ECLI:NL:RBMNE:2021:1738

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
21 april 2021
Publicatiedatum
29 april 2021
Zaaknummer
UTR 20/808
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning omgevingsvergunning voor tijdelijke bewoning op bedrijventerrein

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 21 april 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen Stichting De Verenigde Bedrijven Noordeik (eiseres) en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Baarn (verweerder) over de verlening van een omgevingsvergunning. De zaak betreft de verlenging van een tijdelijke vergunning voor bewoning van een bedrijfslocatie voor de duur van drie jaar. Eiseres is van mening dat de vergunning niet verleend had mogen worden, omdat dit in strijd zou zijn met het bestemmingsplan en zou leiden tot parkeeroverlast en belemmeringen voor omliggende bedrijven. Verweerder heeft echter geoordeeld dat de belangenafweging niet kennelijk onredelijk is en dat de gevolgen van de vergunning niet leiden tot een onaanvaardbare aantasting van het woon- en leefklimaat.

De rechtbank heeft vastgesteld dat verweerder in redelijkheid heeft kunnen afwijken van het bestemmingsplan. De rechtbank heeft de feiten en omstandigheden van de zaak in overweging genomen, waaronder eerdere besluiten van verweerder en de argumenten van eiseres. De rechtbank concludeert dat verweerder voldoende rekening heeft gehouden met de belangen van alle betrokken partijen en dat de verleende omgevingsvergunning niet in strijd is met de goede ruimtelijke ordening. De rechtbank heeft het beroep van eiseres ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.

De uitspraak is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun recht om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 20/808

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 21 april 2021 in de zaak tussen

Stichting De Verenigde bedrijven Noordeik, te Soest, eiseres

(gemachtigden: H.A. van Asch en L.G.T. de Rooij),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Baarn, verweerder

(gemachtigde: mr. J. van Dodewaard).
Als derde-partij hebben aan het geding deelgenomen: [derde-partij 1] (eigenaar van [adres] ), ook namens de heren [derde-partij 2] en [derde-partij 3] (eigenaren van [adres] ), en gemachtigde mr. M.J.P. Kamp.

Procesverloop

Bij besluit van 9 september 2019 (het primaire besluit) heeft verweerder aan de vergunninghouder een omgevingsvergunning verleend voor het verlengen van de tijdelijke vergunning om voor de duur van 5 jaar te mogen wonen in een bedrijfslocatie op het perceel [perceel] te [vestigingsplaats] .
Bij besluit van 23 september 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard. Verweerder heeft wel besloten de omgevingsvergunning niet voor een periode van 5 jaar, maar voor een periode van 3 jaar te verlenen.
Eiseres heeft vervolgens beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek op de zitting heeft plaatsgevonden op 10 maart 2021. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigden. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. [derde-partij 2] en [derde-partij 1] zijn als derde-partij verschenen, bijgestaan door mr. M.J.P. Kamp.

Overwegingen

Feiten en omstandigheden
1. De rechtbank gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden. Bij besluit van 16 mei 2018 heeft verweerder aan de vergunninghouder een omgevingsvergunning verleend voor het gebruik van het kantoorpand [perceel] te [vestigingsplaats] voor tijdelijke bewoning voor de duur van 18 maanden. Op het perceel is het bestemmingsplan ‘De Drie Eiken’ van toepassing. Het perceel heeft de bestemming ‘bedrijventerrein’. Op 5 september 2019 heeft de vergunninghouder een omgevingsvergunning aangevraagd voor het verlengen van de hiervoor genoemde vergunning voor de duur van 5 jaren. Vervolgens heeft verweerder de besluiten genomen zoals vermeld onder ‘Procesverloop’.
Grondslag van het bestreden besluit
2. Aan het bestreden besluit heeft verweerder ten grondslag gelegd dat er geen sprake is van strijd met de goede ruimtelijke ordening en de omgevingsvergunning daarom in afwijking van het bestemmingsplan verleend mocht worden. Verweerder heeft de termijn van 5 jaar heroverwogen, omdat het niet aannemelijk is dat het al dan niet vaststellen van een bestemmingsplan voor de transformatie op perceel [perceel] te [woonplaats] naar woningbouw 5 jaar in beslag zal nemen. Omdat de discussie over transformatie naar woningbouw op dit moment nog gaande is en er nog geen bestemmingsplantraject is gestart, dient er ook rekening mee te worden gehouden dat woningbouw geen doorgang zal vinden. In dit kader heeft verweerder besloten de omgevingsvergunning na heroverweging te verlenen voor de duur van 3 jaar.
Het geschil
3. Er is sprake van strijdigheid met het bestemmingsplan. Partijen zijn het hierover eens. Eiseres is het niet eens met de verleende omgevingsvergunning, omdat woningbouw niet past op een bedrijventerrein. Verder vindt eiseres dat de woningbouw voor de omliggende bedrijven veel parkeeroverlast zal geven en de bedrijven belemmerd zullen worden in hun bedrijfsvoering.
Het oordeel van de rechtbank
4. De rechtbank is van oordeel dat verweerder de omgevingsvergunning heeft mogen verlenen en zal hierna uitleggen waarom.
5. De vraag die hier centraal staat, is of verweerder in redelijkheid heeft kunnen afwijken van het bestemmingsplan. Verweerder heeft hierbij beleidsruimte en heeft dus de keuze om zijn bevoegdheid tot afwijking van het bestemmingsplan al dan niet te gebruiken. De rechtbank moet dit terughoudend toetsen en zich beperken tot de vraag of verweerder in redelijkheid tot het besluit heeft kunnen komen om de omgevingsvergunning in dit geval te verlenen. De rechtbank moet wel vol toetsen of de belangenafweging op zorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden en of deugdelijk is gemotiveerd waarom een bepaalde keuze is gemaakt.
6. Eiseres voert aan dat de tijdelijke bewoning voor de omliggende bedrijven veel parkeeroverlast zal veroorzaken. Daarnaast zullen de omliggende bedrijven belemmerd worden in hun bedrijfsvoering. De woningen liggen in de milieucirkel. Daardoor zullen de bewoners gaan klagen over het laden en lossen bij de bedrijven en zullen de bedrijven hun bedrijfsvoering moeten aanpassen. Eiseres voert verder aan dat tijdelijke bewoning niet gewenst en gerechtvaardigd is, omdat de urgentie om te transformeren naar woningbouw niet aanwezig en aangetoond is.
7. Volgens verweerder is er sprake van een goed woon- en leefklimaat voor bewoners. Bewoners ondervinden geen hinder van de bedrijfsvoering van omliggende bedrijven en ook de externe veiligheid is niet in het geding. Het gebruik van het pand als woning vindt al enige tijd plaats. Verweerder heeft in het afgelopen jaar geen meldingen ontvangen van bedrijven of de huidige bewoners over overlast in, nabij of door het woongebruik van het pand [perceel] . Mede gelet hierop vindt verweerder ook dat de bedrijfsmogelijkheden niet onevenredig worden belemmerd. Daarnaast heeft verweerder meegewogen dat het pand een kantoorruimte betreft, waaraan volgens een onderzoek door Stec Groep geen gebrek is in de gemeente en dat het volgens Stec Groep niet nodig om de vierkante meters kantoorruimte die bij omzetting naar een woonfunctie verloren gaan aan de Tolweg 204 elders binnen Baarn te vervangen. Verder is er volgens verweerder sprake van voldoende parkeergelegenheid om te voorzien in de parkeerbehoefte van de bewoners van de woningen.
8. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder de belangen van eiseres voldoende afgewogen tegen het algemene belang alsmede de belangen van vergunninghouder. De rechtbank ziet niet dat die belangenafweging in dit geval kennelijk onredelijk is. Verweerder heeft inzichtelijk onderbouwd dat en op welke wijze hij met alle betrokken belangen, waaronder die van eiseres, rekening heeft gehouden. Hieruit blijkt dat verweerder alle relevante omstandigheden betrokken heeft bij zijn beoordeling. De rechtbank kan de belangenafweging volgen. Verweerder heeft zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de gevolgen van hetgeen vergund is, niet zodanig zijn dat sprake is van een onaanvaardbare aantasting van het woon- en leefklimaat van de bewoners of van de bedrijfsmogelijkheden van eiseres. Dat het transformeren van kantoorruimte naar woonruimte, zoals eiseres stelt, niet urgent is, hoefde voor verweerder geen reden te zijn om de omgevingsvergunning te weigeren. Ook zonder een urgente woonvraag kan verweerder immers voldoende reden zien om af te wijken van het bestemmingsplan.
Conclusie
9. Gelet op het voorgaande heeft verweerder in redelijkheid de omgevingsvergunning voor
het verlengen van de tijdelijke vergunning om te mogen wonen in de bedrijfslocatie voor de duur van 3 jaar kunnen verlenen.
10. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.C. Stijnen, rechter, in aanwezigheid van mr. A. Belhadi, griffier. De beslissing is uitgesproken op 21 april 2021 en openbaar gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.