ECLI:NL:RBMNE:2021:1724

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
23 april 2021
Publicatiedatum
28 april 2021
Zaaknummer
9096836
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Verzet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzetprocedure inzake huurachterstand en ontruiming van een woning

In deze zaak gaat het om een verzetprocedure die is ingesteld door [opposant] tegen een verstekvonnis van 18 februari 2021, waarbij hij was veroordeeld tot betaling van huurachterstand en ontruiming van de woning die hij huurt van de Vereniging tot Behoud van Natuurmonumenten in Nederland (Natuurmonumenten). De procedure begon met een dagvaarding van Natuurmonumenten op 3 februari 2021, waarin zij betaling van de huurachterstand en ontruiming vorderde. [opposant] had eerder een huurachterstand laten ontstaan en was in kort geding gedagvaard. Na betaling van de achterstand was de procedure ingetrokken, maar hij liet opnieuw een huurachterstand ontstaan, wat leidde tot de huidige procedure.

Tijdens de mondelinge behandeling op 9 april 2021 heeft [opposant] verweer gevoerd tegen de vorderingen van Natuurmonumenten. Hij erkende de huurachterstand, maar betwistte de ontruiming en de buitengerechtelijke kosten. Natuurmonumenten stelde dat [opposant] zich niet als een goed huurder gedroeg en overlast veroorzaakte voor recreanten in het naastgelegen natuurgebied. De voorzieningenrechter oordeelde dat [opposant] in zijn vordering kon worden ontvangen, ondanks de discussie over de ontvankelijkheid van de verzetdagvaarding.

De rechter concludeerde dat de tekortkomingen van [opposant] in de nakoming van zijn betalingsverplichtingen niet ernstig genoeg waren om de ontruiming te rechtvaardigen. De vordering tot ontruiming werd afgewezen, evenals de vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten. De voorzieningenrechter verklaarde het verzet gegrond, vernietigde het eerdere vonnis en wees de vorderingen van Natuurmonumenten af. De proceskosten werden gecompenseerd, zodat ieder zijn eigen kosten droeg.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Utrecht
zaaknummer: 9096836 MV EXPL 21-33 LT/33864
Kort geding vonnis van 23 april 2021
inzake
de vereniging
Vereniging tot Behoud van Natuurmonumenten in Nederland,
gevestigd te ‘s-Graveland,
verder te noemen Natuurmonumenten,
gedaagde partij in het verzet,
oorspronkelijk eisende partij,
gemachtigde: mr. M. Niermeijer,
tegen:
[opposant],
wonende te [woonplaats] ,
verder te noemen [opposant] ,
eisende partij in het verzet,
oorspronkelijk gedaagde partij,
gemachtigde: mr. P.Y.L. Sie.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van Natuurmonumenten van 3 februari 2021 met aangehecht productie 1 t/m 7,
- de op 10 februari 2021 ingekomen aanvullende producties 8 en 9 van de zijde van Natuurmonumenten,
- het verstekvonnis van 18 februari 2021,
- de op 22 maart 2021 bij de griffie van de rechtbank ontvangen definitieve verzetdagvaarding met aangehecht productie 1 t/m 12 van [opposant] ,
- de conclusie van antwoord in oppositie met aangehecht productie 1 t/m 3 van Natuurmonumenten,
- de op 8 april 2021 door [opposant] ingediende producties 5 en 13 t/m 15,
- de aan de vooravond van de mondelinge behandeling door Natuurmonumenten toegezonden productie 4,
- de pleitnota van [opposant] ,
- de mondelinge behandeling van 9 april 2021, waarvan aantekening is gehouden.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[opposant] huurt van Natuurmonumenten de woning aan de [adres] te [woonplaats] . De huur bedraagt € 603,81 per maand.
2.2.
[opposant] heeft vanaf oktober 2019 een huurachterstand laten ontstaan. Natuurmonumenten heeft hem voor deze achterstand op 25 juni 2020 in kort geding gedagvaard. Nadat [opposant] aan zijn financiële verplichtingen had voldaan, heeft Natuurmonumenten deze procedure ingetrokken.
2.3.
[opposant] heeft opnieuw een huurachterstand laten ontstaan door over de maanden augustus 2020 tot en met januari 2021 geen huur te betalen. Vanwege die herhaalde betalingsachterstand heeft Natuurmonumenten [opposant] opnieuw gedagvaard in kort geding. Dat betreft deze procedure.
2.4.
[opposant] is niet op de mondelinge behandeling van 11 februari 2021 verschenen. Voordat het vonnis in kort geding werd uitgesproken heeft [opposant] de huurachterstand vermeerderd met de buitengerechtelijke en proceskosten aan Natuurmonumenten betaald.
2.5.
Bij verstekvonnis van 18 februari 2021 is [opposant] veroordeeld tot betaling van de vordering en tot ontruiming van de woning. Tegen dat vonnis is [opposant] in verzet gekomen.

3.Het geschil

Standpunt Natuurmonumenten
3.1.
Natuurmonumenten vorderde in haar dagvaarding betaling van de huurachterstand, buitengerechtelijke kosten en proceskosten. Daarnaast vordert zij ontruiming van het gehuurde. Aan dat verzoek legt zij ten grondslag dat [opposant] tekort schiet in de nakoming van zijn verplichtingen uit de huurovereenkomst. Ten eerste door structureel de huur onbetaald te laten. Ten tweede door zich niet te gedragen als goed huurder, aangezien hij voor recreanten van het naast zijn woning gelegen natuurgebied overlast veroorzaakt. Met betrekking tot de verzetdagvaarding heeft Natuurmonumenten zich primair op het standpunt gesteld dat [opposant] niet-ontvankelijk moet worden verklaard, omdat de verzetdagvaarding niet aan Natuurmonumenten is betekend.
Standpunt [opposant]
3.2.
vordert vernietiging van het verstekvonnis en afwijzing van de vorderingen van Natuurmonumenten. Met dien verstande dat [opposant] de huurachterstand erkent en die dan ook heeft voldaan. Met de toewijzing van de buitengerechtelijke kosten is hij het niet eens, omdat Natuurmonumenten hem niet de zogenaamde 14-dagen brief heeft gestuurd waardoor hij niet in de gelegenheid is geweest deze kosten te voorkomen hetzij zich daartegen te verweren. Tot slot voert hij met name verweer tegen de ontruiming van de woning. [opposant] betwist dat sprake is van schending van het goed huurderschap. Daarnaast is de huurachterstand reeds aangezuiverd en heeft hij maatregelen getroffen om herhaling te voorkomen.

4.De beoordeling

Ontvankelijkheid [opposant]
4.1.
Als meest verstrekkende verweer heeft Natuurmonumenten gesteld dat [opposant] niet-ontvankelijk moet worden verklaard in zijn vordering. Zij stelt zich op het standpunt dat [opposant] niet heeft voldaan aan de in artikel 143 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) bepaalde eis dat verzet moet worden ingesteld bij exploot van dagvaarding. De dagvaarding is namelijk niet betekend aan het adres van Natuurmonumenten. De gemachtigde van Natuurmonumenten heeft weliswaar aan de gemachtigde van [opposant] toegezegd vrijwillig te verschijnen, maar die toezegging zag uitsluitend op het mogelijk te entameren executiegeschil en niet op deze procedure. Doordat dwingendrechtelijk is voorgeschreven dat de verzetdagvaarding bij exploot dient te worden uitgebracht en dat niet is gebeurd, is de dagvaarding door [opposant] niet rechtsgeldig en [opposant] daardoor niet-ontvankelijk, aldus Natuurmonumenten.
4.2.
De voorzieningenrechter overweegt op dit punt als volgt. Verzettermijnen zijn van openbare orde. Het staat partijen daardoor niet vrij daarvan af te wijken. De rechter dient die termijnen ambtshalve te toetsen. Tussen partijen is echter niet in geschil of [opposant] tijdig verzet heeft aangetekend. Partijen zijn verdeeld over de vraag of het betekenen van de verzetdagvaarding kan worden vervangen door vrijwillige verschijning van de gedaagde in verzet.
4.3.
Artikel 143 Rv bepaalt dat het verzet moet worden gedaan bij exploot van dagvaarding. Die voorwaarde heeft ten doel dat daarmee kan worden vastgesteld of de eiser binnen de in dat artikel gestelde termijn in verzet is gegaan. Op grond van artikel 255 lid 2 Rv kunnen partijen afwijken van het procesrecht door vrijwillig ter terechtzitting van de voorzieningenrechter in kort geding te verschijnen. Zij wijken dan af van de regel dat een dagvaarding vereist is. Zowel het betekenen van de dagvaarding als de toezegging van vrijwillige verschijning hebben ten doel om er zeker van te zijn dat de gedaagde (in verzet) op de hoogte is van de mondelinge behandeling en daarmee in de gelegenheid is verweer te voeren. Natuurmonumenten was ter zitting aanwezig én heeft zowel schriftelijk als mondeling verweer gevoerd. Het gegeven dat de dagvaarding niet betekend is, heeft Natuurmonumenten dus niet in haar belangen geschaad. De voorzieningenrechter is dan ook van oordeel dat [opposant] in zijn vordering kan worden ontvangen.
Huurachterstand
4.4.
[opposant] heeft erkend dat hij in de maanden augustus tot en met januari 2021 geen huur heeft betaald. Vast staat dat hij de totale achterstand – na dagvaarding – heeft voldaan. Dit deel van de vordering zal dan ook worden afgewezen. Toch vindt Natuurmonumenten dat [opposant] de woning dient te verlaten, omdat hij tot tweemaal toe bewust een aanzienlijke huurachterstand heeft laten ontstaan. Volgens Natuurmonumenten was dit geen betalingsonmacht maar onwil.
4.5.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat [opposant] op dit punt voldoende onderbouwd heeft gesteld dat hij de betalingsachterstand niet moedwillig heeft laten ontstaan. Er hebben zich een aantal persoonlijke omstandigheden voorgedaan waardoor hij nu kampt met psychische klachten. Als gevolg daarvan verwaarloost hij zichzelf, zijn huishouden en zijn administratie.
4.6.
[opposant] heeft ook voldoende onderbouwd gesteld dat hij maatregelen heeft getroffen om herhaling te voorkomen. Ter zitting heeft hij gesteld dat hij na ontvangst van de eerste dagvaarding – in juni 2020 – tot tweemaal toe contact heeft opgenomen met Natuurmonumenten om een betalingsregeling te treffen. Om onbekende redenen is het niet gelukt de betreffende persoon bij Natuurmonumenten te spreken. Nadat de huurachterstand wederom opliep heeft hij professionele hulp ingeschakeld. Sinds enige tijd krijgt hij hulp van zijn advocaat en mevrouw [A] (hierna: [A] ) die hem als financieel belangenbehartiger bijstaat in het voeren van zijn administratie. [A] heeft ervoor gezorgd dat ten behoeve van Natuurmonumenten zekerheid is gesteld. Zij heeft namens [opposant] drie maal de maandhuur op de derdengeldenrekening van zijn advocaat overgemaakt. Daarnaast heeft [A] onverwijld de volledige huurachterstand ingelopen en ervoor zorg gedragen dat de huur nu iedere maand tijdig wordt voldaan door middel van een automatisch incasso.
4.7.
Hoewel het door de huurder herhaaldelijk tekortschieten in de nakoming van zijn betalingsverplichting – ook al wordt de achterstand steeds vlak voor een ontruimingsvonnis voldaan – grond kan zijn voor toewijzing van de ontruiming van de woning en ontbinding van de huurovereenkomst, is de voorzieningenrechter in het geval van [opposant] van oordeel dat hij voldoende onderbouwd heeft gesteld dat de tekortkoming, gezien haar bijzondere aard of geringe betekenis, de ontbinding en daarmee dus de vordering tot ontruiming met haar gevolgen niet rechtvaardigt. De vordering tot ontruiming zal dan ook worden afgewezen.
Buitengerechtelijke kosten
4.8.
De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten zal - mede gelet op de door deze rechtbank gevolgde aanbevelingen van het Rapport BGK-integraal - worden afgewezen. Natuurmonumenten heeft immers niet gesteld dat kosten zijn gemaakt die betrekking hebben op verrichtingen die meer omvatten dan een enkele (eventueel herhaalde) aanmaning, het enkel doen van een (niet aanvaard) schikkingsvoorstel, het inwinnen van eenvoudige inlichtingen of het op gebruikelijke wijze samenstellen van het dossier. De kosten waarvan Natuurmonumenten vergoeding vordert, moeten dan ook worden aangemerkt als betrekking hebbend op verrichtingen waarvoor de proceskostenveroordeling wordt geacht een vergoeding in te sluiten.
Overlast
4.9.
Natuurmonumenten heeft de gronden, die zij aan de ontruimingsvordering ten grondslag heeft gelegd, uitgebreid in haar conclusie van antwoord (in oppositie). In de dagvaarding was alleen nog de (herhaalde) huurachterstand reden voor het verzoek tot ontruiming. Met indiening van haar producties 8 en 9, vlak voor de eerste mondelinge behandeling en vervolgens met haar betoog in de conclusie van antwoord in oppositie heeft Natuurmonumenten zich op het standpunt gesteld dat daarnaast ook sprake is van slecht huurderschap van [opposant] . Dat slecht huurderschap uit zich, volgens Natuurmonumenten, in overlast voor recreanten die het naastgelegen natuurgebied bezoeken. Volgens Natuurmonumenten laat [opposant] zich agressief uit jegens recreanten en maakt hij zich schuldig aan vandalisme. Voor Natuurmonumenten is dit volstrekt ontoelaatbaar. Doordat [opposant] niet ontvankelijk is voor het maken van afspraken is de enige manier om aan de overlast een halt toe te roepen om de woning te doen laten ontruimen, aldus Natuurmonumenten.
4.10.
Op grond van artikel 130 Rv is de eiser (Natuurmonumenten) bevoegd zijn eis of de gronden daarvan schriftelijk, bij conclusie of akte ter rolle, te veranderen of te vermeerderen, zolang de rechter nog geen eindvonnis heeft gewezen. De gedaagde is bevoegd tegen de wijziging van eis of vermeerdering van de gronden bezwaar te maken op grond dat de verandering of vermeerdering in strijd is met de eisen van een goede procesorde. De rechter kan ook, op dezelfde grond, ambtshalve een verandering of vermeerdering van eis buiten beschouwing laten.
4.11.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat de vermeerdering van de gronden voor de gevorderde ontruiming door Natuurmomenten in strijd is met de goede procesorde. Die grond is in een te laat stadium dor Natuurmomenten aangevuld. Zoals [opposant] ter zitting ook heeft betoogd, heeft [opposant] onvoldoende gelegenheid gehad zich voldoende te kunnen verweren tegen dit verwijt van Natuurmonumenten. Om die reden wordt het overlastargument van Natuurmonumenten buiten beschouwing gelaten.
4.12.
Ten overvloede merkt de voorzieningenrechter over dit punt nog het volgende op. Ontruiming van een woning heeft onontkoombare gevolgen. Met toekenning daarvan dient de rechter dan ook terughoudend om te gaan. Dat betekent dat vast moet komen te staan, althans voldoende aannemelijk moet zijn dat sprake is van door de huurder veroorzaakte ernstige en structurele overlast. Maar ook dat de verhuurder zich voldoende heeft ingespannen om door middel van andere wegen, zoals herhaalde schriftelijke waarschuwing, het inschakelen van de wijkagent, het overeenkomen van een gedragsaanwijzing, de ontbinding en ontruiming te voorkomen. De huurder moet immers in de gelegenheid worden gesteld zijn gedrag aan te passen en – indien nodig – daarbij hulp te vragen en/of te ontvangen.
4.13.
Ten eerste is, zeker gelet op de gemotiveerde betwisting door [opposant] , niet aannemelijk geworden dat het [opposant] is die ernstige en structurele overlast aan recreanten veroorzaakt. Daarnaast is er geen sprake van dossieropbouw met dien verstande dat Natuurmonumenten [opposant] noch schriftelijk noch persoonlijk heeft gewezen op zijn –
voor Natuurmonumenten – ontoelaatbare gedrag. Ook heeft zij geen enkele poging gedaan om met [opposant] in gesprek te komen om afspraken te maken over de wijze waarop hij zich opstelt naar passanten en hetgeen hij te dulden heeft als bewoner aan een natuurgebied. Deze stappen mogen van een goed verhuurder verwacht worden alvorens een verzoek tot ontruiming wordt gedaan.
Proceskosten in verstek en verzet
4.14.
Aangezien dagvaarding nodig was om [opposant] tot betaling van de huurachterstand te bewegen is [opposant] in het verstek terecht veroordeeld in de proceskosten. Deze kosten bestaan uit:
- dagvaarding € 87,61
- griffierecht € 507,00
- salaris gemachtigde € 498,00
-------------
totaal € 1.092,61
Door [opposant] is onweersproken gesteld dat hij deze kosten reeds aan Natuurmonumenten heeft voldaan op 2 maart 2021, zodat de vordering van Natuurmonumenten om [opposant] in de proceskosten (in verstek) te veroordelen zal worden afgewezen. In de verzetprocedure ziet de voorzieningenrechter aanleiding om de proceskosten te compenseren, zodat ieder zijn eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter:
5.1.
verklaart het verzet gegrond;
5.2.
vernietigt het vonnis van deze rechtbank, op 18 februari 2021 onder zaak-/rolnummer 8983093 MV EXPL 21-6 gewezen, en opnieuw rechtdoende;
5.3.
wijst de vorderingen van Natuurmonumenten af;
5.4.
compenseert de proceskosten in verzet met dien verstande dat ieder zijn eigen kosten draagt;
5.5.
verklaart het vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.6.
wijst het anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.J.M. de Laat, kantonrechter en in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 23 april 2021.