ECLI:NL:RBMNE:2021:1728

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
15 april 2021
Publicatiedatum
28 april 2021
Zaaknummer
C/16/508332 FO RK 20-929
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervangende toestemming voor erkenning en ontzegging van omgang in familierechtelijke procedure

In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 15 april 2021 uitspraak gedaan in een familierechtelijke procedure tussen een man en een moeder over de erkenning van hun kind, [roepnaam van minderjarige], geboren op [geboortedatum 1] 2017. De man verzocht om vervangende toestemming voor de erkenning van het kind, een omgangsregeling en een informatieregeling. De moeder verzocht de rechtbank om de man de omgang met het kind te ontzeggen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de man de biologische vader is van [roepnaam van minderjarige] en heeft toestemming verleend voor de erkenning. Echter, de rechtbank heeft ook geoordeeld dat omgang tussen de man en het kind op dat moment in strijd was met de zwaarwegende belangen van het kind, en heeft de omgang voor de duur van anderhalf jaar ontzegd. De rechtbank heeft het verzoek van de man om een informatieregeling afgewijzen, omdat het in het belang van het kind niet wenselijk was om de moeder te verplichten om de man op de hoogte te houden van belangrijke zaken. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard voor de ontzegging van de omgang, maar niet voor de erkenning, omdat de ambtenaar van de burgerlijke stand de geboorteakte pas kan aanpassen wanneer de beslissing onherroepelijk is. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er is een mogelijkheid tot hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Familierecht
locatie Utrecht
zaaknummer: C/16/508332 / FO RK 20-929
Vervangende toestemming erkenning, ontzegging omgang en informatie
Beschikking van 15 april 2021
in de zaak van:
[verzoeker],
wonende in [woonplaats 1] ,
hierna te noemen de man,
advocaat mr. S.A.J.C. Koopman- van Lieshout,
tegen
[verweerster],
wonende in [woonplaats 2] ,
hierna te noemen de moeder,
advocaat mr. L.E. Toet,
met als belanghebbende
mr. C.A.Th. Philipsen,
kantoorhoudende in Utrecht,
als bijzondere curator over het kind
[naam minderjarige], geboren op [geboortedatum 1] 2017 in [geboorteplaats 1] (roepnaam: [roepnaam van minderjarige] ).

1.De procedure

1.1.
De man heeft op 1 september 2020 een verzoekschrift ingediend, met bijlagen 1 tot en met 6.
1.2.
In de beschikking van 8 oktober 2020 heeft de rechtbank mr. C.A.Th. Philipsen benoemd als bijzondere curator over [roepnaam van minderjarige] . De bijzondere curator vertegenwoordigt [roepnaam van minderjarige] in deze procedure en komt op voor zijn belang.
1.3.
Daarna heeft de rechtbank de volgende stukken ontvangen:
  • het advies van de bijzondere curator van 25 november 2020;
  • het F-formulier van de man van 4 december 2020;
  • het F-formulier van de moeder van 24 december 2020 met bijlage 8;
  • het verweerschrift van de moeder met zelfstandig verzoek en bijlagen 1 tot en met 7, binnengekomen op 29 december 2020;
  • het F-formulier van de moeder van 4 februari 2021;
  • het e-mailbericht van de moeder van 12 maart 2021;
  • het F-formulier van de moeder van 23 maart 2021 met bijlagen 9 en 10;
  • het F-formulier van de man van 11 april 2021 met bijlage.
1.4.
De verzoeken zijn besproken tijdens de mondelinge behandeling (zitting) van 15 april 2021. Hierbij waren aanwezig:
  • de man met zijn advocaat;
  • de moeder met haar advocaat;
  • de bijzondere curator;
  • mevrouw [A] namens de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad);
  • mevrouw [B] , begeleidster van de moeder van het buurtteam.
1.5.
De rechtbank heeft direct na de mondelinge behandeling uitspraak gedaan.

2.De feiten

2.1.
De moeder en de man hebben een relatie gehad.
2.2.
De moeder is bevallen van een zoon:
-
[naam minderjarige], geboren op [geboortedatum 1] 2017 in [geboorteplaats 1] , hierna te noemen [roepnaam van minderjarige] .
2.3.
[roepnaam van minderjarige] is niet erkend.
2.4.
De moeder heeft het ouderlijk gezag over [roepnaam van minderjarige] . Dit betekent dat de moeder de belangrijke beslissingen over [roepnaam van minderjarige] moet nemen.
2.5.
De moeder en de man hebben de Nederlandse nationaliteit.

3.Verzoeken en verweer

3.1.
De man verzoekt:
I. om hem toestemming te verlenen voor de erkenning van [roepnaam van minderjarige] . Dat wil zeggen dat de man voortaan in juridische zin als de vader van [roepnaam van minderjarige] wordt aangemerkt. De man stelt dat hij de biologische vader is van [roepnaam van minderjarige] ;
II. een omgangsregeling vast te stellen tussen hem en [roepnaam van minderjarige] met de betrokken hulpverlening en in overleg met de moeder waarbij gestreefd wordt naar een omgangsmoment van één keer per week alsmede dat toegewerkt wordt naar een regeling van een dag in het weekend en omgang gedurende de vakanties en feestdagen;
III. een informatieregeling vast te stellen waarbij de moeder de man eenmaal per twee maanden op de hoogte moet stellen omtrent gewichtige aangelegenheden met betrekking tot de persoon (zorg en ontwikkeling) en het vermogen van [roepnaam van minderjarige] en de man te raadplegen over daaromtrent te nemen beslissingen.
3.2.
De moeder is het niet eens met de verzoeken van de man. Zij verzoekt de man de omgang met [roepnaam van minderjarige] te ontzeggen voor onbepaalde tijd, althans voor de duur die de rechtbank juist acht.

4.De beoordeling

Vervangende toestemming erkenning
De conclusie
4.1.
De rechtbank zal toestemming verlenen aan de man om [roepnaam van minderjarige] te erkennen. Hierna zal de rechtbank uitleggen waarom zij deze beslissing neemt.
Het wettelijk kader
4.2.
Tussen partijen staat vast dat de man de verwekker is van [roepnaam van minderjarige] . Het uitgangspunt van de wet is dat zowel het kind als de verwekker er recht op hebben dat hun familieband officieel wordt vastgelegd. De rechtbank kan alleen in uitzonderlijke gevallen weigeren om vervangende toestemming te geven voor de erkenning. Dit kan als door de erkenning de belangen van de moeder bij een ongestoorde verhouding met het kind worden geschaad of als een evenwichtige sociaalpsychologische en emotionele ontwikkeling van het kind in het gedrang komt. [1]
De toelichting
4.3.
De rechtbank vindt het in het belang van (de identiteitsontwikkeling van) [roepnaam van minderjarige] dat officieel wordt vastgelegd wie zijn vader is. Niet is gebleken dat de erkenning door de man de ontwikkeling van [roepnaam van minderjarige] zal schaden of de relatie tussen de moeder en [roepnaam van minderjarige] zal verstoren.
Bij de moeder is sprake van (emotionele) weerstand tegen de erkenning van [roepnaam van minderjarige] door de man. De moeder heeft een negatief beeld van de man en zij vreest dat de man door de erkenning invloed krijgt op haar leven met [roepnaam van minderjarige] . Volgens de rechtbank zal de band tussen [roepnaam van minderjarige] en de moeder echter niet veranderen door enkel de erkenning. De bijzondere curator en de Raad voor de Kinderbescherming zijn het daarmee eens. Ook de moeder heeft ter zitting erkend dat het vooral de omgang en het contact met de man is dat haar veel zorgen baart. Enkel door de erkenning zal de man geen (fysieke) rol spelen in het leven van de moeder en [roepnaam van minderjarige] . Door de erkenning wordt de man alleen vermeld op de geboorteakte van [roepnaam van minderjarige] als zijn vader en wordt de juridische werkelijkheid in overeenstemming gebracht met de biologische werkelijkheid. De rechtbank vindt het belangrijk dat in officiële papieren staat wie de vader is van [roepnaam van minderjarige] , zodat niemand daarover later kan twijfelen. Enkel door de erkenning krijgt de man geen zeggenschap over [roepnaam van minderjarige] . De moeder blijft alleen belast met het gezag en zal de belangrijke beslissingen voor hem blijven nemen. Door de erkenning zal de achternaam, de zogenoemde ‘geslachtsnaam’, van [roepnaam van minderjarige] ook niet veranderen.
Omgang
De conclusie
4.4.
De rechtbank zal het verzoek van de man om een omgangsregeling vast te stellen afwijzen en beslissen dat de man de omgang met [roepnaam van minderjarige] voor de duur van anderhalf jaar wordt ontzegd. Dit betekent dat de man de komende anderhalf jaar geen omgang met [roepnaam van minderjarige] mag hebben. Hierna legt de rechtbank uit waarom.
Het wettelijk kader
4.5.
In beginsel heeft iedere ouder recht op omgang met zijn kind. Op grond van de wet kan de rechtbank het recht op omgang, al dan niet tijdelijk, ontzeggen. [2] De rechtbank ontzegt het recht op omgang alleen als:
  • omgang ernstig nadeel zou opleveren voor de geestelijke of lichamelijke ontwikkeling van het kind, of
  • de ouder kennelijk ongeschikt of niet in staat moet worden geacht tot omgang, of
  • het kind dat twaalf jaren of ouder is, bij zijn verhoor van ernstige bezwaren tegen omgang heeft doen blijken, of
  • omgang anderszins in strijd is met zwaarwegende belangen van het kind.
De toelichting
4.6.
De rechtbank vindt net als de Raad dat omgang tussen de man en [roepnaam van minderjarige] op dit moment in strijd is met de zwaarwegende belangen van [roepnaam van minderjarige] . Na het uiteengaan van partijen heeft de man op een verkeerde manier pogingen gedaan om contact te krijgen met de moeder en [roepnaam van minderjarige] . Dit heeft geleid tot veel escalaties. De man is hiervoor veroordeeld en heeft een contactverbod opgelegd gekregen tot eind december 2021. Dat contactverbod geldt nu dus nog steeds. Weliswaar is de man hard bezig om zijn leven te verbeteren en zegt hij in te zien dat hij op een andere manier het contact aan moet gaan, maar de moeder ervaart nog altijd veel stress en spanning als zij met de man wordt geconfronteerd. [roepnaam van minderjarige] heeft hier ook veel last van en vertoont wantrouwend gedrag richting andere mannen. De rechtbank vindt het belangrijk voor [roepnaam van minderjarige] dat hij zich eerst een periode in alle rust kan ontwikkelen en dat de moeder hulp voor haar angsten krijgt. De rechtbank ontzegt daarom de man het recht op omgang voor de duur van anderhalf jaar. Een dergelijke periode acht de rechtbank nodig omdat er nog tot het einde van 2021 een contactverbod geldt en het toestaan van omgang naar het oordeel van de rechtbank daarmee in strijd is. Bovendien is een periode van ongeveer een jaar gebruikelijk als periode waarin de omgang ontzegd kan worden als dit in strijd is met de zwaarwegende belangen van het kind. De komende periode kan de moeder gebruiken om te werken aan haar (trauma)behandeling en rust te brengen in de thuissituatie. Dit betekent ook dat de man in deze periode geen nieuwe procedures moet starten om weer omgang met [roepnaam van minderjarige] te kunnen krijgen. Dit zorgt namelijk voor veel spanning en stress bij de moeder, wat niet in het belang van [roepnaam van minderjarige] is en uiteindelijk ook niet in het belang van de man zelf.
Informatieregeling
Conclusie
4.7.
De rechtbank zal het verzoek van de man om een informatieregeling vast te stellen afwijzen en hierna uitleggen waarom.
Toelichting
4.8.
Volgens de wet is de moeder, als ouder met gezag, verplicht om de man, de ouder zonder gezag, op de hoogte te houden van belangrijke zaken in het leven van [roepnaam van minderjarige] . [3] De rechtbank vindt het echter in deze situatie niet in het belang van [roepnaam van minderjarige] om een informatieregeling vast te stellen. Vaststaat dat er tussen partijen de afgelopen jaren veel is gebeurd. Op dit moment geldt er een contactverbod tussen de man en de moeder tot eind december 2021. Zoals hiervoor al overwogen zorgt iedere confrontatie met de man bij de moeder voor veel spanning en stress, wat ook zijn weerslag heeft op [roepnaam van minderjarige] . De rechtbank vindt het belangrijk dat de moeder de komende periode in alle rust kan werken aan haar eigen (trauma)behandeling en wijst daarom het verzoek af.
Uitvoerbaarheid bij voorraad
4.9.
De man heeft verzocht om de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren. Dat betekent dat de beslissing meteen kan worden uitgevoerd, ook al wordt er hoger beroep ingesteld. De rechtbank zal ten aanzien van de toestemming voor de erkenning dit verzoek afwijzen. De ambtenaar van de burgerlijke stand kan de geboorteakte namelijk pas aanpassen (door een latere vermelding toe te voegen aan de geboorteakte) wanneer de beslissing onherroepelijk is. De rechtbank zal de beslissing ten aanzien van de ontzegging van de omgang wel uitvoerbaar bij voorraad verklaren. Dit betekent dat de beslissing per direct al geldt, ook al wordt hoger beroep ingesteld tegen deze beslissing.

5.De beslissing

De rechtbank:
5.1.
verleent aan
[verzoeker], geboren op [geboortedatum 2] 1985 in [geboorteplaats 2] ,
toestemming om te erkennen:
[naam minderjarige], geboren op [geboortedatum 1] 2017 in [geboorteplaats 1] ;
5.2.
ontzegt de man de omgang met [roepnaam van minderjarige] voor de duur van anderhalf jaar;
5.3.
verklaart onderdeel 5.2 uitvoerbaar bij voorraad;
5.4.
wijst de verzoeken voor het overige af.
Dit is de beslissing van de rechtbank, genomen door mr. V.M.M. van Amstel, kinderrechter, in samenwerking met mr. H.E. Broersma, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 15 april 2021.
Tegen deze beschikking kan - voor zover er definitief is beslist - door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Arnhem-Leeuwarden. De verzoekende partij en verschenen belanghebbenden dienen het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen. Andere belanghebbenden dienen het beroep in te stellen binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend is geworden.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op: 30 april 2021.

Voetnoten

1.Artikel 1: 204 lid 3 van het Burgerlijk Wetboek (BW);
2.Artikel 1:377a lid 2 en artikel 1:235a lid 2 BW;
3.Artikel 1:377b BW.