ik de blanke man om zijn personalia gevraagd.
Ik hoorde dat hij de volgende gegevens opgaf:
[verdachte] (…) [12]
In het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 3] staat onder meer het volgende:
Ik herkende de persoon, welk bleek te zijn genaamd, [verdachte] , als de persoon die zojuist contact had gehad met de pseudokoper. Ik herkende de persoon, welke bleek te zijn genaamd, [medeverdachte] , als de bestuurder van de witte scooter. [13]
Pseudokoop 16 april 2019
In het proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] staat onder meer het volgende:
Op dinsdag 16 april 2019 stuurde ik via Whatsapp de volgende tekstberichten naar “ [naam] ”:
15:47 uur Ik: Ken je zo nog naar amersfoort komen??
Hierop heb ik omstreeks 15:52 uur gebeld met de gebruiker van het telefoonnummer [telefoonnummer] . Ik hoorde dat deze oproep werd opgenomen (…). Ik herkende deze stem als dezelfde stem die ik hoorde toen ik op (…) zaterdag 13 april 2019 contact had met de gebruiker van de telefoonnummers [telefoonnummer] en [telefoonnummer] . Hierop vroeg ik hem of hij nog naar Amersfoort kon komen vandaag. Hierop hoorde ik hem door de telefoonlijn zeggen: “Oké maatje, ik ga hem nu sturen.”
Hierop stuurde ik even later via Whatsapp een tekstbericht naar “ [naam] ”. Er volgde het
volgende gesprek:
(…)
16:17 uur [naam] : Hoeveel doen maatje ?
16:17 uur Ik: 1 is goed
16:19 uur Ik: Of 2 als je hebt
(…)
16:26 uur [naam] : Hij is voor 5 bik jou. [14]
Omstreeks 17:10 uur zag ik dat er een jongen verscheen op de plaats waar ik hem verwachtte. Ik herkende deze jongen direct als dezelfde jongen die ik op zaterdag 13 april 2019 had ontmoet nadat ik bij “ [naam] ” had besteld. Ik zag dat hij mij 2 kleine witte ponypacks overhandigde. Hierop rekende ik met hem af en overhandigde ik hem 100 euro.
Op dat moment had stelde ik deze jongen voor aan een contact van mij. Ik zag dat deze jongen en mijn contact nummers uit wisselden. Ik zag dat deze jongen het telefoonnummer [telefoonnummer] op gaf. [15]
Direct na de inzet deed ik verslag aan (…) [verbalisant 3] . Daarbij overhandigde ik, [verbalisant 2] , de door mij gekochte ponypacks. [16]
In de kennisgeving van inbeslagneming van verbalisant [verbalisant 3] staat onder meer het volgende:
Goednummer: PL0900-2019072110-2400287 [17]
In een proces-verbaal onderzoek verdovende middelen van verbalisanten [verbalisant 7] en [verbalisant 4] staat onder meer het volgende:
Goednummer: PL0900-2019072110-2400287 [18]
Relatie met SIN: AAMN8028NL [19]
In een NFI-rapport staat onder meer het volgende:
AAMNO8028NL 1,95 gram poeder en brokjes, wit bevat cocaïne. [20]
In het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 3] staat onder meer het volgende:
Op dinsdag 16 april 2019 vond er in het kader van het onderzoek Domum een pseudokoop plaats.
Ik zag dat er een witte scooter aan kwam rijden.
Ik herkende deze personen als :
Bestuurder:
[medeverdachte]
Bijrijder:
[verdachte]
Ik zag vervolgens dat [verdachte] van de scooter af stapte en dat hij richting de afgesproken locatie van de pseudokoop liep. [21]
Ik zag dat [verdachte] de pseudokoper wat overhandigde. [22]
Pseudokoop 17 april 2019
In het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 8] staat onder meer het volgende:
Ik, [verbalisant 8] , heb op woensdag 17 april 2019 omstreeks 17.14 uur telefonisch contact gemaakt met het telefoonnummer [telefoonnummer] .
Ik vroeg of de gebruiker van dit telefoonnummer mij een “hele” kon leveren.
Ik hoorde dat de gebruiker van dit nummer mij vertelde dat dit goed was (…).
18.4
uur: Ik, [verbalisant 8] , zag (…) [verdachte] , zitten (…).
Ik, [verbalisant 8] , hoorde [verdachte] zeggen dat hij het spul even op moest halen, dat het maar vijf minuten rijden was.
Ik, [verbalisant 8] , en [verdachte] stapten in mijn auto en reden samen naar [straat] te [woonplaats] .
Ik, [verbalisant 8] , zag dat [verdachte] mij twee kleine witkleurig envelopjes (…) overhandigde. Ik gaf [verdachte] een biljet van 50 euro. [23]
In de kennisgeving van inbeslagneming van verbalisant [verbalisant 3] staat onder meer het volgende:
Goednummer: PL0900-2019072110-2399428. [24]
In een proces-verbaal onderzoek verdovende middelen van verbalisanten [verbalisant 7] en [verbalisant 4] staat onder meer het volgende:
Goednummer: PL0900-2019072110-2399428 [25]
Relatie met SIN: AAMN8025NL [26]
In een NFI-rapport staat onder meer het volgende:
AAMN8025NL 0,67 gram poeder en brokjes, wit bevat cocaïne [27]
Pseudokoop 19 april 2019
In het proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] staat onder meer het volgende:
Op vrijdag 19 april (…) nam ik omstreeks 13:42 uur telefonisch contact op met de gebruiker van het telefoonnummer [telefoonnummer] .
Ik hoorde dat deze oproep werd opgenomen (…). Ik herkende deze stem direct als dezelfde als de voorgaande keren dat ik belde met de gebruiker van de telefoonnummers [telefoonnummer] en [telefoonnummer] . Ik hoorde hem vragen: “Wat kan ik voor je mee nemen?” Hierop antwoorde ik dat ik “2 hele” wilde hebben. Ik hoorde hem zeggen: “Komt goed tijger."
Omstreeks 14:55 uur zag ik dat er een jongen verscheen op de locatie waar ik hem verwachtte. Ik herkende deze jongen direct als dezelfde jongen die ik op donderdag 11 april
2019 had ontmoet, nadat ik had besteld bij de gebruiker van het telefoonnummer [telefoonnummer] . Ik groette deze jongen en herkende zijn stem direct als dezelfde als die ik even
hiervoor door de telefoonlijn had gehoord. Ik zag dat hij een hoeveelheid van de witte substantie op het weegschaaltje legde en dat het weegschaaltje middels een digitaal transparant aan gaf: “1.71” Ik hoorde hem zeggen: “Zo maatje, deze is voor jou.” Hierop rekende ik met hem af en overhandigde ik hem 100 euro.
Direct na de inzet deed ik verslag aan (…) [verbalisant 3] . Daarbij overhandigde ik, [verbalisant 2] , de door mij gekochte ponypacks. [28]
In de kennisgeving van inbeslagneming van verbalisant [verbalisant 3] staat onder meer het volgende:
Goednummer: PL0900-2019072110-2400292 [29]
In een proces-verbaal onderzoek verdovende middelen van verbalisanten [verbalisant 7] en [verbalisant 4] staat onder meer het volgende:
Goednummer: PL0900-2019072110-2400292. [30]
Relatie met SIN: AAMN8026NL [31]
In een NFI-rapport staat onder meer het volgende:
AAMN8026NL 1,87 gram brokjes, wit bevat cocaïne [32]
In het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 3] staat onder meer het volgende:
Op vrijdag 19 april 2019, omstreeks 14:55 uur, vond er een pseudokoop plaats in het kader van het onderzoek Domum.
Ik zag op genoemde dag en tijd dat er een personenauto aan kwam rijden van het Merk Fiat,
voorzien van het kenteken [kenteken] . Ik zag dat er twee personen in het voertuig zaten. Ik herkende de bijrijder van het voertuig (…) als [medeverdachte] . Ik zag dat (…) dat [medeverdachte] contact maakte met de pseudokoper. [33]
Verdachte heeft onder meer het volgende verklaard:
Op de vraag van de voorzitter of ik drugs heb verkocht op 13, 16 en 17 april 2019: ja, dat klopt. Dat was cocaïne.
Bewijsoverweging
De rechtbank stelt op basis van de voornoemde bewijsmiddelen vast dat verdachte in de periode van 13 april 2019 tot en met 19 april 2019 samen met een ander meerdere keren in cocaïne heeft gehandeld.
De rechtbank acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
Partiële vrijspraak
Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat er onvoldoende bewijs is dat verdachte ook in de periode voorafgaand aan de eerste pseudokoop op 13 april 2019 heeft gehandeld in verdovende middelen. Verdachte zal ten aanzien van de ten laste gelegde pleegperiode tot en met 12 april 2019 partieel worden vrijgesproken.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
in de periode van 13 april 2019 tot en met 19 april 2019 te Amersfoort en Baarn,
tezamen en in vereniging met een ander, meermalen, telkens opzettelijk heeft verkocht en afgeleverd en verstrekt en vervoerd, meerdere wikkels en brokjes cocaïne, zijnde telkens een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte, met toepassing van het jeugdstrafrecht, te veroordelen tot een jeugddetentie van 38 dagen, met aftrek van het voorarrest.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft de rechtbank verzocht het jeugdstrafrecht toe te passen bij een strafoplegging en verwijst hierbij naar de rapportage van de reclassering. Daarnaast dient rekening te worden gehouden met het tijdsverloop en dat het schorsingskader voor verdachte zwaar is geweest.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van het feit
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het dealen van cocaïne in vereniging en is daarmee medeverantwoordelijk voor de nadelige effecten die het gebruik van harddrugs veroorzaakt. Daarbij is van belang dat harddrugs vaak sterk verslavend werken en schadelijk zijn voor de gezondheid. Voorts is het een feit van algemene bekendheid dat verslaafden vaak vermogensdelicten plegen om in hun gebruik te kunnen voorzien. Daarnaast heeft verdachte bijgedragen aan de instandhouding van illegale drugshandel. Daarvan is bekend dat deze gepaard gaat met zeer gewelddadige criminaliteit die de maatschappij ontwricht en regelmatig tot ernstige incidenten leidt. Verdachte heeft zich om al deze gevolgen niet bekommerd en heeft slechts gehandeld uit winstbejag.
Persoon van verdachte
Uit een de verdachte betreffend uittreksel van de justitiële documentatie van 28 maart 2021 blijkt dat verdachte niet eerder voor een soortgelijk feit is veroordeeld. De rechtbank weegt niet in strafverzwarende, noch in strafmatigende zin mee.
De rechtbank heeft kennisgenomen van een advies van Reclassering Nederland van 31 maart 2020, opgemaakt door H. Wiebe, reclasseringswerker. Hieruit volgt dat uit een psychologisch onderzoek naar voren is gekomen dat bij verdachte sprake is van een beneden gemiddeld intelligentieniveau, agressieproblematiek en schooluitval. Daarnaast heeft verdachte tot het uitbrengen van de rapportage geen adequate scholing genoten, waardoor niet wordt uitgesloten dat er mogelijk nog steeds sprake is van een ontwikkelingsachterstand. Verder komen er aanwijzingen van een negatief sociaal netwerk naar voren en wordt beïnvloedbaarheid niet uitgesloten. Om deze redenen adviseert de reclassering toepassing van het jeugdstrafrecht.
Straf
De rechtbank ziet in de persoonlijkheid van verdachte en wat daarover door de reclassering is gerapporteerd, aanleiding om conform artikel 77c van het Wetboek van Strafrecht het jeugdstrafrecht toe te passen.
Daarnaast houdt de rechtbank rekening met het feit dat er nog een strafzaak loopt tegen verdachte ten aanzien van soortgelijke feiten, te weten de handel in verdovende middelen. De raadsman heeft aangegeven dat in die andere zaak aanzienlijk meer onderzoek wordt verricht naar de problematiek van verdachte zodat eventueel bij een bewezenverklaring een passende interventie ter voorkoming van recidive opgelegd kan worden. Daarom zal de rechtbank, ondanks dat de reclassering in het rapport van 31 maart 2020 wel bijzondere voorwaarden heeft geadviseerd, deze in onderhavige zaak niet opleggen.
Verder heeft de rechtbank geconstateerd dat de redelijke termijn in jeugdstrafzaken als bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens is overschreden. Als uitgangspunt in deze jeugdstrafzaak heeft te gelden dat de behandeling ter terechtzitting dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen zestien maanden nadat de redelijke termijn is aangevangen. Verdachte is op 4 juni 2019 voor het ten laste gelegde gehoord, terwijl het vonnis op 30 april 2021 wordt gewezen. Daarmee is de redelijke termijn in aanzienlijke mate overschreden.
Alles afwegende legt verdachte een jeugddetentie voor de duur van één maand op, met aftrek van het voorarrest. Deze straf wijkt af van de eis van de officier van justitie. Dat komt omdat de rechtbank rekening heeft gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn.

9.BESLAG

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd het inbeslaggenomen geldbedrag, de telefoons, een nephorloge en de drugs verbeurd te verklaren. Ten aanzien van het andere inbeslaggenomen horloge heeft de officier van justitie teruggave aan verdachte gevorderd.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft om teruggave verzocht van het inbeslaggenomen geldbedrag en de twee horloges.
Het oordeel van de rechtbank
Verbeurdverklaring
De rechtbank zal de in beslag genomen voorwerpen, te weten:
  • 1 STK Telefoontoestel (G537209);
  • 2 STK Telefoontoestel (G537207);
  • 590 EUR (G537210),
verbeurd verklaren.
Deze voorwerpen zijn geheel of grotendeels door middel van het strafbare feit verkregen en met betrekking tot deze voorwerpen is het bewezen verklaarde feit begaan.
Onttrekking aan het verkeer
De rechtbank zal de in beslag genomen voorwerpen, te weten
  • 7 STK Verdovende Middelen (G2427485);
  • 11 STK Verdovende Middelen (G2427486);
  • 5 STK Verdovende Middelen (G2427487);
  • 2 STK Verdovende Middelen (G2427494),
onttrekken aan het verkeer.
Deze voorwerpen zijn van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang.
Teruggave aan verdachte
De rechtbank zal teruggave gelasten aan verdachte van de in beslag genomen voorwerpen, te weten:
  • 1 STK Horloge (G537208);
  • 1 STK Horloge (G537205).

10.VORDERING TENUITVOERLEGGING

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering tenuitvoerlegging af te wijzen, nu deze vordering in een andere strafzaak reeds is toegewezen
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht de officier van justitie niet-ontvankelijk te verklaren dan wel de vordering tenuitvoerlegging af te wijzen.
Het oordeel van de rechtbank
Bij vonnis van de rechtbank te Midden-Nederland, locatie Utrecht van 24 juli 2018 (parketnummer 16/653257-17) is verdachte een voorwaardelijke jeugddetentie opgelegd. Verdachte heeft zich binnen de proftijd opnieuw schuldig gemaakt aan een strafbaar feit. De rechtbank wijst de vordering tot tenuitvoerlegging af, nu ter terechtzitting is gebleken dat op deze vordering reeds in een andere strafzaak tegen verdachte (nog niet onherroepelijk) is beslist.

11.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 33, 33a, 36b, 36d, 47, 77c, 77i en 77gg van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

12.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
jeugddetentie van 1 maand;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de jeugddetentie in mindering zal worden gebracht;
Beslag
- verklaart de volgende voorwerpen verbeurd:
  • 1 STK Telefoontoestel (G537209);
  • 2 STK Telefoontoestel (G537207);
  • 590 EUR (G537210);
- verklaart de volgende voorwerpen onttrokken aan het verkeer:
  • 7 STK Verdovende Middelen (G2427485);
  • 11 STK Verdovende Middelen (G2427486);
  • 5 STK Verdovende Middelen (G2427487);
  • 2 STK Verdovende Middelen (G2427494);
- gelast de teruggave aan verdachte van de volgende voorwerpen:
  • 1 STK Horloge (G537208);
  • 1 STK Horloge (G537205);
Voorlopige hechtenis
- heft op het – reeds geschorste – bevel tot voorlopige hechtenis;
Vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 16/653257-17
- wijst af de vordering tot tenuitvoerlegging.
Dit vonnis is gewezen door H.A. Gerritse, voorzitter, mrs. J.W.B. Snijders Blok en C. van de Lustgraaf, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R. Jaâter, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 30 april 2021.
Mr. Snijders Blok is buiten staat dit vonnis te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 5 april 2019 tot en met 19 april 2019 te Amersfoort en/of Baarn, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval
(telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad een of meerdere wikkels en/of brokjes en/of bollen cocaïne, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
( art 10 lid 4 Opiumwet, art 2 ahf/ond B Opiumwet, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij de in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal van 6 juni 2019, 17 juni 2019, 16 juli 2019, 12 augustus 2019 en 12 december 2019, genummerd 2019072110, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 399. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 82.
3.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 83.
4.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 84.
5.Een kennisgeving van inbeslagneming, pagina 92.
6.Een proces-verbaal onderzoek verdovende middelen, pagina 93.
7.Een proces-verbaal onderzoek verdovende middelen, pagina 94.
8.Een geschrift, inhoudende een rapport van het NFI van 18 april 2019, pagina 98.
9.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 85.
10.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 86.
11.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 88.
12.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 89.
13.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 90.
14.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 100.
15.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 101.
16.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 101.
17.Een kennisgeving van inbeslagneming, pagina 105.
18.Een proces-verbaal onderzoek verdovende middelen, pagina 106.
19.Een proces-verbaal onderzoek verdovende middelen, pagina 109.
20.Een proces-verbaal onderzoek verdovende middelen, pagina 111.
21.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 102.
22.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 103.
23.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 113.
24.Een kennisgeving van inbeslagneming, pagina 116.
25.Een proces-verbaal onderzoek verdovende middelen, pagina 117.
26.Een proces-verbaal onderzoek verdovende middelen, pagina 119.
27.Een geschrift, inhoudende een rapport van het NFI van 26 april 2019, pagina 122.
28.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 124.
29.Een kennisgeving van inbeslagneming, pagina 128.
30.Een proces-verbaal onderzoek verdovende middelen, pagina 129.
31.Een proces-verbaal onderzoek verdovende middelen, pagina 132.
32.Een geschrift, inhoudende een rapport van het NFI van 26 april 2019, pagina 134.
33.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 126.