3.2Op de zitting heeft eiser toegelicht dat hij met zijn beroep niet wil bereiken dat de nieuwe woning – die inmiddels bijna is afgebouwd – uiteindelijk moet worden afgebroken. Eiser wenst desondanks een oordeel van de rechtbank over de vraag of verweerder voldoende heeft gemotiveerd dat het bouwplan niet in strijd is met de redelijke eisen van welstand, omdat eiser wil voorkomen dat er met de (volgens hem) gebrekkig gemotiveerde vergunning op dat punt een precedent wordt geschapen. Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiser daarmee voldoende procesbelang bij een beoordeling van zijn beroep.
Beoordeling van het beroep
4. Niet in geschil is dat het bouwplan alleen in strijd is met het bestemmingsplan op het punt van de goot- en bouwhoogte. De vergunning is door verweerder alleen om díe reden met toepassing van de binnenplanse afwijkingsmogelijkheid verleend. Voor het overige is het bouwplan, en dus ook de positie van de woning, in overeenstemming met het bestemmingsplan. Op de plankaart bij het bestemmingsplan is immers geen bouwvlak ingetekend, zodat er op het gehele perceel mag worden gebouwd. Wel is in artikel 15.2.1, onder a en onder 1, van de planregels bepaald dat de totale bebouwingsoppervlakte op het perceel niet meer dan 150 m2 mag zijn en dat niet meer dan 30% van het perceel mag worden bebouwd, maar hieraan wordt voldaan. Op de zitting heeft eiser bevestigd dat het hem enkel om de positie van de woning op het perceel gaat en dat hij geen bezwaren heeft tegen de goot- en bouwhoogte. Omdat de positie van de woning niet in strijd is met het bestemmingsplan, was verweerder op dat punt niet gehouden om de belangen van eiser mee te wegen bij de vergunningverlening. Wel schrijft artikel 2.10, eerste lid, onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) voor dat het bouwplan, en dus ook de positie van de woning, niet in strijd mag zijn met de redelijke eisen van welstand.
5. Eiser voert aan dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd dat het bouwplan niet in strijd is met de redelijke eisen van welstand. In de Welstandsnota 2013 Wijdemeren staat dat doorzichten in het gebied moeten worden behouden en waar mogelijk versterkt. De positie van de nieuwe woning op het perceel lijkt niet in overeenstemming met dit uitgangspunt. De woning staat verder voorop het perceel dan de omliggende woningen, waardoor de waaiervormige stedenbouwkundige structuur (het V-patroon waarin huizen zijn gebouwd) wordt doorbroken, en eisers uitzicht op de Loosdrechtse Plassen deels wordt belemmerd. Dit standpunt is in de bezwaarfase door een van de andere bezwaarmakers nader onderbouwd met een advies van de commissie Ruimtelijke Kwaliteit en Erfgoed van 25 maart 2020 (second opinion), waarin de strijdigheid met het genoemde uitgangspunt wordt onderkend. Dat dit nooit kan leiden tot een negatief welstandsadvies omdat de positie van de woning op het perceel op grond van het bestemmingsplan wél is toegestaan, is volgens eiser onjuist.
6. Volgens verweerder is het bouwplan niet in strijd met de redelijke eisen van welstand. Hierbij heeft verweerder zich gebaseerd op het advies van de Welstand- en Monumentencommissie Wijdemeren (de welstandscommissie) van 21 oktober 2019. Op de zitting heeft verweerder toegelicht dat de second opinion die in de bezwaarfase is overgelegd geen reden gaf om een nadere onderbouwing te vragen aan zijn welstandscommissie. Het uitgangspunt in de welstandsnota dat doorzichten in het gebied moeten worden behouden en waar mogelijk versterkt, kan volgens verweerder namelijk nooit af doen aan de mogelijkheid die het bestemmingsplan biedt om op het gehele perceel te bouwen, ofwel: dat uitgangspunt mag die bouwmogelijkheid niet inperken.