Uitspraak
de Minister voor Medische Zorg en Sport, verweerder
Inleiding
Het oordeel van de voorzieningenrechter
Overwegingen over het besluit van de minister
Overwegingen over de belangen bij een voorlopige voorziening
ontvangen en bewerkenvan stamcellen uit navelstrengbloed niet goed verenigbaar zijn met het belang van de volksgezondheid. De minister heeft hierop terecht gewezen. Hieraan is op de zitting namens haar bovendien nog toegevoegd dat zij belang heeft bij het vertrouwen dat de samenleving in de minister stelt als verantwoordelijke voor het toezicht op orgaanbanken. Dat vertrouwen kan worden geschaad, als later zou blijken dat het ontvangen en bewerken van stamcellen uit navelstrengbloed door heeft kunnen gaan in een periode waarin de minister al op de hoogte was van tekortkomingen die tot intrekking van de erkenning van Stamcelbank Nederland moesten leiden. Zolang de erkenning blijft gelden gaan (toekomstige) ouders er immers van uit dat Stamcelbank Nederland als orgaanbank voldoet aan de vereisten waarop de minister toezicht houdt. Met betrekking tot het
distribuerenvan het opgeslagen lichaamsmateriaal erkent de minister dat dat nu niet plaatsvindt, maar wijst zij erop dat dat in theorie op ieder moment zou kunnen veranderen. Ook voor deze handeling heeft zij daarom belang bij het intrekken van de erkenning vanwege de hiervoor genoemde redenen van volksgezondheid en het vertrouwen vanuit de samenleving.
opslaanervan in de permanente opslag in Hedel. Stamcellen uit navelstrengbloed die verkeerd zijn bewerkt kunnen volgens de minister nooit meer gebruikt worden. Als dat klopt, dan heeft de minister er belang bij dat de opslag van dit lichaamsmateriaal niet langer voortduurt. De voorzieningenrechter overweegt hierbij dat dit belang van de minister naar zijn aard minder zwaar weegt, omdat vast staat dat er op dit moment hoe dan ook geen reële mogelijkheid is voor de toepassing van opgeslagen stamcellen. Het lichaamsmateriaal is permanent opgeslagen, zonder dat er nu of op korte termijn iets mee gaat gebeuren. Dat betekent dat het gevaar dat de volksgezondheid wordt geschaad zich hier nu niet (verder) verwezenlijkt. De bewerking van het opgeslagen lichaamsmateriaal heeft immers al plaatsgevonden.
ontvangen en bewerkengaat het om ‘nieuwe’ klanten die navelstrengbloed willen laten opslaan in de periode tot aan de beslissing op bezwaar. Stamcelbank Nederland heeft op de zitting toegelicht dat ongeveer 400 mensen nu een afnameset thuis hebben, in afwachting van de geboorte van hun kind. Dat aantal kan nog iets oplopen als nieuwe klanten zich melden. Het gaat hier om dienstverlening die tijdelijk niet kan worden geboden: het ontvangen en bewerken van lichaamsmateriaal kan weer worden opgestart als de minister een voor Stamcelbank Nederland gunstige beslissing op bezwaar zou nemen – en dat is het bereik van deze procedure bij de voorzieningenrechter. Die tijdelijkheid geldt niet voor het
opslaanvan stamcellen uit navelstrengbloed. Als de permanente opslag wordt beëindigd is dat onomkeerbaar: bij gebrek aan alternatief is de enige optie immers de vernietiging van het lichaamsmateriaal. Stamcelbank Nederland heeft toegelicht dat zij voor ruim 10.000 klanten stamcellen uit navelstrengbloed permanent heeft opgeslagen. Als later blijkt dat haar erkenning toch kan blijven bestaan, dan kan de beëindiging van de opslag voor deze klanten niet meer worden teruggedraaid. Voor het
distribuerengeldt dat daarvan op dit moment geen sprake is.
opslaanvan stamcellen uit navelstrengbloed kan door blijven gaan in de periode tot aan de beslissing op het bezwaar. Het nu moeten beëindigen van de opslag heeft onomkeerbare gevolgen voor de ruim 10.000 klanten van Stamcelbank Nederland. Die gevolgen wegen niet op tegen het belang van de minister, dat bij de opslag nu niet direct wordt geraakt. De voorzieningenrechter zal in deze uitspraak bepalen dat de intrekking van de erkenning van Stamcelbank Nederland geschorst blijft.
ontvangen en bewerkenvan stamcellen uit navelstrengbloed geldt dat de belangen van de minister zwaarder wegen dan die van Stamcelbank Nederland. Het potentiële risico voor de volksgezondheid en het risico op het schaden van het vertrouwen dat de samenleving in het toezicht op orgaanbanken stelt geven hier de doorslag. Voor Stamcelbank Nederland betekent dit dat haar bedrijf niet nu hoeft te worden beëindigd, maar wel wordt stilgezet voor nieuwe klanten. De voorzieningenrechter is zich ervan bewust dat dit een grote inbreuk is op de bedrijfsvoering, maar die inbreuk is in de tijd wel beperkt tot aan de beslissing op bezwaar. De schorsing van het besluit van 26 maart 2021 wordt voor deze handelingen dus opgeheven. Dat betekent dat de intrekking van de erkenning voor het ontvangen en bewerken weer gaat gelden. Om Stamcelbank Nederland in de gelegenheid te stellen om contact op te nemen met haar klanten die nu al een afnameset thuis hebben, zal de opheffing van de schorsing over 1 week ingaan. Dit betekent concreet dat Stamcelbank Nederland vanaf 1 mei 2021 geen afnamesets meer mag innemen en geen ingenomen afnamesets meer mag verwerken.
distribuerenvan stamcellen uit navelstrengbloed volgt de voorzieningenrechter deze lijn van het ontvangen en bewerken. Ook voor deze handeling wordt de schorsing van het besluit van 26 maart 2021 opgeheven. Deze beslissing heeft nu geen grote gevolgen voor Stamcelbank Nederland, omdat er op dit moment geen sprake is van het kunnen toepassen van stamcellen. Maar met deze maatregel wordt voorkomen dat potentieel onbruikbaar lichaamsmateriaal onverhoopt toch zal worden gebruikt als die mogelijkheid zich in de periode tot aan de beslissing op bezwaar wel voor zou doen. Deze beslissing gaat direct in.
Overwegingen over bijkomende beslissingen
Beslissing
- heft de met de uitspraak van 31 maart 2021 getroffen voorziening per direct op, voor zover daarbij de intrekking van de erkenning is geschorst voor het
- heft de met de uitspraak van 31 maart 2021 getroffen voorziening op met ingang van 1 mei 2021, voor zover daarbij de intrekking van de erkenning is geschorst voor het
- bepaalt dat de met de uitspraak van 31 maart 2021 getroffen voorziening in stand blijft, voor zover daarbij de intrekking van de erkenning is geschorst voor het
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 360,- aan verzoekers te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoekers tot een bedrag van € 1.068,-.