ECLI:NL:RBMNE:2021:1677

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
13 april 2021
Publicatiedatum
23 april 2021
Zaaknummer
UTR - 21 _ 315
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake exploitatievergunning restaurant na wijziging rechtsvorm

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 13 april 2021 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoeker, die samen met een partner een restaurant exploiteert, had een aanvraag voor een exploitatievergunning ingediend na een wijziging van de rechtsvorm van een vennootschap onder firma naar een eenmanszaak. De burgemeester van de gemeente Utrecht, als verweerder, had deze aanvraag buiten behandeling gesteld, omdat deze volgens hem niet volledig was. Verzoeker was het hier niet mee eens en verzocht de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening te treffen.

De voorzieningenrechter oordeelde dat er sprake was van een spoedeisend belang, aangezien verzoeker door de buiten behandelingstelling van zijn aanvraag in een onomkeerbare situatie terecht kon komen, zoals faillissement. De rechter concludeerde dat het bestreden besluit onvoldoende gemotiveerd was en dat verweerder te voorbarig had gehandeld door de aanvraag buiten behandeling te stellen zonder verzoeker de gelegenheid te bieden om onduidelijkheden weg te nemen. De voorzieningenrechter schorste het bestreden besluit en droeg verweerder op om verzoeker in de gelegenheid te stellen zijn aanvraag aan te vullen. Tevens werd verweerder veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van verzoeker.

De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldigheid in de besluitvorming door bestuursorganen en de noodzaak om aanvragers de kans te geven om eventuele onduidelijkheden te verhelderen voordat een aanvraag buiten behandeling wordt gesteld. De voorzieningenrechter heeft hiermee een belangrijke bescherming geboden aan verzoeker, die afhankelijk is van de exploitatievergunning voor zijn restaurant.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21/315

uitspraak van de voorzieningenrechter van 13 april 2021 in de zaak tussen

[verzoeker] , te [woonplaats] , verzoeker(gemachtigde: drs. C. van Oosten),

en

de burgemeester van de gemeente Utrecht, verweerder(gemachtigde: mr. S.K. Rijvers).

Procesverloop

In het besluit van 26 januari 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van verzoeker voor een exploitatievergunning voor het restaurant ‘ [restaurant] ’ buiten behandeling gesteld.
Verzoeker heeft tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt. Hij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De zitting heeft plaatsgevonden op 7 april 2021 via Skype for Business. Partijen hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.

Overwegingen

Wat is de aanleiding voor deze uitspraak?
1. Verzoeker exploiteert samen met [A] sinds 2017 het restaurant ‘ [restaurant] ’ aan de [adres] in [woonplaats] . Zij hebben hiervoor een exploitatievergunning en exploiteren het restaurant in de vorm van een vennootschap onder firma (VOF).
In 2020 treedt [A] uit de VOF en wil verzoeker het restaurant alleen voortzetten. Op 1 juli 2020 wijzigt hij de rechtsvorm van een VOF naar een ‘eenmanszaak’. Vanwege de wijziging van rechtsvorm heeft verzoeker een nieuwe exploitatievergunning nodig. Hij dient hiervoor een aanvraag in bij verweerder op 16 juli 2020. Deze aanvraag wordt in het besluit van 23 november 2020 buiten behandeling gesteld, omdat de aanvraag volgens verweerder niet volledig is.
Op 27 november 2020 dient verzoeker een nieuwe aanvraag in. Deze aanvraag wordt met het bestreden besluit opnieuw buiten behandeling gesteld. Volgens verweerder is ook deze aanvraag niet volledig.
Is sprake van spoedeisend belang?
2. De voorzieningenrechter treft alleen een voorlopige voorziening als een spoedeisend belang dat vereist, ook wel ‘onverwijlde spoed’ genoemd. Daarvan is hier sprake. Sinds de wijziging van rechtsvorm mag verzoeker het restaurant niet meer exploiteren. Hij heeft op dit moment geen inkomsten, maar wel uitgaven. Hiermee heeft verzoeker voldoende aannemelijk gemaakt dat hij in een onomkeerbare situatie terecht komt of kan komen (bijvoorbeeld faillissement of acute financiële nood). De voorzieningenrechter zal het verzoek om een voorlopige voorziening dan ook inhoudelijk beoordelen.
Wat beoordeelt de voorzieningenrechter?
3. Deze procedure is bedoeld om in afwachting van de uitkomst van de bezwaarprocedure een voorlopige maatregel te treffen. De voorzieningenrechter beoordeelt dan ook of het door verzoeker gemaakte bezwaar kans van slagen heeft. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
Waarom is verzoeker het niet eens met het besluit?
4. Verzoeker is het niet eens met de buiten behandelingstelling van zijn aanvraag en voert aan dat zijn aanvraag volledig is. Voor verzoeker is met het bestreden besluit niet duidelijk geworden welke gegevens ontbreken. Daar merkt verzoeker bij op dat hij gehoor heeft gegeven aan de verzoeken van verweerder in de brieven van 2 en 22 december 2020 om ontbrekende stukken in te dienen. Dat deze stukken vervolgens bij verweerder nadere vragen oproepen en dat op bepaalde punten helderheid moet worden verschaft, is volgens verzoeker geen reden om zijn aanvraag buiten behandeling te stellen. Daar merkt verzoeker bij op dat het door verweerder in deze procedure aan de rechtbank toegestuurde dossier niet compleet is.
Wat is het standpunt van verweerder?
5. Verweerder handhaaft het standpunt dat de aanvraag van verzoeker niet volledig is. Verweerder verwijst naar de voornoemde brieven van 2 en 22 december 2020, waarin hij verzoeker heeft gevraagd om de ontbrekende informatie in te dienen. Volgens verweerder zijn niet alle gevraagde gegevens door verzoeker verstrekt.
Wat is de grondslag van het besluit?
6. Verweerder heeft de aanvraag van verzoeker van 27 november 2020 buiten behandeling gesteld op grond van artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Dit artikel ziet op een onvolledige of ongenoegzame aanvraag. In die zin dat niet is voldaan aan de procedurele of formele vereisten voor het indienen van een aanvraag óf dat onvoldoende gegevens of bescheiden zijn verstrekt die nodig zijn om een goede beoordeling van de aanvraag mogelijk te maken. Het ontbreken van gegevens of bescheiden kan alleen leiden tot het niet in behandeling nemen van de aanvraag, als het niet mogelijk is zonder die gegevens of bescheiden op de aanvraag te beslissen [1] .
Wat is het oordeel van de voorzieningenrechter?
7. De voorzieningenrechter is het met verzoeker eens dat uit het bestreden besluit niet blijkt waarom de door verzoeker ingediende stukken/informatie onvoldoende zijn/is. Eerst in de brief van 2 december en later in de brief van 22 december 2020 heeft verweerder aan verzoeker meegedeeld dat zijn aanvraag nog niet compleet is en welke gegevens nog ontbreken. Verzoeker heeft vervolgens gehoor gegeven aan de verzoeken van verweerder om aanvulling van de aanvraag en heeft nadere stukken ingediend. Verzoeker verkeerde in de veronderstelling dat hij met het indienen van de nadere stukken had voldaan aan wat verweerder hem in de twee brieven heeft verzocht. Vervolgens heeft verweerder in het bestreden besluit de aanvraag van verzoeker buiten behandeling gesteld. Dit heeft verweerder naar het oordeel van de voorzieningenrechter gedaan zonder te motiveren waarom de door verzoeker ingediende stukken -naar aanleiding van de brief van 22 december 2020- onvoldoende zijn om de aanvraag van verzoeker in behandeling te nemen. Onduidelijk is in het bestreden besluit waarom de aanvraag van verzoeker nog steeds onvolledig is. Pas in het verweerschrift, dat op 19 februari 2021 in deze procedure is ingediend, heeft verweerder gemotiveerd dat volgens hem op bepaalde punten nog onduidelijkheid bestaat. Het bestreden besluit is op dit punt dan ook niet goed gemotiveerd.
8. Verder is de voorzieningenrechter van oordeel dat het bestreden besluit niet zorgvuldig tot stand is gekomen. Zoals hiervoor is vastgesteld, heeft verzoeker gehoor gegeven aan de twee oproepen van verweerder om nadere informatie te verschaffen. Uit het verweerschrift en het verhandelde ter zitting maakt de voorzieningenrechter op dat de inhoud van de door verzoeker overgelegde stukken bij verweerder kennelijk (nieuwe) vragen heeft opgeroepen. Verzoeker was van de inhoud van deze (nieuwe) vragen ten tijde van het nemen van het bestreden besluit niet op de hoogte. Om de aanvraag buiten behandeling te stellen, had verweerder verzoeker eerst in de gelegenheid moeten stellen om de bij verweerder ontstane onduidelijkheden en nadere vragen weg te nemen. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft verweerder met het nemen van het bestreden besluit te voorbarig besloten de aanvraag buiten behandeling te stellen.
9. De voorzieningenrechter komt tot de conclusie dat het bestreden besluit onvoldoende is gemotiveerd en dat verweerder te voorbarig is geweest om de aanvraag van verzoeker met gebruikmaking van artikel 4:5 van de Awb buiten behandeling te stellen. Het bezwaar van verzoeker heeft dus kans van slagen.
10. De voorzieningenrechter merkt nog op dat op de zitting is gebleken dat verzoeker bereid is om met verweerder in gesprek te gaan om de door verweerder geconstateerde onduidelijkheden weg te nemen, eventueel in aanwezigheid van de boekhouder van verzoeker. Verzoeker wil namelijk zo snel mogelijk een inhoudelijke beslissing op zijn aanvraag, zodat hij de exploitatie van zijn restaurant kan hervatten. Verweerder heeft zich op de zitting niet bereid verklaard om dit gesprek met verzoeker te voeren, vanwege de omstandigheid dat het Horecaloket (de afdeling die gaat over het verlenen van een Horecavergunning) daar op dit moment niet toe bereid zou zijn. Daar is een uitspraak van de voorzieningenrechter voor nodig, aldus de gemachtigde van verweerder.
Wat is het gevolg van deze uitspraak?
11. Gelet op het voorgaande wijst de voorzieningenrechter het verzoek toe en treft de voorlopige voorziening dat het bestreden besluit wordt geschorst tot de bekendmaking van de beslissing op bezwaar. Verder wordt verweerder opgedragen om verzoeker in de gelegenheid te stellen zijn aanvraag aan te vullen door de nog openstaande vragen van verweerder te beantwoorden en onduidelijkheden weg te nemen. Bij voorkeur tijdens een (online)gesprek met een medewerker van het Horecaloket. Dit ten einde een inhoudelijke beoordeling van de aanvraag van verzoeker mogelijk te maken. Verweerder krijgt hiervoor een termijn van twee weken na verzending van deze uitspraak. Daarnaast moet verweerder deze gelegenheid bieden voor de bekendmaking van de beslissing op bezwaar.
12. Omdat de voorzieningenrechter het verzoek toewijst, bepaalt de voorzieningenrechter dat verweerder aan verzoeker het door hem betaalde griffierecht vergoedt.
13. Omdat het verzoek wordt toegewezen, krijgt verzoeker een vergoeding voor de proceskosten die hij heeft gemaakt. Verweerder moet die vergoeding betalen. De vergoeding wordt met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. De bijstand door een gemachtigde levert twee punten op (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift en 1 punt voor het verschijnen op de zitting). Die punten hebben een waarde van € 534,- bij een wegingsfactor 1. Toegekend wordt een bedrag van € 1.068,-.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- schorst het bestreden besluit tot de bekendmaking van de beslissing op bezwaar;
- draagt verweerder op om binnen twee weken na verzending van deze uitspraak verzoeker in de gelegenheid te stellen zijn aanvraag aan te vullen door de openstaande vragen te beantwoorden en onduidelijkheden weg te nemen;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 181,- aan verzoeker te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van € 1.068,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.M. Reijnierse, voorzieningenrechter, in aanwezigheid vanmr. S. Westerhof, griffier. De beslissing is uitgesproken op 13 april 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Zie hiervoor de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) van 14 december 2016 (ECLI:NL:RVS:2016:3300).