Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.De procedure
2.Het geschil
in conventie
- Vanaf 1 juli 2018 zal [eiseres] het volledige beheer overnemen van [straatnaam] [nummeraanduiding 1] - [nummeraanduiding 5] te [plaatsnaam] .
- [eiseres] zal een kantoorruimte ter beschikking krijgen van tenminste 40m2
- De vergoeding die [eiseres] ontvangt onder de beheerovereenkomst bestaat uit een vast en een variabel deel.
- Vast: € 80.000 excl. btw per jaar. De facturatie zal geschieden in 12 termijnen. Ivm tot de overgangsperiode juni 2018 zal het eerste jaar uit 13 termijnen bestaan. Facturen worden per de 1 van iedere maand ingediend en binnen 30 dagen betaalbaar gesteld.
- Het variabele deel is afhankelijk van de gerealiseerde besparingen. Besparingen die gerealiseerd worden zullen einde van het desbetreffende jaar verrekend worden. 1e verrekening 50% van de volledige besparing (50% van 100%) 2e jaar 50% van 75% gerealiseerde besparing, 3e jaar 50% van 50% gerealiseerde besparing en het 4e jaar 50% van 25% gerealiseerde besparing
- Voor het realiseren van de besparingen zal [eiseres] gedurende het eerste jaar een nulmeting uitvoeren en vervolgens puntsgewijs de diverse besparingen en daarbij behorende investeringen inzichtelijk maken en onderbouwen met een NCW en TCO berekening
- De berekeningswijze van de besparingen worden nog verder uitgewerkt met de volgende uitgangspunten:
- Over het eerste jaar (aangeduid als pilot) wordt het variabele deel van de vergoeding reeds vastgesteld op € 53.000 excl. btw. Facturatie van de pilot zal in twee termijnen geschieden 1e termijn 50% van EUR 53.000 excl. Btw 1 juni 2018, 2e termijn 1 december 2018
- De op te stellen beheerovereenkomst heeft een looptijd van drie jaar en gaat in per 1 juli 2018 en eindigt van rechtswege op 30 juni 2021.
- tot betaling van een maandelijkse vergoeding van € 554,54 voor het gebruik van het kantoor in de periode 1 september 2019 tot 1 januari 2020, en
3.De beoordeling in conventie.
Wat zijn partijen overeengekomen
naar ratoverschuldigd is. Déze afspraak impliceert dat het afzien van de beheerovereenkomst door een van de partijen ook het einde betekent van de samenwerking zoals die is overeengekomen in de intentieovereenkomst. De conclusie is dat de intentieovereenkomst aan beide partijen de mogelijkheid biedt om de afspraken in de intentieovereenkomst rond het beheer door [eiseres] tussentijds te beëindigen als er geen overeenstemming kan worden bereikt over de wijze waarop de besparingen worden berekend. Voor zover [eiseres] zich op grond van haar algemene voorwaarden beroept op een beperking van de mogelijkheid tot opzegging door [gedaagde] , gaat dit niet op. De algemene voorwaarden van [eiseres] zijn geen deel geworden van de overeenkomst tussen partijen. Ook de stelling van [eiseres] dat [gedaagde] niet meer kon afzien van de beheerovereenkomst omdat daar feitelijk al uitvoering aan was gegeven gaat niet op. Dat beheer vond immers plaats op grond van de intentieovereenkomst in afwachting van de te sluiten beheerovereenkomst, waarbij rekening wordt gehouden met de mogelijkheid dat uiteindelijk van die beheerovereenkomst zal worden afgezien. De afspraak dat de vaste beheervergoeding naar rato verschuldigd is duidt er juist op dat tussentijdse beëindiging ook mogelijk was als er al een begin was gemaakt met de uitvoering van de intentieovereenkomst.