ECLI:NL:RBMNE:2021:1656

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
23 februari 2021
Publicatiedatum
22 april 2021
Zaaknummer
UTR 20/449
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens onbekende identiteit eiser

In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 23 februari 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure. Het beroep is ingesteld door mr. D.A.N. Bartels MRE namens een anonieme eiseres, [eiseres] B.V., tegen een uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking gemeenten & hoogheemraadschap Utrecht, die op 19 december 2019 was gedaan. De rechtbank heeft besloten om partijen niet uit te nodigen voor een zitting, omdat zij voldoende informatie had om zonder zitting uitspraak te doen.

De rechtbank overweegt dat het beroepschrift van Bartels niet voldoet aan de vereisten van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). In het beroepschrift is enkel vermeld dat het beroep is ingesteld namens een belanghebbende, zonder dat de identiteit van deze persoon is bekendgemaakt. De rechtbank wijst erop dat het vaste rechtspraak is dat de identiteit van degenen namens wie beroep wordt ingesteld, voor afloop van de beroepstermijn kenbaar moet zijn. In dit geval liep de beroepstermijn tot en met 30 januari 2020, maar Bartels heeft geen stukken overgelegd waaruit de identiteit van de eiseres blijkt.

Aangezien de identiteit van de eiseres niet binnen de beroepstermijn bekend was, is het beroep niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een vergoeding van de proceskosten. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om een verzetschrift in te dienen als zij het niet eens zijn met de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 20/449

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 23 februari 2021 in de zaak tussen

[eiseres] B.V. , te [gemeente] , eiseres,

(beweerlijk gemachtigde: mr. D.A.N. Bartels MRE),
en
de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking gemeenten & hoogheemraadschap Utrecht,verweerder,
(gemachtigde: A.J. van Griethuijsen).

Procesverloop

Mr. D.A.N. Bartels MRE (Bartels) heeft beweerdelijk namens [eiseres] B.V.
beroep ingesteld tegen een uitspraak op bezwaar van verweerder van 19 december 2019.

Overwegingen

1. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat de rechtbank vindt dat zij voldoende informatie heeft om zonder zitting uitspraak te doen. Hieronder legt de rechtbank dat verder uit.
2. In het beroepschrift heeft Bartels, volstaan met de vermelding dat het beroep is ingesteld namens belanghebbende met daarbij de opmerking dat de gemeente anoniem uitspraak heeft gedaan, zonder de gegevens van de persoon namens wie hij beroep instelt te vermelden. Het is vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) dat de artikelen 6:5 en 6:6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) er niet toe strekken om het mogelijk te maken beroep in te stellen namens nog onbekende personen. De in artikel 8:1, in samenhang met de artikelen 6:7 en 6:11 van de Awb, neergelegde regeling met betrekking tot de beroepstermijn brengt met zich dat de identiteit van degenen namens wie beroep wordt ingesteld, voor afloop van de beroepstermijn kenbaar moet zijn. Deze rechtspraak is ook van toepassing in het belastingrecht.
3. In dit geval liep de beroepstermijn tot en met 30 januari 2020. Bartels heeft binnen die termijn geen stukken overgelegd waaruit de identiteit van degene namens wie hij beroep heeft ingesteld blijkt, zoals een machtiging met daarop de gegevens van eiseres. Voor zover Bartels meent dat die identiteit blijkt uit de stukken uit de bezwaarprocedure die verweerder heeft overgelegd, geldt dat verweerder die stukken pas na het verstrijken van de beroepstermijn aan de rechtbank heeft gestuurd. De identiteit van eiseres was dus niet binnen de beroepstermijn bekend. Het is eveneens vaste rechtspraak van de Afdeling dat een dergelijk verzuim zich niet leent voor herstel. Dat betekent dat het beroep niet-ontvankelijk is.
4. Het beroep is kennelijk niet-ontvankelijk (artikel 8:54 Awb). Daarom zal het beroep niet inhoudelijk worden behandeld.
5. Voor een vergoeding van de proceskosten is geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.C. Stijnen, rechter, in aanwezigheid van O. Asafiati, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 23 februari 2021.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.