ECLI:NL:RBMNE:2021:1711

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
28 april 2021
Publicatiedatum
28 april 2021
Zaaknummer
16.136407.20 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een bestuurder voor het veroorzaken van een verkeersongeval met dodelijke afloop

Op 28 april 2021 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 17 december 2019 in Biddinghuizen als bestuurder van een personenauto een verkeersongeval heeft veroorzaakt waarbij een motorrijder, de heer [slachtoffer], is overleden. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich aanmerkelijk onvoorzichtig heeft gedragen in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994. De verdachte heeft geprobeerd een vrachtauto in te halen, maar heeft daarbij onvoldoende zicht gehad op het tegemoetkomende verkeer. Dit leidde tot een aanrijding met de motorfiets van het slachtoffer, die frontaal tegen een andere auto botste en ter plaatse overleed. De rechtbank heeft rekening gehouden met de ernst van het feit, de gevolgen voor de verdachte en de impact van het ongeval. De verdachte is veroordeeld tot een taakstraf van 120 uren en een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 1 jaar. De rechtbank heeft ook de vorderingen van benadeelde partijen behandeld, waarbij enkele vorderingen niet-ontvankelijk zijn verklaard wegens onvoldoende onderbouwing.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummer: 16.136407.20 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 28 april 2021
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1983] te [geboorteplaats] ,
wonende aan [adres] te [woonplaats] ,
hierna te noemen: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 14 april 2021.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. H.J. Lambers en van hetgeen verdachte en haar raadsman, mr. S.J. Nijhof, advocaat te Apeldoorn, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
primair
op 17 december 2019 in Biddinghuizen als bestuurder van een personenauto zich zodanig heeft gedragen dat een aan haar schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor [slachtoffer] werd gedood, door
  • met haar auto een vóór haar in dezelfde richting rijdende vrachtauto in te halen;
  • zich er niet voldoende van te vergewissen dat de weg vrij was van verkeer;
  • met haar auto op de voor het tegemoetkomende verkeer bestemde weghelft is gaan rijden en is blijven rijden toen een tegemoetkomende motorfiets tot op zeer korte afstand was genaderd;
  • vervolgens tegen de motorfiets is gebotst, althans deze heeft geschampt;
  • waardoor de motorfiets moest uitwijken, althans de bestuurder de controle over zijn motorfiets heeft verloren, op de rijstrook voor het tegemoetkomende verkeer terecht is gekomen en frontaal tegen een tegemoetkomende personenauto is gebotst;
subsidiair
op 17 december 2019 in Biddinghuizen als bestuurder van een personenauto gevaar op de weg heeft veroorzaakt, althans het verkeer heeft gehinderd door
  • met haar auto een vóór haar in dezelfde richting rijdende vrachtauto in te halen;
  • zich er niet voldoende van te vergewissen dat de weg vrij was van verkeer;
  • met haar auto op de voor het tegemoetkomende verkeer bestemde weghelft is gaan rijden en is blijven rijden toen een tegemoetkomende motorfiets tot op zeer korte afstand was genaderd;
  • vervolgens tegen de motorfiets is gebotst, althans deze heeft geschampt;
  • waardoor de motorfiets moest uitwijken, althans de bestuurder de controle over zijn motorfiets heeft verloren, op de rijstrook voor het tegemoetkomende verkeer terecht is gekomen en frontaal tegen een tegemoetkomende personenauto is gebotst.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen, in die zin dat het verkeersongeval waarbij [slachtoffer] werd gedood, heeft plaatsgevonden ten gevolge van
aanmerkelijk onvoorzichtighandelen van verdachte als verkeersdeelnemer.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het primair ten laste gelegde. Daartoe heeft hij gesteld dat van de zijde van verdachte geen sprake is geweest van zeer, althans aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onoplettend handelen. De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank voor wat betreft een bewezenverklaring van het subsidiair ten laste gelegde.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen [1]
Op 17 december 2019 vond op de Biddingringweg in de gemeente Dronten [2] een verkeersongeval plaats waarbij een motorfiets frontaal op een personenauto is gebotst. [3] De Biddingringweg is een autoweg waarvan de rijbaan door middel van een dubbele onderbroken witte middenstreep (met daartussen een groene strook) is verdeeld in twee rijstroken voor verkeer in beide richtingen. De toegestane maximumsnelheid voor voertuigen is 100 kilometer per uur. [4] Het ongeval vond plaats omstreeks 18.41 uur. [5] Het was op dat moment donker [6] en op de plaats van het ongeval was geen straatverlichting aanwezig. [7]
De motorfiets reed samen met een tweede motorfiets over de Biddingringweg, komende uit de richting van Biddinghuizen en gaande in de richting van Harderwijk. In tegengestelde richting reden een vrachtauto en daarachter enkele personenauto’s, waaronder een Volvo personenauto en een Fiat personenauto. De bestuurder van de Volvo haalde de voor haar rijdende vrachtauto in, terwijl de motorfiets zo dicht was genaderd dat de inhaalmanoeuvre niet kon worden voltooid voordat de Volvo en de motorfiets elkaar waren gepasseerd. Op het moment dat de Volvo zich links naast de vrachtauto bevond, botste de Volvo met de linkerzijde tegen het linker handvat van de motorfiets, waardoor de bestuurder van de motorfiets de controle over zijn voertuig verloor en terecht kwam op de rijstrook bestemd voor het tegemoetkomende verkeer, waar op dat moment de Fiat reed. De motorfiets botste met de voorzijde frontaal tegen de voorzijde van de Fiat. [8]
Verdachte [verdachte] was de bestuurder van de Volvo personenauto. [9]
Verdachte heeft direct na het ongeval op 17 december 2019 verklaard: “
Ik wilde een vrachtwagen inhalen, voor mij reed nog een auto. Toen deze auto de vrachtwagen ging inhalen ben ik achter deze auto aangereden. Ik zag toen dat de auto voor mij naar rechts uitweek nadat hij de vrachtwagen had ingehaald. Op het moment dat de auto de vrachtwagen inhaalde en naar rechts schoot zag ik dat er voor mij plots een motorrijder reed. Ik kon op dat moment niet goed meer uitwijken waardoor de motorrijder langs de linkerzijde van mijn auto schampte. [10]
Verdachte heeft op 18 december 2019 op vragen van de politie geantwoord:
Vraag: Hoe is de aanrijding volgens u gebeurd?
Verdachte: “
Mijn voorganger ging de vrachtauto inhalen, toen deze op de linkerbaan zat keek ik tussen die auto en de vrachtauto door en zag ik niets en ben ik ook in gaan halen.”
Vraag: Heeft u voordat en tijdens het inhalen tegemoetkomend verkeer gezien?
Verdachte: “
Nee want ik zat achter de auto voor mij en die haalde mijn zicht weg.” [11]
Getuige [getuige] verklaart dat zij op 17 december 2019 iets na half zeven samen met haar vriend in een Fiat op de Biddingringweg reed, komende uit de richting van Harderwijk en rijdend in de richting van Biddinghuizen. [12] [getuige] ziet dat een voor hen rijdende auto naar links stuurt met de bedoeling een vrachtauto in te halen. Zij ziet dat de auto die naar links was gegaan om de vrachtwagen in te halen, plotseling naar rechts stuurt en op dat moment ziet zij twee koplampen tevoorschijn komen die hen op de andere weghelft tegemoet komen rijden. Ze ziet dat één van de lampen de auto, die de vrachtwagen aan het inhalen was, probeert te ontwijken. Zij ziet dat de koplamp met hoge snelheid hun kant opkomt en vermoedt dat de bestuurder de macht over het stuur is verloren. Direct daarna is er een enorm harde klap. [13]
De bestuurder van de motorfiets was [slachtoffer] . [14] Medisch personeel heeft hem nog gereanimeerd, maar hij is ter plaatse overleden [15] als gevolg van het ongeval. [16]
Bewijsoverwegingen
Vast staat dat verdachte op 17 december 2019 in Biddinghuizen als bestuurder van een personenauto een verkeersongeval heeft veroorzaakt met een motorrijder, de heer
[slachtoffer] , en dat deze motorrijder als gevolg van dit ongeval is komen te overlijden.
Ten aanzien van de vraag of het handelen van verdachte schuld aan het verkeersongeval in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 oplevert, overweegt de rechtbank het volgende.
Op grond van vaste jurisprudentie gaat het bij de vaststelling of sprake is van schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 om het geheel van de gedragingen van verdachte, de aard en de ernst van deze gedragingen en de overige omstandigheden van het geval. Vastgesteld dient te worden of verdachte verwijtbaar heeft gehandeld. Het gedrag van verdachte moet daarvoor worden afgemeten aan wat van een automobilist in het algemeen en gemiddeld genomen mag worden verwacht. De schuld heeft geen betrekking op de relatie tussen het gedrag en de dood of het letsel. Dat betekent dat niet reeds uit de ernst van de gevolgen van het handelen, kan worden vastgesteld dat sprake is van schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994.
Uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte een voor haar rijdende vrachtauto heeft willen inhalen. Zij heeft daarbij een andere personenauto, die voor haar reed en naar links was gegaan om, gebruik makend van de rijbaan voor het tegemoetkomende verkeer, de vrachtauto in te halen, gevolgd. Alvorens verdachte (ook) naar links is gegaan, heeft zij tussen de vrachtauto en de al op de linker rijbaan rijdende personenauto door gekeken om te zien of het voor haar mogelijk was de vrachtauto in te halen.
Verdachte heeft, rijdend in het donker op een (auto)weg zonder verlichting, een inhaalmanoeuvre ingezet terwijl zij op dat moment de weg voor haar onvoldoende heeft kunnen overzien. Immers reed een andere personenauto op de rijbaan voor het tegemoetkomende verkeer en benam deze personenauto voor een groot deel het zicht van verdachte op de weg voor haar. Verdachte heeft slechts een (zeer) beperkt deel van de weg kunnen overzien op het moment dat zij tussen deze personenauto en de vrachtauto heeft doorgekeken. Onder die omstandigheden had verdachte niet mogen inhalen.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte is tekortgeschoten in de voorzichtigheid die van bestuurders van personenauto’s mag worden verwacht. Verdachte heeft zich onder voornoemde omstandigheden er onvoldoende van vergewist of de weghelft voor het tegemoetkomende verkeer vrij was en zij heeft een verkeersfout gemaakt door desondanks de inhaalmanoeuvre in te zetten. Op het moment dat verdachte naast de vrachtauto reed en de voor verdachte rijdende personenauto naar rechts had ingevoegd, zag verdachte de koplamp van de haar tegemoet komende motorrijder op korte afstand voor zich, waarna deze motorrijder de auto van verdachte tevergeefs probeerde te ontwijken. De auto van verdachte raakte het linker handvat van de motor, waardoor de motorrijder de macht over zijn motor verloor en frontaal tegen een andere auto is opgeklapt en is verongelukt.
Op grond van voornoemde bewijsmiddelen en -overwegingen is de rechtbank van oordeel dat het rijgedrag van verdachte moet worden aangemerkt als aanmerkelijk onvoorzichtig. Dit betekent dat sprake is van schuld als bedoeld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, zodat het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend is bewezen.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
primair
op 17 december 2019, te Biddinghuizen, gemeente Dronten, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmee rijdende over de weg, de Biddingringweg, zich zodanig heeft gedragen dat een aan haar schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door aanmerkelijk onvoorzichtig
  • met dat door haar, verdachte, bestuurde motorrijtuig een vóór haar, verdachte, in gelijke richting als zij, verdachte, eveneens over voornoemde weg rijdend motorrijtuig (vrachtwagen), gezien haar, verdachtes, rijrichting links in te (gaan) halen en
  • zich er (daarbij) niet voldoende van te vergewissen dat voornoemde weghelft vrij was van verkeer en
  • vervolgens met het door haar, verdachte, bestuurde motorrijtuig op de rijbaan van voornoemde weg, bestemd voor het voor haar, verdachte, tegemoetkomende verkeer is gaan rijden en is blijven rijden op het moment dat een voor haar, verdachte, over die weg tegemoetkomend motorrijtuig (motorfiets) haar, verdachte, tot op zeer korte afstand was genaderd en
  • vervolgens voornoemd motorrijtuig (motorfiets) heeft geschampt,
  • waardoor de bestuurder van voornoemd motorrijtuig (motorfiets) de controle over zijn motorrijtuig (motorfiets) heeft verloren en, gezien diens rijrichting, op de rijstrook voor het tegemoetkomende verkeer terecht is gekomen en frontaal tegen een tegemoetkomend motorrijtuig (personenauto) is gebotst,

waardoor [slachtoffer] (voornoemde motorrijder) werd gedood.

Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen onder 1 primair meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
primair
Overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander wordt gedood.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot:
- een taakstraf van 240 uren, indien niet of niet naar behoren verricht te vervangen door 120 dagen hechtenis;
- een onvoorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen van 1 jaar.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit aan verdachte een onvoorwaardelijke geldboete of taakstraf op te leggen, in combinatie met een voorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Aard en ernst van het feit
Verdachte heeft als bestuurder van een personenauto een aan haar schuld te wijten verkeersongeval veroorzaakt zoals hiervoor in rubriek 4 is beschreven. Ten gevolge van dit ongeval heeft een andere verkeersdeelnemer, de heer [slachtoffer] , het leven verloren en is aan zijn nabestaanden onherstelbaar leed toegebracht.
De persoon van verdachte en haar omstandigheden
De rechtbank houdt rekening met een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie van 11 maart 2021, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor enig strafbaar feit en ook overigens niet eerder in contact is geweest met politie en justitie.
De rechtbank houdt voorts rekening met de proceshouding van verdachte. Verdachte heeft verklaard dat zij bereid is om, indien de nabestaanden van de heer [slachtoffer] dit zouden wensen, met hen in gesprek te gaan en zij heeft bij de behandeling ter terechtzitting jegens hen en jegens andere betrokkenen nadrukkelijk laten weten dat zij het verschrikkelijk vindt wat er is gebeurd. Het is de rechtbank bovendien gebleken dat verdachte ook zelf is aangegrepen door het ongeval en nog altijd kampt met de (psychische) gevolgen daarvan.
De op te leggen straf
Bij het bepalen van de straf en de strafmaat houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het bewezen verklaarde feit en de omstandigheden waaronder dit feit is begaan. De rechtbank let daarnaast op de oriëntatiepunten voor straftoemeting die zijn ontwikkeld door het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) en op straffen die in soortgelijke strafzaken door rechters zijn opgelegd. Ten slotte houdt de rechtbank rekening met de persoon van verdachte en haar persoonlijke omstandigheden zoals hiervoor omschreven.
Voornoemde LOVS-oriëntatiepunten gaan ingeval van overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 waarbij sprake is van aanmerkelijke schuld en het slachtoffer het leven heeft verloren, uit van een taakstraf van 240 uren en een ontzegging van de rijbevoegdheid van 1 jaar.
De rechtbank stelt voorop dat geen enkele strafoplegging, in welke vorm of omvang dan ook, de gevolgen van verdachtes handelen ongedaan kan maken. Strafoplegging dient bovendien plaats te vinden, niet alleen met inachtneming van de (in dit geval fatale) gevolgen van de gemaakte verkeersfout, maar ook en vooral afgezet te worden tegen de ernst van de gemaakte fout en de mate van schuld van verdachte. Wat dit laatste betreft is de rechtbank met de officier van justitie van oordeel dat in deze zaak sprake is van de ondergrens van aanmerkelijk onvoorzichtig handelen.
Gelet op al hetgeen hiervoor is overwogen, ziet de rechtbank aanleiding af te wijken van voornoemde oriëntatiepunten en van de (daaraan gelijkluidende) eis van de officier van justitie en te komen tot oplegging van een taakstraf voor de duur van 120 uren onvoorwaardelijk en een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 1 jaar voorwaardelijk.

9.BENADEELDE PARTIJEN

Benadeelde partij [benadeelde]
heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd. Hij heeft gesteld dat hij ten gevolge van het aan verdachte ten laste gelegde de navolgende schade heeft geleden:
- € 4.500,-- aan materiële schade;
- € 5.000,-- aan immateriële schade.
Popping heeft gesteld dat zijn verzekeringsmaatschappij de materiële schade geheel heeft vergoed en dat de immateriële schade gedeeltelijk is vergoed, tot een bedrag van € 3.000,--.
Hij vordert daarom nu een bedrag van € 2.000,-- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in zijn vordering.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in zijn vordering.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat, mede gelet op de omstandigheid dat de vordering niet is onderbouwd, het te ingewikkeld is om in dit strafproces te bepalen of de benadeelde partij naast de reeds ontvangen € 3.000,-- aan immateriële schade alsnog een bedrag van € 2.000,-- aan immateriële schade dient te ontvangen.
Aanhouding van de procedure ten einde de benadeelde partij in de gelegenheid te stellen zijn vordering te onderbouwen, levert een onevenredige belasting van het strafgeding op. De rechtbank zal daarom de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in zijn vordering en bepalen dat de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Nu de benadeelde partij niet-ontvankelijk wordt verklaard in zijn vordering, zal de benadeelde partij in de kosten van verdachte worden veroordeeld voor zover deze betrekking hebben op het verweer tegen de vordering. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Benadeelde partij [getuige]
heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd. Zij heeft gesteld dat zij ten gevolge van het aan verdachte ten laste gelegde de navolgende schade heeft geleden:
- € 5.677,02 aan materiële schade;
- € 5.000,-- aan immateriële schade.
[getuige] heeft gesteld dat haar verzekeringsmaatschappij de immateriële schade geheel heeft vergoed en dat de materiële schade gedeeltelijk is vergoed, namelijk tot een bedrag van € 1.727,03. Zij vordert daarom nu een bedrag van € 3.949,99 aan materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
9.4
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij kan worden toegewezen tot het bedrag van € 3.949,99, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
9.5
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in haar vordering.
9.6
Het oordeel van de rechtbank
Bij de ingediende vordering heeft de benadeelde partij een factuur van Autohuis Gelderland te Nijkerk gevoegd. Uit deze factuur blijkt dat [getuige] haar Fiat Panda op 9 april 2019 heeft gekocht voor een bedrag van € 3.950,--.
Bij de vordering zijn geen stukken overgelegd waaruit blijkt welke waarde de auto op 17 december 2019, voorafgaand aan het ongeval op die datum, (nog) vertegenwoordigde, rekening houdend met de afschrijvingen op de auto. Evenmin blijkt of de auto total loss is verklaard, of de auto nog enige waarde vertegenwoordigde en zo ja, tot welk bedrag. en welk gedeelte daarvan door de verzekeringsmaatschappij reeds is vergoed.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de vordering van de benadeelde partij onvoldoende is onderbouwd. Aanhouding van de procedure ten einde de benadeelde partij in de gelegenheid te stellen haar vordering nader te onderbouwen, levert een onevenredige belasting van het strafgeding op. De rechtbank zal daarom de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering en bepalen dat de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Nu de benadeelde partij niet-ontvankelijk wordt verklaard in haar vordering, zal de benadeelde partij in de kosten van verdachte worden veroordeeld voor zover deze betrekking hebben op het verweer tegen de vordering. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen
  • 9, 14a, 14b, 14c, 22c en 22d van het Wetboek van Strafrecht en
  • 6, 175 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994;
zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het primair ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het primair meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het primair bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
taakstraf van 120 uren;
- beveelt dat voor het geval verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 60 dagen hechtenis;
-
ontzegtverdachte ter zake van het primair bewezen verklaarde
de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 1 jaar;
- bepaalt dat de ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen
niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren vast;
- als voorwaarde geldt dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
Benadeelde partij [benadeelde]
- verklaart [benadeelde] niet-ontvankelijk in zijn vordering en bepaalt dat de vordering kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
- veroordeelt de benadeelde partij [benadeelde] in de kosten door de verdachte gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
Benadeelde partij [getuige]
- verklaart [getuige] niet-ontvankelijk in haar vordering en bepaalt dat de vordering kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
- veroordeelt de benadeelde partij [getuige] in de kosten door de verdachte gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.J. Bos, voorzitter, mrs. M.C. Danel en A.A.M. Elzakkers, rechters, in tegenwoordigheid van mr. F.R. Horst, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 28 april 2021.
Mrs. H.J. Bos, M.C. Danel en F.R. Horst zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat zij:
op of omstreeks 17 december 2019, te Biddinghuizen, gemeente Dronten, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmee rijdende over de weg, de Biddingringweg, zich zodanig heeft gedragen dat een aan haar schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend,
  • met dat door haar, verdachte, bestuurde motorrijtuig een vóór haar, verdachte, in gelijke richting als zij, verdachte, eveneens over voornoemde weg rijdend motorrijtuig (vrachtwagen), gezien haar, verdachtes rijrichting links in te (gaan) halen en/of
  • zich er (daarbij) niet voldoende van te vergewissen dat voornoemde weg/weghelft vrij was van verkeer en/of
  • (vervolgens) met het door haar, verdachte, bestuurde motorrijtuig geheel of gedeeltelijk op de rijbaan van voornoemde weg, bestemd voor het voor haar, verdachte, tegemoetkomende verkeer is gaan rijden en/of is blijven rijden (op het moment dat een voor haar, verdachte, over die weg tegemoetkomend motorrijtuig (motorfiets) haar, verdachte tot op (zeer) korte afstand was genaderd) en/of
  • (vervolgens) tegen voornoemd motorrijtuig (motorfiets) aan te rijden en/of te botsen en/of voornoemd motorrijtuig (motorfiets) te schampen en/of
  • waardoor (vervolgens) voornoemd motorrijtuig (motorfiets) moest uitwijken en/of de bestuurder van voornoemd motorrijtuig (motorfiets) de controle over zijn motorrijtuig (motorfiets) heeft verloren en/of (vervolgens), gezien diens rijrichting, op de rijstrook voor het tegemoetkomende verkeer terecht is gekomen en/of (vervolgens) frontaal tegen een tegemoetkomend motorrijtuig (personenauto) is aangereden en/of gebotst,

waardoor een ander, te weten [slachtoffer] (voornoemde motorrijder) werd gedood;

subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
op of omstreeks 17 december 2019, te Biddinghuizen, gemeente Dronten, als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg, de Biddingringweg,
  • met dat door haar, verdachte, bestuurde motorrijtuig een vóór haar, verdachte, in gelijke richting als zij, verdachte, eveneens over voornoemde weg rijdend motorrijtuig (vrachtwagen), gezien haar, verdachtes rijrichting links heeft ingehaald en/of
  • zich er (daarbij) niet voldoende van heeft vergewist dat voornoemde weg/weghelft vrij was van verkeer en/of
  • (vervolgens) met het door haar, verdachte, bestuurde motorrijtuig geheel of gedeeltelijk op de rijbaan van voornoemde weg, bestemd voor het voor haar, verdachte, tegemoetkomende verkeer is gaan rijden en/of is blijven rijden (op het moment dat een voor haar, verdachte, over die weg tegemoetkomend motorrijtuig (motorfiets) haar, verdachte tot op (zeer) korte afstand was genaderd) en/of
  • (vervolgens) tegen voornoemd motorrijtuig (motorfiets) is aangereden en/of gebotst en/of voornoemd motorrijtuig (motorfiets) heeft geschampt en/of
  • waardoor (vervolgens) voornoemd motorrijtuig (motorfiets) moest uitwijken en/of de bestuurder van voornoemd motorrijtuig (motorfiets) de controle over zijn motorrijtuig (motorfiets) heeft verloren en/of (vervolgens), gezien diens rijrichting, op de rijstrook voor het tegemoetkomende verkeer terecht is gekomen en/of (vervolgens) frontaal tegen een tegemoetkomend motorrijtuig (personenauto) is aangereden en/of gebotst,
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 23 juni 2020, genummerd PL0900-2019377816, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd 01 tot en met 104. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Pagina 20
3.Pagina 16
4.Pagina 20
5.Pagina 16
6.Pagina 52
7.Pagina 20
8.Pagina 16
9.Pagina 5
10.Pagina 57
11.Pagina 80
12.Pagina 67
13.Pagina 68
14.Pagina 7
15.Pagina 84
16.Pagina 87