ECLI:NL:RBMNE:2021:1731

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
23 april 2021
Publicatiedatum
28 april 2021
Zaaknummer
1600335521; 0185001119
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewezenverklaring ladingdiefstal met vrijspraak poging ladingdiefstal en jeugddetentie

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 23 april 2021 uitspraak gedaan in een zaak tegen een verdachte, geboren in 2002, die beschuldigd werd van ladingdiefstal en poging tot ladingdiefstal. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 4 januari 2021 te Woerden samen met anderen een ladingdiefstal heeft gepleegd op het terrein van een bedrijf, waarbij ongeveer 150 dozen met kleding zijn weggenomen. De verdachte heeft tijdens de zitting bekend dat hij betrokken was bij de diefstal, wat leidde tot een bewezenverklaring van feit 1. Echter, voor feit 2, de poging tot diefstal, heeft de rechtbank de verdachte vrijgesproken. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was om te concluderen dat de verdachte daadwerkelijk een poging tot diefstal had gedaan, aangezien er geen waarnemingen waren van verdachte of mededaders op het terrein en het gat in het hek niet kon worden gelinkt aan de verdachte.

De rechtbank heeft de verdachte een jeugddetentie van 150 dagen opgelegd, waarvan 70 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en bijzondere voorwaarden, waaronder deelname aan een intensief begeleidingstraject. De rechtbank heeft ook een vordering tot tenuitvoerlegging van een eerdere voorwaardelijke jeugddetentie behandeld, die werd omgezet naar een taakstraf van 52 uur. De benadeelde partijen, [slachtoffer 1] B.V. en [slachtoffer 2] B.V., hebben schadevergoedingsvorderingen ingediend, maar de rechtbank heeft deze vorderingen niet-ontvankelijk verklaard, omdat de vorderingen niet voldoende onderbouwd waren. De rechtbank heeft de verbeurdverklaring van de betonschaar gelast en de teruggave van de telefoon aan de verdachte bevolen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/003355.21 (P) en 01/850011.19 (TUL)
Vonnis van de meervoudige kamer van 23 april 2021
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] 2002 te [geboorteplaats 1] ,
wonende aan de [adres 1] , [postcode] te [woonplaats]

1.1 ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 9 april 2021.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van de officier van justitie mr. C. Goedegebuure en van hetgeen verdachte en zijn raadsman C.J.W. Faber, advocaat te Eindhoven, die waarneemt voor mr. M.J.A. Beukers-Bouten, naar voren hebben gebracht. Ter zitting zijn ook jeugdreclasseringswerker [A] en jeugdzorgwerker [B] gehoord.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feit 1
op 4 januari 2021 te Woerden in vereniging een ladingdiefstal heeft gepleegd op het terrein van [slachtoffer 1] door middel van braak, verbreking en/of inklimming en daarbij (ongeveer) 150 dozen met kleding van [onderneming 1] , heeft weggenomen
en
Feit 2
op 4 januari 2021 te Woerden in vereniging heeft geprobeerd om een diefstal te plegen op het terrein van [slachtoffer 2] B.V. door middel van braak, verbreking en/of inklimming

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder feit 1 en feit 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman refereert zich voor wat betreft de bewezenverklaring van feit 1 aan het oordeel van de rechtbank.
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het onder feit 2 ten laste gelegde. De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat geen sprake is van een begin van uitvoering van een diefstal. Het geluid van dichtslaande portierdeuren is te weinig om te kunnen concluderen dat personen uit het voertuig zijn geweest en al helemaal dat dit twee personen zouden zijn geweest. Verbalisant heeft dat niet kunnen waarnemen. Daarnaast kan niet worden vastgesteld dat het gat in het hekwerk in de nacht van 4 januari is ontstaan. Dit is blijkens de aangifte ergens in de periode tussen 23 december 2020 en 4 januari 2021 gebeurd. De raadsman wijst ten slotte op het feit dat de betonschaar niet in de nabijheid van het gat in het hekwerk werd aangetroffen.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
Feit 1
Bewezenverklaring
Verdachte heeft ter terechtzitting bekend dat hij op 4 januari 2021 te [plaatsnaam] een ladingdiefstal heeft gepleegd met anderen zoals onder feit 1 aan hem ten laste gelegd.
De raadsman heeft geen vrijspraak bepleit ten aanzien van feit 1. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
  • de bekennende verklaring van verdachte zoals afgelegd ter terechtzitting van 9 april 2021;
  • het in wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal nr. PL0900-2021003663-23, d.d. 4 januari 2021, opgemaakt door verbalisant [verbalisant] , [functie] van politie Landelijke Eenheid, voor zover – zakelijk weergegeven – inhoudende de aangifte van [C] , namens het slachtoffer [slachtoffer 1] .
4.3.2.
Feit 2
Vrijspraak
De rechtbank is van oordeel dat het onder feit 2 ten laste gelegde niet kan worden bewezen.
Anders dan de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat enkel het feit dat het voertuig waarin verdachte later werd aangehouden in de nacht van 4 januari 2021 op het terrein is geweest van aangever [slachtoffer 2] B.V. en het feit dat er een hek was opengeknipt op het datzelfde terrein onvoldoende is om tot een bewezenverklaring te komen van een poging diefstal. De politie heeft namelijk niet kunnen waarnemen wat verdachten op dat terrein daadwerkelijk hebben gedaan. Zij heeft enkel dichtslaande portieren gehoord. Verdachte en/of zijn mededaders zelf zijn niet gezien. Van het gat in het hek kan voorts niet worden vastgesteld wanneer dit is ontstaan. Uit het proces-verbaal van aangifte volgt dat dit vermoedelijk is ontstaan tussen 23 december 2020 en 4 januari 2021. Daarom kan niet worden vastgesteld dat dit gat is gemaakt door verdachte en/of zijn mededaders. Verdachte ontkent zowel bij de politie als ter terechtzitting betrokkenheid bij dit aan hem ten laste gelegde feit.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
Feit 1
op 4 januari 2021 te [plaatsnaam] , tezamen en in vereniging met anderen, op een besloten erf, te weten het terrein van [slachtoffer 1] , gelegen aan de [straatnaam] [nummeraanduiding 1] te [plaatsnaam] , alwaar verdachte zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond, 150 dozen met kleding (van [onderneming 1] ), toebehoorde aan [slachtoffer 1] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft en die weg te nemen goederen onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak en verbreking.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen onder feit 2 en meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot het plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en verbreking.

7.7 STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF EN/OF MAATREGEL

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot:
- een jeugddetentie voor de duur van 6 maanden, geheel voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met als bijzondere voorwaarden:
- het volgen van ITB (Individuele Traject Begeleiding) Harde Kern;
- dat hij zich houdt aan de weekplanning, ook na het traject Harde Kern;
- het hebben van een dagbesteding (ook na het traject Harde Kern);
- budgetbeheer;
- een locatiegebod (verdachte dient bij zijn zus te verblijven);
- een contactverbod met medeverdachten.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft het volgende aangevoerd.
De verdediging is van mening dat, gelet op het niveau en de ontwikkeling van verdachte, het adolescentenstrafrecht moet worden toegepast. Daarnaast acht de verdediging een (grotendeels) voorwaardelijke straf passend met daarbij een flinke stok achter de deur waaraan, conform het advies van de jeugdreclassering, strenge voorwaarden kunnen worden verbonden zoals ITB Harde Kern. Een eventuele taakstraf naast een voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden zou te veel voor verdachte zijn. Verdachte heeft nog taakstraffen openstaan en hem hangt ook nog een TUL boven het hoofd.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van het feit
Verdachte heeft samen met anderen in het holst van de nacht een ladingdiefstal gepleegd uit een geparkeerde container op een bedrijventerrein waarbij zij voor maar liefst bijna € 275.000 aan goederen hebben weggenomen.
Ladingdiefstallen vormen in het algemeen voor de transportsector een bron van schade. Niet alleen in de vorm van directe, materiële schade, maar ook als gevolg van verhoogde verzekeringspremies en de noodzaak tot het nemen van steeds verdergaande maatregelen ter voorkoming van deze vorm van criminaliteit. Daarnaast zijn de eigenaren, de transporteurs, de afnemers van de goederen en de verzekeraars de dupe van ( lading) diefstallen. Deze vorm van criminaliteit zorgt voor veel schade.
De verdachte heeft zich van dat alles kennelijk geen rekenschap gegeven en heeft slechts gehandeld met het oog op eigen financieel gewin. Uit het handelen van verdachte Blijkt dat hij geen respect heeft voor de eigendommen van anderen.
Persoon van de verdachte
Justitiële documentatie
De rechtbank heeft ook rekening gehouden de justitiële documentatie van verdachte. Daaruit blijkt dat verdachte - ondanks zijn jonge leeftijd – reeds meerdere keren is veroordeeld wegens verschillende vermogensdelicten.
Verdachte liep bovendien in een proeftijd en was slechts een paar dagen in vrijheid gesteld naar aanleiding van een andere strafzaak toen hij voor onderhavig feit opnieuw werd aangehouden.
Reclasseringsadvies
De rechtbank heeft daarnaast rekening gehouden met een advies van de Reclassering d.d. 10 maart 2021, opgesteld door de heer [D] . De Reclassering schrijft in haar rapport dat verdachte onlangs achttien jaar is geworden en al vanaf jonge leeftijd in aanraking komt met politie en justitie voor voornamelijk vermogensdelicten waarbij sinds 2017 een toename in verdenkingen is te zien. Verdachte kent een bewogen leven. Wegens aanhoudende problemen en zorgen is hij op jonge leeftijd onder toezicht gesteld en uit huis geplaatst. Deze machtigingen zijn vervolgens verlengd tot zijn meerderjarigheid. Verdachte heeft bij verschillende (gesloten) jeugdzorginstellingen verbleven. Sinds hij meerderjarig is zijn de machtigingen verlopen. Na detentie wil hij bij zijn zus gaan wonen, waar hij een warme thuis/gezinssituatie ervaart en waar toezicht en regels gelden. Verdachte is al lange tijd in beeld bij de hulpverlening, welke wisselend is verlopen. Verdachte trekt vaak zijn eigen plan, heeft geen concreet toekomstplan en toont tot op heden beperkte motivatie voor gedragsverandering. Er zijn zorgen over de sociaal-emotionele en cognitieve ontwikkeling van verdachte. Hij is beïnvloedbaar en heeft omgang met een risicovol sociaal netwerk waarmee hij opnieuw in beeld komt bij justitie. Verdachte is niet in het bezit van een startkwalificatie en geen werk. Gezien de aanhoudende zorgen en delict gedrag is een strak plan van aanpak met controle en begeleiding geïndiceerd in de vorm van een ITB Harde Kern maatregel bij de jeugdreclassering.
Het recidiverisico wordt als hoog ingeschat.
Gezien de leeftijd van verdachte is door de Reclassering gekeken naar de toepassing van het adolescentenstrafrecht. Hierbij is het Wegingskader ASR gebruikt. Verdachte is onlangs achttien jaar oud. Een strak kader bij de jeugdreclassering, in de vorm van een ITB Harde Kern maatregel, is passend, haalbaar en geïndiceerd bevonden door de jeugdreclassering. De Reclassering adviseert derhalve om het jeugdstrafrecht toe te passen.
Bij een veroordeling adviseert de Reclassering een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarden:
  • Verdachte houdt zich aan de aanwijzingen van de gecertificeerde instelling te weten Jeugdbescherming [.] , waarbij hij intensieve begeleiding aanvaardt in het kader van ITB Harde Kern voor de duur van zes maanden. Verdachte houdt zich aan alle gemaakte afspraken, het dagschema en de onderdelen van de maatregel, ook als dit inhoudt dat hij meewerkt aan diagnostisch onderzoek indien nodig bevonden binnen het toezicht
  • Verdachte heeft of zoekt op geen enkele wijze – direct of indirect – contact met de medeverdachten, zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt.
  • Verdachte wordt op grond van de in de rapportage genoemde argumenten geboden zich gedurende de periode van het toezicht te verblijven aan de [adres 1] , te [woonplaats] . Daarbij heeft hij/zij een aaneengesloten blok van 12 resp. 15 uur ter invulling van zijn/haar activiteiten (sport, hobby’s, school, werk, behandeling), zoals met de Gecertificeerde Instelling/Reclassering wordt afgesproken. Als de RvdK/Gecertificeerde Instelling/Reclassering het noodzakelijk acht om voor een doelmatige uitvoering van het toezicht op de naleving van de bijzondere voorwaarden de periode, tijd of locatie aan te passen dan zal zij hierover overleggen met de opdrachtgever. Het locatiegebod zal worden gecontroleerd door middel van een elektronisch controlemiddel.
Ter terechtzitting is dit advies door mw. [A] van de Jeugdreclassering en mw. [B] (jeugdzorgwerker) als volgt mondeling toegelicht en aangevuld:
Verdachte is thans een aantal weken geschorst uit zijn voorlopige hechtenis en begonnen met het ITB Harde Kern. De eerste week hield hij zich niet aan het weekschema en hebben zij hem daar flink op aan moeten spreken. Verdachte liet zelfbepalend gedrag zien. Na het aanspreken ging het de tweede week beter. Met veel nabijheid en sturing merken zij dat het verdachte lukt om zich aan de afspraken te houden. Alle hulpverleners ondersteunen het Harde Kern traject.
Ten aanzien van de bijzondere voorwaarden merkt mevrouw [A] op dat het contactverbod geconcretiseerd moet worden met de namen van de medeverdachten.
Ten aanzien van het locatiegebod wil zij graag dat daarbij opgenomen wordt dat dit is zolang de jeugdreclassering het nodig vindt. Dat geeft hen de ruimte om in te schatten hoe het gaat. Verder staat er nu veel tekst bij het blok ‘locatiegebod’, dit zou kunnen worden aangepast naar: “dat verdachte zich aan de weekplanning in het kader van het ITB harde kern traject moet houden”.
Daarnaast moet als bijzondere voorwaarde worden opgenomen dat verdachte zich na het Harde Kern traject nog 1,5 jaar (zolang de proeftijd duurt) moet houden aan regulier toezicht van de reclassering en dagbesteding.
Strafoplegging
Ten aanzien van de vraag of het volwassenenstrafrecht of het jeugdstrafrecht dient te worden toegepast, overweegt de rechtbank als volgt. Verdachte was ten tijde van het plegen van het bewezenverklaarde 18 jaar oud en dus meerderjarig. Op een jongvolwassen verdachte die ten tijde van het strafbare feit meerderjarig is, maar nog onder de 23 jaar, kan het jeugdstrafrecht worden toegepast als sprake is van omstandigheden gelegen in de persoon van verdachte of de omstandigheden waaronder het feit is gepleegd daartoe aanleiding geven.
De Reclassering heeft op 10 maart 2021 een advies opgesteld, zoals hierboven reeds besproken. Geadviseerd wordt om het jeugdstrafrecht toe te passen. De rechtbank neemt dit advies over.
Alles afwegende komt de rechtbank tot de volgende strafoplegging.
Jeugddetentie voor de duur van 150 dagen, met aftrek van de periode dat verdachte in voorarrest heeft gezeten. Van die 150 dagen zullen 70 dagen niet ten uitvoer worden gelegd als verdachte zich gedurende een proeftijd van 2 jaar niet opnieuw schuldig maakt aan enig strafbaar feit en zich bovendien houdt aan de navolgende bijzondere voorwaarden:
  • dat hij zich houdt aan de aanwijzingen van de gecertificeerde instelling te weten Jeugdbescherming [.] , waarbij hij intensieve begeleiding aanvaardt in het kader van ITB Harde Kern voor de duur van zes maanden. Verdachte houdt zich aan alle gemaakte afspraken, het dagschema en de onderdelen van de maatregel, ook als dit inhoudt dat hij meewerkt aan diagnostisch onderzoek indien nodig bevonden binnen het toezicht
  • dat hij na afloop van het Harde Kern traject zich gedurende de proeftijd houdt aan de aanwijzingen van de gecertificeerde instelling en opgelegde dagbesteding.
  • dat hij op geen enkele wijze – direct of indirect – contact heeft met de medeverdachten ( [medeverdachte 1] , geboren op [geboortedatum 2] 1998 te [geboorteplaats 2] en [medeverdachte 2] , geboren op [geboortedatum 3] 2004 te [geboorteplaats 2] ), zolang het Openbaar Ministerie dit nodig vindt.
  • dat hij gedurende de periode van het toezicht, zolang de gecertificeerde instelling dit nodig acht, verblijft aan de [adres 1] , te [woonplaats] , behoudens de momenten dat hij op grond van zijn weekplanning gehouden is zich elders te begeven, zulks te bepalen door de jeugdreclassering. Het locatiegebod zal worden gecontroleerd door middel van een elektronisch controlemiddel.

9.BESLAG

De rechtbank beslist tot verbeurdverklaring van de betonschaar. Van de telefoon gelast de rechtbank teruggave aan verdachte.

10.10 VORDERING TENUITVOERLEGGING

Bij vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Oost-Brabant van 3 september 2020 (parketnummer 01-850011-19) is aan verdachte een jeugddetentie opgelegd van 30 dagen waarvan 26 dagen voorwaardelijk, waarbij als voorwaarde is gesteld dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd van twee jaren niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
De officier van justitie heeft een vordering tot tenuitvoerlegging van deze voorwaardelijke straf ingediend en op de terechtzitting gevorderd om de voorwaardelijk jeugddetentie ten uitvoer te leggen met dien verstande dat deze wordt omgezet naar een uit te voeren taakstraf van 70 uur. De officier van justitie is van mening dat verdachte door omzetting van jeugddetentie in een taakstraf enorm gematst wordt en dat dit tot uitdrukking moet komen in een hogere taakstraf dan die normaliter zou volgen op een omzetting van detentie naar een taakstraf.
De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de vordering nog niet ten uitvoer moet worden gelegd maar dat de daaraan verbonden proeftijd zou moeten worden verlengd met een jaar. Verdachte is nu net begonnen met het ITB Harde Kern. Hij moet daarnaast nog 120 uur aan taakstraf verrichten naar aanleiding van eerder opgelegde straffen. Het risico op overvraging ligt op de loer. Subsidiair heeft de verdediging verzocht de voorwaardelijke jeugddetentie om te zetten in een taakstraf. Het is belangrijk dat hij niet weer vast komt te zitten.
De rechtbank stelt vast dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan het plegen van een nieuw strafbaar feit, zoals bewezen verklaard in dit vonnis.
De rechtbank zal de vordering ten uitvoerlegging van de voorwaardelijke jeugddetentie toewijzen met dien verstande dat deze wordt omgezet naar een taakstraf voor de duur van 52 uur, te vervangen door 26 dagen jeugddetentie indien verdachte deze niet (naar behoren) verricht. De rechtbank ziet geen aanleiding om een hogere taakstraf op te leggen, zoals door de officier van justitie verzocht, maar gaat uit van de in jeugdzaken gebruikelijke omzettingsfactor van 2 uur werken voor iedere dag jeugddetentie, zoals ook opgenomen in de LOVS oriëntatiepunten voor minderjarigen.

11.11. BENADEELDE PARTIJEN

-
[slachtoffer 1] B.V.
[C] , namens [slachtoffer 1] B.V. heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 4.875,00, bestaande uit materiële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder feit 1 ten laste gelegde feit.
11.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering in zijn geheel dient te worden toegewezen met oplegging van de wettelijke rente en de schadevergoedingsmaatregel.
11.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de vordering niet ontvankelijk moet worden verklaard. Ten eerste merkt de verdediging op dat uit de vordering niet blijkt of [C] gemachtigd is om namens [slachtoffer 1] B.V. de vordering in te dienen. Een uittreksel van de KVK ontbreekt. Daarnaast stelt de verdediging zich op het standpunt dat de vordering, met bijgevoegde offerte, te veel vragen oproept. Onder andere met betrekking tot het vervangen van de aandrijving van het toegangshek van [slachtoffer 1] B.V. en het aanbrengen van een GSM-ontvanger. Uit de vordering wordt niet duidelijk dat dit kosten zijn die gemaakt moeten worden naar aanleiding van schade die is veroorzaakt door toedoen van verdachte en/of zijn mededaders. Subsidiair is de verdediging van mening dat de vordering moet worden gematigd tot een bedrag van €3735.
11.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank merkt ten eerste op dat uit de aangifte volgt dat de heer [C] namens [slachtoffer 1] B.V. gemachtigd is om de vordering in te dienen nu hij eigenaar blijkt van [slachtoffer 1] B.V. Desalniettemin zal de rechtbank de benadeelde partij [C] , namens [slachtoffer 1] B.V., niet-ontvankelijk verklaren in de vordering nu deze vordering te veel vragen oproept en niet goed kan worden vastgesteld of de opgegeven kosten moeten worden gemaakt als gevolg van schade die is veroorzaakt door toedoen van verdachte. De rechtbank acht zich op basis van de ingediende vordering ook niet in staat om gebruik te maken van haar schattingsbevoegdheid. De benadeelde partij kan zijn vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen. De rechtbank compenseert de kosten van partijen aldus, dat elke partij de eigen kosten draagt.
-
[slachtoffer 2] B.V.
[E] , namens [onderneming 3] B.V. heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 197,50, bestaande uit materiële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder feit 2 ten laste gelegde feit.
11.4
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering in zijn geheel dient te worden toegewezen met oplegging van de wettelijke rente en de schadevergoedingsmaatregel.
11.5
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft, gelet op de door de raadsman bepleitte vrijspraak, de rechtbank verzocht om de vordering niet-ontvankelijk te verklaren.
11.6
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de benadeelde partij [E] , namens [onderneming 3] , niet-ontvankelijk verklaren in de vordering nu verdachte van het onder feit 2 ten laste gelegde zal worden vrijgesproken. De benadeelde partij kan zijn vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen. De rechtbank compenseert de kosten van partijen aldus, dat elke partij de eigen kosten draagt.

12.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 33, 33a, 77c, 77g, 77i, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals die artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

13.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- Verklaart het onder feit 2 ten laste gelegde niet bewezen en spreek verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring:
  • verklaart het onder feit 1 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
  • verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid:
  • verklaart het onder feit 1 bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hierboven in rubriek 6 is vermeld;
  • verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging van straf
- veroordeelt verdachte tot een
jeugddetentie van 150 dagen;
- bepaalt dat de tijd door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht op de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat van deze jeugddetentie een gedeelte van
70 dagen niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene en/of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een
proeftijdvast van
2 (twee) jaren;
- als algemene voorwaarden gelden dat veroordeelde:
o zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
o ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- stelt als bijzondere voorwaarden dat veroordeelde:
o zich houdt aan de aanwijzingen van de gecertificeerde instelling te weten Jeugdbescherming [.] , waarbij hij intensieve begeleiding aanvaardt in het kader van ITB Harde Kern voor de duur van zes maanden. Veroordeelde houdt zich aan alle gemaakte afspraken, het dagschema en de onderdelen van de maatregel, ook als dit inhoudt dat hij meewerkt aan diagnostisch onderzoek indien nodig bevonden binnen het toezicht
o na afloop van het Harde Kern traject zich gedurende de proeftijd houdt aan de aanwijzingen van de gecertificeerde instelling en opgelegde dagbesteding.
o op geen enkele wijze – direct of indirect – contact heeft met [medeverdachte 1] , geboren op [geboortedatum 2] 1998 te [geboorteplaats 2] en [medeverdachte 2] , geboren op [geboortedatum 3] 2004 te [geboorteplaats 2] , zolang het Openbaar Ministerie dit nodig vindt.
o gedurende de periode van het toezicht, zolang de gecertificeerde instelling dit nodig acht, verblijft aan de [adres 1] , te [woonplaats] . Behoudens de momenten dat hij op grond van zijn weekplanning gehouden is zich elders te begeven. Het locatiegebod zal worden gecontroleerd door middel van een elektronisch controlemiddel.
- geeft aan Jeugdbescherming [.] de opdracht als bedoeld in artikel 77aa, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;

Benadeelde partij [slachtoffer 1] B.V.

- verklaart [C] , namens [slachtoffer 1] B.V., niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
- compenseert de proceskosten van de benadeelde partij en verdachte, in die zin dat ieder haar eigen kosten draagt;
Benadeelde partij [slachtoffer 2] B.V.
- verklaart [E] , namens [slachtoffer 2] B.V., niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
- compenseert de proceskosten van de benadeelde partij en verdachte, in die zin dat ieder haar eigen kosten draagt;
Voorlopige hechtenis
- heft op het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis;
Beslag
  • verklaart verbeurd een betonschaar;
  • gelast teruggave van de telefoon aan veroordeelde.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.M.G. De Weerd, voorzitter, mr. Y.M. Vanwersch en mr. C.M.J.M. van Buul, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L. Steijns, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 23 april 2021.
Mr. Y.M. Vanwersch is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
Feit 1
hij op of omstreeks 4 januari 2021 te Woerden, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
op een besloten erf waarop een woning stond, te weten het terrein van [slachtoffer 1]
gelegen op of aan de [straatnaam] [nummeraanduiding 2] en/of [nummeraanduiding 1] te Woerden, alwaar verdachte zich buiten
weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond,
(ongeveer) 150, althans een grote hoeveelheid dozen met kleding (van
[onderneming 1] ), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan
verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 1] en/of [onderneming 2]
en/of [onderneming 1] [....] B.V.,
heeft weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het
misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder
zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of
inklimming;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht, art
311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht )
Feit 2
hij op of omstreeks 4 januari 2021 te Woerden, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen
misdrijf om
geld en/of goederen van zijn/hunner gading, in elk geval enig goed, dat geheel of
ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te
weten aan [slachtoffer 2] B.V. ( [adres 2] te Woerden),
weg te nemen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen
en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of dat/die weg te
nemen goed/goederen onder zijn/haar/hun bereik te brengen door middel van
braak, verbreking en/of inklimming,
(met een betonschaar) een gat in een hekwerk heeft geknipt en/of (vervolgens) door
een gat in een hekwerk is geklommen en/of
met een voertuig (Mercedes [kenteken] ) het terrein van voornoemd transportbedrijf
op is gereden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht, art
311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht )

Voetnoten

1.Proces-verbaal van aangifte van [C] , namens [slachtoffer 1] , p. 77-79.