ECLI:NL:RBMNE:2021:1654

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
13 januari 2021
Publicatiedatum
22 april 2021
Zaaknummer
UTR 20/3659
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op vergunningaanvraag door gemeente Weesp

In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, gedateerd 13 januari 2021, wordt het beroep van eiser behandeld tegen het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Weesp. Eiser heeft een aanvraag ingediend op 16 januari 2020, maar het bestuursorgaan heeft niet tijdig beslist. De rechtbank stelt vast dat de uniforme openbare voorbereidingsprocedure (uov) van toepassing is, zoals geregeld in de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Eiser heeft verweerder op 21 september 2020 in gebreke gesteld, maar er is sindsdien geen besluit genomen.

De rechtbank overweegt dat, volgens de Awb, als een bestuursorgaan niet op tijd beslist, de betrokkene in beroep kan gaan. De rechtbank heeft besloten dat het beroep kennelijk gegrond is, omdat de beslistermijn van zes maanden is overschreden. De rechtbank legt uit dat verweerder een dwangsom moet betalen voor elke dag dat het in gebreke is, met een maximum van 42 dagen. Aangezien er al 42 dagen zijn verstreken, wordt de dwangsom vastgesteld op het maximale bedrag van € 1.442,-.

Daarnaast moet verweerder binnen twee weken na de uitspraak alsnog een besluit nemen. De rechtbank bepaalt ook dat verweerder een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag dat de beslistermijn nog wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. Eiser heeft recht op een vergoeding van de proceskosten, die door verweerder moet worden betaald. De rechtbank kent een bedrag van € 262,50,- toe aan eiser voor de gemaakte proceskosten. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn geïnformeerd over hun recht om in verzet te gaan tegen deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 20/3659

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 13 januari 2021 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser,

(gemachtigde: mr. Gideonse),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Weesp, verweerder,

(gemachtigde: M. Luttik).

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep van eiser omdat verweerder niet op tijd heeft beslist op zijn aanvraag. De uniforme openbare voorbereidingsprocedure (uov) als bedoeld in afdeling 3.4 van de Awb is hier van toepassing.

Overwegingen

1. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is. Hieronder legt de rechtbank dat verder uit.
2. Als een bestuursorgaan niet op tijd beslist op een aanvraag of bezwaarschrift kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Wel moet de betrokkene dan eerst een ‘ingebrekestelling’ aan het bestuursorgaan sturen. Dat wil zeggen dat de betrokkene per brief aan het bestuursorgaan moet laten weten dat er binnen twee weken alsnog beslist moet worden op zijn aanvraag of bezwaar. Dit staat (onder andere) in de artikelen 6:2, 6:12 en 7:1 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
3. Eiser heeft zijn aanvraag ingediend op 16 januari 2020. De uitgebreide procedure is van toepassing op deze aanvraag. Uit het bepaalde in artikel 3.10, eerste lid, onder a, van de Wabo in samenhang met artikel 3:18, eerste lid, van de Awb geldt voor de vergunningaanvraag een beslistermijn van zes maanden. Verweerder had dus uiterlijk op 16 juli 2020 moeten beslissen. De rechtbank stelt vast dat de termijn waarbinnen verweerder moet beslissen voorbij is. De rechtbank stelt verder vast dat eiser verweerder op 21 september 2020 in gebreke heeft gesteld en dat sindsdien twee weken voorbij zijn gegaan.
4. Het beroep is kennelijk gegrond. (artikel 8:54 van de Awb).
5. In artikel 4:17 van de Awb staat dat als een bestuursorgaan niet op tijd een besluit neemt, het bestuursorgaan een dwangsom moet betalen voor elke dag dat het in gebreke is, voor maximaal 42 dagen. De dwangsom bedraagt de eerste veertien dagen € 23,- per dag, de daaropvolgende veertien dagen € 35,- per dag en de overige dagen € 45,- per dag. Het bestuursorgaan stelt de dwangsom vast binnen twee weken na de laatste dag waarover de dwangsom betaald moet worden (artikel 4:18, lid 1, Awb).
6. Omdat er inmiddels al 42 dagen zijn verstreken sinds verweerder in gebreke is, stelt de rechtbank de dwangsom vast op het maximale bedrag, € 1.442,-.
7. Omdat verweerder nog geen (nieuw) besluit heeft genomen bepaalt de rechtbank dat verweerder dit alsnog moet doen. Verweerder moet dit doen binnen twee weken na het verzenden van deze uitspraak (artikel 8:55d, lid 1, Awb).
8. De rechtbank bepaalt dat verweerder een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee de beslistermijn nu nog wordt overschreden door verweerder. Daarbij geldt wel een maximum van € 15.000,-.
9. Dat betekent ook dat eiser een vergoeding krijgt voor de proceskosten die hij heeft gemaakt. Verweerder moet dit betalen. Volgens het Besluit proceskosten bestuursrecht is dit een vast bedrag omdat eiser een professionele (juridische) hulpverlener heeft ingeschakeld om voor hem een beroepschrift in te dienen. Omdat de zaak alleen gaat over de vraag of de beslistermijn is overschreden wordt een lager bedrag toegekend (wegingsfactor 0,5). Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden. Toegekend wordt € 262,50,-.
10. Omdat het beroep gegrond is moet verweerder het griffierecht aan eiser betalen.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
-vernietigt het, met een besluit gelijk te stellen, niet tijdig nemen van een besluit;
- stelt de door verweerder te betalen dwangsom vast op € 1.442,-;
- draagt verweerder op binnen twee weken na de dag van verzending van deze uitspraak alsnog een besluit bekend te maken;
- bepaalt dat verweerder aan eiser een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-;
- bepaalt dat verweerder het griffierecht dat eiser heeft betaald moet betalen;
- veroordeelt verweerder tot betaling van € 262,50,- aan proceskosten. Verweerder moet dit bedrag betalen aan eiser.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.C. Stijnen rechter, in aanwezigheid van O. Asafiati griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 13 januari 2021.
de griffier de rechter
Afschrift verzonden of digitaal ter beschikking gesteld aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.