ECLI:NL:RBMNE:2021:1670

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
19 april 2021
Publicatiedatum
23 april 2021
Zaaknummer
UTR 20/4719
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Naheffingsaanslag parkeerbelasting en de geldigheid van een gehandicaptenparkeerkaart

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 19 april 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking gemeenten & hoogheemraadschap Utrecht. Eiseres had een naheffingsaanslag parkeerbelasting ontvangen op 26 mei 2020, omdat zij haar voertuig had geparkeerd zonder geldige parkeervergunning of parkeerkaartje zichtbaar achter de voorruit. Eiseres stelde dat zij in het bezit was van een gehandicaptenparkeerkaart, maar deze niet zichtbaar had geplaatst, omdat zij niet op de hoogte was van deze eis. De rechtbank oordeelde dat eiseres zich had moeten informeren over de geldende regels ter plaatse. De rechtbank verwees naar de Gemeentewet en de Verordening op de heffing en invordering van parkeerbelastingen 2020 van de gemeente Utrecht, waarin is bepaald dat de gehandicaptenparkeerkaart zichtbaar achter de voorruit moet worden geplaatst. De rechtbank concludeerde dat de naheffingsaanslag terecht was opgelegd en verklaarde het beroep ongegrond. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak werd openbaar gemaakt op rechtspraak.nl en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep binnen zes weken na verzending van de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 20/4719

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 19 april 2021 in de zaak tussen

[eiseres], te [woonplaats], eiseres,

en
de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking gemeenten & hoogheemraadschap Utrecht,verweerder.

Procesverloop

Verweerder heeft aan eiseres op 26 mei 2020 om 16:27 uur een naheffingsaanslag
parkeerbelasting met aanslagnummer [aanslagnummer] (de naheffingsaanslag) opgelegd ten
bedrage van € 67,53, wegens het parkeren met een auto, merk [merk]
kenteken [kenteken], op een zogenaamde gefiscaliseerde parkeerplaats, zonder dat de
verschuldigde parkeerbelasting was voldaan.
Bij uitspraak van 17 november 2020 heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen de bestreden uitspraak op bezwaar beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Partijen hebben er schriftelijk mee ingestemd om de zaak zonder zitting af te doen. De rechtbank heeft bepaald dat een zitting achterwege blijft en heeft het onderzoek gesloten op 19 april 2021

Overwegingen

1. De rechtbank gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden. De auto stond op 26 mei 2020 om 16:27 uur geparkeerd aan het Reykjavikplein te Utrecht zonder geldige parkeervergunning of een geldig parkeerkaartje zichtbaar achter de voorruit.
2. Eiseres voert aan dat zij beschikt over een gehandicaptenparkeerkaart. Zij wist niet dat deze zichtbaar achter de voorruit moest liggen. In haar woonplaats [woonplaats] en in Rotterdam geldt deze eis niet.
3. Verweerder voert aan dat van een bestuurder van een voertuig wordt verwacht zich vooraf en ter plaatse te informeren omtrent de geldende regels
4. In artikel 225, eerste lid, aanhef en onder a, van de Gemeentewet is bepaald dat in het kader van de parkeerregulering een belasting kan worden geheven ter zake van het parkeren van een voertuig op een bij de belastingverordening dan wel krachtens de belastingverordening in de daarin aangewezen gevallen door het college te bepalen plaats, tijdstip en wijze. In dit geval is dit geregeld in de Verordening op de heffing en invordering van parkeerbelastingen 2020 van de gemeente Utrecht (de verordening). Artikel 4 van deze verordening luidt als volgt:
“Artikel 4 Vrijstelling
De belasting als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel a, voor het parkeren van een voertuig op een parkeerapparatuurplaats wordt niet geheven van een houder van een geldige gehandicaptenparkeerkaart.
De vrijstelling is uitsluitend van toepassing indien de gehandicaptenparkeerkaart als bedoeld in het eerste lid met de daartoe bestemde zijde op een van buitenaf duidelijk zichtbare en leesbare plaats direct achter de voorruit van het voertuig is geplaatst.”
5. Tussen partijen is niet in geschil dat het voertuig stond geparkeerd op een plaats, waar op grond van de verordening parkeergeld was verschuldigd. Ook is niet in geschil dat de gehandicaptenparkeerkaart niet achter de voorruit was geplaatst.
5. De rechtbank is van oordeel dat verweerder terecht de naheffingsaanslag parkeerbelasting heeft opgelegd. De rechtbank heeft begrip voor de verwarring die bij eiseres kennelijk is ontstaan doordat het gebruik van een gehandicaptenkaart niet in alle gemeentes op dezelfde wijze is geregeld. Maar dat neemt niet weg dat zij zich moet informeren over de ter plaatse geldende regels. In dat verband wijst de rechtbank nog op de tekst op de door eiseres overgelegde gehandicaptenparkeerkaart die luidt: “ Zij moet bij gebruik aan de voorzijde van het voertuig op zodanige wijze worden aangebracht dat haar voorzijde duidelijk zichtbaar is voor controle.”
6. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K. de Meulder, rechter, in aanwezigheid van
mr. P.M.J.H. Muijlaert, griffier. De beslissing is uitgesproken op 19 april 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
de griffier is verhinderd om
de uitspraak te ondertekenen
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.