ECLI:NL:RBMNE:2021:1671
Rechtbank Midden-Nederland
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Intrekking erkenning orgaanbank en voorlopige voorziening in bestuursrechtelijke procedure
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 31 maart 2021 uitspraak gedaan op het verzoek om een voorlopige voorziening van Stamcelbank Nederland B.V. tegen de Minister voor Medische Zorg en Sport. De Minister had op 26 maart 2021 besloten om de erkenning van de verzoekster als weefselinstelling in te trekken, met ingang van 1 juli 2021, en deze erkenning tijdelijk te beperken van 1 april 2021 tot en met 30 juni 2021. Dit besluit was gebaseerd op meerdere inspecties die in de afgelopen tien jaar waren uitgevoerd, waarbij tekortkomingen op het gebied van kwaliteit en veiligheid waren vastgesteld die niet adequaat waren opgelost.
De verzoekster, die stamcellen van pasgeborenen verzamelt en opslaat, heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter oordeelde dat de zaak spoedeisend was, omdat de beperking van de erkenning grote gevolgen zou hebben voor de bedrijfsvoering van verzoekster. De voorzieningenrechter besloot om het besluit van de Minister te schorsen, zodat verzoekster de tijd had om in overleg te treden met haar cliënten over de opgeslagen stamcellen.
De voorzieningenrechter benadrukte dat de belangen van verzoekster om haar bedrijfsvoering voort te zetten, opwegen tegen het belang van de Minister om de kwaliteit en veiligheid van de orgaanbank te waarborgen. De beslissing om de intrekking van de erkenning te schorsen, werd genomen met het oog op de noodzaak om de zaak op een later moment inhoudelijk te behandelen. Een zitting voor deze behandeling werd gepland op 9 april 2020.