ECLI:NL:RBMNE:2021:1671

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
31 maart 2021
Publicatiedatum
23 april 2021
Zaaknummer
UTR 21/1247
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking erkenning orgaanbank en voorlopige voorziening in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 31 maart 2021 uitspraak gedaan op het verzoek om een voorlopige voorziening van Stamcelbank Nederland B.V. tegen de Minister voor Medische Zorg en Sport. De Minister had op 26 maart 2021 besloten om de erkenning van de verzoekster als weefselinstelling in te trekken, met ingang van 1 juli 2021, en deze erkenning tijdelijk te beperken van 1 april 2021 tot en met 30 juni 2021. Dit besluit was gebaseerd op meerdere inspecties die in de afgelopen tien jaar waren uitgevoerd, waarbij tekortkomingen op het gebied van kwaliteit en veiligheid waren vastgesteld die niet adequaat waren opgelost.

De verzoekster, die stamcellen van pasgeborenen verzamelt en opslaat, heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter oordeelde dat de zaak spoedeisend was, omdat de beperking van de erkenning grote gevolgen zou hebben voor de bedrijfsvoering van verzoekster. De voorzieningenrechter besloot om het besluit van de Minister te schorsen, zodat verzoekster de tijd had om in overleg te treden met haar cliënten over de opgeslagen stamcellen.

De voorzieningenrechter benadrukte dat de belangen van verzoekster om haar bedrijfsvoering voort te zetten, opwegen tegen het belang van de Minister om de kwaliteit en veiligheid van de orgaanbank te waarborgen. De beslissing om de intrekking van de erkenning te schorsen, werd genomen met het oog op de noodzaak om de zaak op een later moment inhoudelijk te behandelen. Een zitting voor deze behandeling werd gepland op 9 april 2020.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21/1274
uitspraak van de voorzieningenrechter van 31 maart 2021 op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen

Stamcelbank Nederland B.V., gevestigd in Leusden, verzoekster

(gemachtigden: mr. J.A. Lisman en mr. P.M. Waszink)
en

de Minister voor Medische Zorg en Sport, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 26 maart 2021 heeft verweerder 1) de erkenning van verzoekster als weefselinstelling ingetrokken met ingang van 1 juli 2021, en 2) deze erkenning van 1 april 2021 tot en met 30 juni 2021 beperkt, in die zin dat het in ontvangst nemen na verkrijgen, het bewerken en het distribueren van stamcellen daarvan geen deel meer uitmaken.
Verzoekster heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt bij verweerder.
Verzoekster heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.

Overwegingen

1. Verzoekster is een door verweerder erkende orgaanbank op grond van de Wet veiligheid en kwaliteit lichaamsmateriaal. Zij zamelt met preparaten van navelstrengbloed stamcellen in van pasgeborenen en slaat deze op. Zij doet dat op verzoek van ouders, ten behoeve van mogelijke toekomstige toepassing.
2. Verweerder legt aan de intrekking van de erkenning ten grondslag dat de afgelopen 10 jaar meerdere inspecties zijn verricht en dat tijdens die bezoeken meerdere tekortkomingen zijn geconstateerd op het gebied van kwaliteit en veiligheid, die niet adequaat werden opgelost. Verzoekster blijkt niet in staat te zijn om de kwaliteit en veiligheid van het bewaarde en bewerkte lichaamsmateriaal voldoende te waarborgen. De intrekking gaat op 1 juli 2021 in, maar om te voorkomen dat stamcellen worden uitgegeven voor toepassing op de mens in of buiten Nederland wordt de erkenning al vanaf 1 april 2021 ingeperkt. Vanaf dan mogen geen nieuwe stamcellen meer worden opgeslagen. Verweerder beoogt dat verzoekster de periode tot aan 1 juli 2021 kan gebruiken om in overleg te treden met haar cliënten over al opgeslagen stamcellen.
3. De zaak is spoedeisend. Als de beperking van de erkenning morgen ingaat, dan is de bedrijfsvoering van verzoekster grotendeels niet meer mogelijk. Verweerder heeft de griffier telefonisch meegedeeld niet bereid te zijn om het besluit op te schorten in afwachting van een inhoudelijke behandeling door de voorzieningenrechter. De voorzieningenrechter doet in het licht hiervan, gelet op de spoedeisendheid, vandaag uitspraak zonder dat er een zitting is geweest.
4. Het belang van verzoekster is dat haar bedrijf niet wordt stilgelegd en dat zij haar contractuele afspraken met ouders en met aanstaande ouders kan blijven nakomen. De voorzieningenrechter vindt het op voorhand aannemelijk dat het besluit grote gevolgen heeft voor de bedrijfsvoering van verzoekster. Daar staat tegenover het belang van verweerder om de kwaliteit en de veiligheid van verzoekster als orgaanbank te garanderen. De voorzieningenrechter betrekt bij zijn oordeel dat de aanloop naar verweerders besluit tot intrekking van de erkenning al is gestart met een conceptrapport van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd van 30 november 2020 en dat verweerder daarna enige tijd heeft genomen om tot zijn besluit te komen. Deze belangen afwegend ziet de voorzieningenrechter aanleiding om nu een ordemaatregel te treffen, die inhoudt dat de intrekking van de erkenning wordt geschorst.
5. Verweerder zal zich moeten buigen over het bezwaar dat verzoekster heeft gemaakt, maar de behandeling daarvan zal enige tijd vergen. De aard van deze beslissing als ordemaatregel maakt echter dat die niet voor een langere tijd kan voortduren. De voorzieningenrechter vindt het in het licht hiervan noodzakelijk dat het verzoek alsnog ambtshalve op een zitting van de voorzieningenrechter wordt behandeld. Deze zitting zal worden gehouden op vrijdag 9 april 2020, om 11.00 uur in Utrecht. Dan zal worden beoordeeld of er een aanleiding is om de nu getroffen voorziening al dan niet op te heffen. In die procedure wordt ook beslist over de voor het verzoek gemaakte kosten.

Beslissing

De voorzieningenrechter schorst het besluit van 26 maart 2021.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K. de Meulder, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. R.G. Kamphof, griffier. De beslissing is uitgesproken op 31 maart 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
de griffier is verhinderd om
de uitspraak te ondertekenen
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.